Brief regering : Geannoteerde agenda voor de inzet tijdens IMF jaarvergadering op 15 oktober 2020
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2020
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
tijdens de IMF jaarvergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 15 oktober.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) 15 oktober 2020.
1. Algemene inleiding
In verband met COVID-19 zal de jaarvergadering in Washington D.C. virtueel worden
gehouden in afgeslankte vorm. Op donderdag 15 oktober, ter gelegenheid van de jaarvergadering
van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vindt er een videoconferentie van het
International Monetary and Financial Committee (IMFC) plaats. De Ministers van Financiën van het Koninkrijk der Nederlanden en het
Koninkrijk België nemen deel aan het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar
vertegenwoordigt Nederland de kiesgroep in het IMFC. Het IMFC is het hoogste politieke
orgaan van het IMF, waarin alle Ministers van Financiën deelnemen. Onderwerpen op
de agenda zijn onder andere de mondiale financieel-economische situatie, een update
van de COVID-19 respons van het IMF en schuldhoudbaarheid. De DG-conclusies gelden
als inzet van het Koninkrijk tijdens de IMF/WB jaarvergadering.
2. Mondiale financieel-economische situatie / Economische impact COVID-19
Mondiale financieel-economische situatie
Zoals bekend heeft COVID-19 naast de humanitaire en medische gevolgen aanzienlijke
economische effecten. Het IMF voorziet voor 2020 een historische krimp van het mondiale
bbp van 4,9%, gevolgd door een herstel van 5,4% in 2021. Dit is een neerwaartse bijstelling
van 1,9% voor 2020 en 0,4% voor 2021 ten opzichte van de raming uit april. Ondanks
deze negatieve bijstelling in juni zijn de vooruitzichten voor de mondiale economie
de laatste maanden wat minder somber geworden. De sterke beleidsrespons van overheden,
centrale banken en internationale financiële instellingen heeft een verdere negatieve
impact op de economie beperkt. De verkrapping van de financiële condities, waaronder
een grote kapitaaluitstroom uit opkomende economieën, is tot een halt gekomen. Landen
met goede fundamenten krijgen weer toegang tot internationale kapitaalmarkten. Alhoewel
het dieptepunt van de coronacrisis voorbij lijkt, is een volledig herstel nog een
langdurig proces waarbij het nog enkele jaren kan duren voordat economieën zich weer
op het niveau van voor de coronacrisis bevinden. Het verloop van de stabilisatiefase
en herstel zijn bovendien zeer afhankelijk van onzekere factoren zoals de verdere
verspreiding van het virus, medische ontwikkelingen waaronder een vaccin, maar ook
de impact hiervan op consumptie en investeringen.
Achter de geleidelijke stabilisatie van de wereldeconomie gaan veel regionale verschillen
schuil. Ontwikkelde economieën ervaarden een forse krimp tijdens het hoogtepunt van
de lockdowns in maart en april. De economie in de eurozone kromp in het tweede kwartaal
met 12% op kwartaal basis en in de Verenigde Staten met 9 procent. Sinds het einde
van de harde lockdown wijzen korte termijn indicatoren op economisch herstel waarbij
sectoren die minder contactgebonden zijn, zoals de industrie, sneller herstellen dan
de meer contactintensieve dienstensector. Daarbij is er sprake van verschillen tussen
de ontwikkelde economieën. Economieën met een groter aandeel van contactgevoelige
sectoren zoals toerisme of horeca worden zwaarder geraakt en herstellen naar verwachting
ook trager. Daarnaast loopt de beleidsruimte die landen beschikbaar hebben om het
herstel te ondersteunen uiteen. Tevens is nog onduidelijk wat de economische gevolgen
van de recente oploop van de besmettingen zal zijn.
Voor opkomende economieën en lage inkomenslanden is het beeld eveneens diffuus. China,
dat als eerste werd getroffen door het virus, laat na een krimp van 10% bbp in het
eerste kwartaal een relatief snel herstel zien met een bbp groei van 12% in het tweede
kwartaal. In veel andere opkomende economieën en lage inkomenslanden is de verspreiding
van het virus later begonnen en veel van deze landen zijn nog stevige maatregelen
aanwezig om de besmettingen onder controle te krijgen. Daarnaast kennen deze economieën
vaak een grote informele sector waardoor ze gevoeliger zijn voor contactbeperkingen
en het lastiger is om huishoudens en bedrijven met steunmaatregelen te bereiken. De
beperkte sociale vangnetten in deze landen zorgen voor een grotere maatschappelijke
impact dan in ontwikkelde economieën. De krimp in enkele grote opkomende economieën
was dan ook aanzienlijk en bedroeg op kwartaalbasis bijvoorbeeld 23% in India, 17%
in Zuid-Afrika en 10% in Brazilië. Ook landen met relatief weinig infecties, zoals
sommige lage inkomenslanden en kleine eilandstaten, worden geconfronteerd met economische
teruggang als gevolg van dalende toerisme- of grondstofinkomsten en remittances.
Beleidsmaatregelen
Mondiaal zijn diverse maatregelen genomen om landen die zwaar worden geraakt door
COVID-19 te ondersteunen en de economische impact te beperken. Overheden hebben een
sterke beleidsrespons ingezet waarbij ruim USD 11 biljoen aan maatregelen is genomen
o.a. gericht op de gezondheidszorg, het versterken van sociale vangnetten en ondersteunen
van sectoren.1 Ook monetaire verruiming heeft bijgedragen aan het mitigeren van de effecten van
COVID-19.
Om in de urgente financieringsproblematiek te voorzien heeft het IMF, naast regionale
liquiditeits- en herstelmaatregelen, aan veel opkomende en lage inkomenslanden noodliquiditeit
verstrekt. Sinds de uitbraak van de COVID-19 crisis heeft het IMF aan 80 landen circa
USD 88 mld. financiële steun verstrekt via noodfinanciering en reguliere programma’s2. Voor de armste landen zijn officiële crediteuren bovendien een schuldendienstmoratorium
overeengekomen. Het is momenteel nog onzeker hoe groot de economische schade zal zijn
en of deze landen na het verloop van de tijdelijke maatregelen weer zelfstandig externe
financiering kunnen verkrijgen. In opkomende economieën en lage inkomenslanden die
voor COVID-19 al kampten met hoge publieke schuldniveaus kan de schuld door de schok
onhoudbaar worden en kan schuldherstructurering noodzakelijk zijn.
De coronacrisis toont het belang van schokbestendigheid en weerbaarheid van economieën.
Het Koninkrijk onderstreept daarom de noodzaak dat steun aan landen gepaard gaat met
inspanningen die de weerbaarheid van nationale economieën vergroten en het groeipotentieel
op de lange termijn versterken. Zo kunnen opkomende economieën stappen zetten om de
hun verdiencapaciteit te diversifiëren en arbeidsmarktmaatregelen nemen die een verschuiving
werkgelegenheid van de informele naar de formele sector ondersteunen. Het is belangrijk
dat landen zich hierbij ook voorbereiden op andere lange termijn uitdagingen zoals
klimaatverandering. Het herstel dient daarom duurzaam te worden vormgegeven door bijvoorbeeld
de afhankelijkheid van olie-inkomsten te reduceren en te investeren in klimaatadaptie.
Naast het verhogen van lange termijn schokbestendigheid zullen landen op korte termijn
keuzes moeten maken over hoe ze de economie in de stabilisatie- en herstelfase optimaal
kunnen ondersteunen. Hierbij dient een zorgvuldige afweging te worden gemaakt tussen
het afbouwen van steunmaatregelen en het blijven ondersteunen van levensvatbare bedrijven.
Enerzijds kan het in stand houden van steunmaatregelen de noodzakelijke herallocatie
uit sectoren die permanent zullen krimpen vertragen. Anderzijds kan een te snelle
afbouw van deze maatregelen betekenen dat levensvatbare bedrijven failliet gaan waardoor
bedrijfsspecifieke kennis verloren gaat en de werkloosheid en vraaguitval verder oploopt.
Hierbij geldt bovendien dat de onzekerheid over het verloop van het virus groot is
waardoor het lastiger is de mate van benodigde herallocatie en de levensvatbaarheid
van bedrijven vast te stellen. Het Koninkrijk zal daarom het IMF vragen specifiek
aandacht te besteden aan hoe landen om moeten gaan met deze onzekerheid en de divergentie
in het herstel tussen sectoren.
Tenslotte is het juist in deze tijd van belang dat landen goede multilaterale randvoorwaarden
creëren voor duurzame mondiale groei. Onder andere door hernieuwde samenwerking om
de multilaterale regels voor wereldhandel te moderniseren en daarbij een gelijk speelveld
te garanderen, kan het herstel van de wereldhandelsgroei ondersteunen en bijdragen
aan de schokbestendigheid van mondiale waardeketens. Gezamenlijke investeringen in
de ontwikkeling en productie van vaccins zodat deze snel voor een groot deel van de
wereldbevolking beschikbaar kunnen komen.
3. Update respons IMF COVID-19
Het IMF heeft krachtig gereageerd op de uitbraak van de COVID-19 crisis.
Om het IMF-instrumentarium beter aan te laten sluiten bij de vraag van lage inkomenslanden
en opkomende economieën bij de aanvang van de crisis, heeft het IMF tijdens de voorjaarsvergadering
een breed pakket aan maatregelen aangekondigd. De toegangslimieten voor noodfinanciering
zijn voor een periode van 6 maanden verhoogd om aan de urgente financieringsbehoefte
van landen te voldoen. De Short-term Liquidity Line is ingevoerd om opkomende economieën met sterke economische fundamenten en een grote
liquiditeitsbehoefte van een tijdelijke kredietlijn te voorzien. Daarnaast zijn 28
landen met een laag BBP per capita ondersteund door een kwijtschelding van de schuldendienst
aan het IMF via de Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT).3 In totaal heeft het IMF begin oktober ongeveer USD 270 mld. van haar beschikbare
USD 1.000 mld. uitgeleend.
In de eerste fase van de crisis heeft het IMF aan 70 landen noodsteun verstrekt. Nu
de eerste fase van de crisis voorbij is en landen van urgente liquiditeitssteun zijn
voorzien, wordt voor de vervolgfase een aanvullend beroep op het IMF via reguliere
programma’s verwacht. Bij programma’s in deze fase zal een balans moeten worden gevonden
tussen de specifieke gevolgen en omstandigheden van de COVID-19 crisis en de kwetsbaarheden
en hoge publieke schulden die voor de crisis reeds bestonden.
Aanpassing IMF-instrumentarium en appreciatie
i. Landen voorzien in financieringsbehoefte
Het IMF kan met USD 1.000 mld. leencapaciteit landen ondersteunen die onder andere
gevolgen ondervinden van de uitbraak van COVID-19. Daarvan is USD 100 mld. tijdelijk
beschikbaar om landen van noodliquiditeit te kunnen voorzien zonder een volledig IMF-programma
met bijbehorende conditionaliteiten. Voor lage inkomenslanden heeft het IMF daarbinnen
USD 20 mld. beschikbaar via de Rapid Credit Facility (RCF). Voor de overige landen heeft het IMF USD 80 mld. beschikbaar, via het zogeheten
Rapid Financing Instrument (RFI). Gezien de omvang van de COVID-19 schok op een groot aantal landen stelt het
IMF het volgende voor:
• Het verlengen van de verhoging van de beschikbare middelen via de hierboven genoemde
RCF en RFI met een half jaar; hierdoor blijft jaarlijks 100% quota beschikbaar voor
noodfinanciering, en cumulatief 150%.
• Het aanpassen van IMF programma’s specifiek voor landen die een significante schok
ondervinden door de COVID-19 crisis, maar geen onderliggende kwetsbaarheden hadden,
zoals problemen met schuldhoudbaarheid, voorafgaand aan de crisis. Er wordt aan een
aantal specifieke modaliteiten gedacht zoals het afstemmen van de structurele hervormingen
in een programma op onder meer 1) in hoeverre de COVID-19 schok permanente effecten
heeft, 2) het effect van hervormingen op het herstelpad, en 3) de institutionele capaciteit.
Daarnaast zou de terugbetaaltermijn kunnen worden verlengd. Een dergelijke aanpassing
van modaliteiten zou alleen voor de COVID-19 crisis gelden en tijdelijk zijn. Het
IMF beziet daarnaast of het leeninstrumentarium voldoende aansluit bij de situatie
van kleine opkomende landen die onevenredig hard worden geraakt door de COVID-19 schok.
• Activatie van de New Arrangements to Borrow (NAB). De middelen van het IMF voor financiële steunprogramma’s bestaan voor het
grootste deel uit permanente quota-middelen, die zijn ingelegd door alle 189 IMF-leden.
Daarnaast maakt het IMF gebruik van tijdelijke geleende middelen waaraan een deel
van het lidmaatschap vrijwillig bijdraagt: de New Arrangements to Borrow (NAB) en de Bilateral Loan Agreements (BBA). Pas wanneer de quota-middelen niet toereikend zijn, kan de tweede verdedigingslinie
van NAB-middelen geactiveerd en gebruikt worden. In de NAB-overeenkomst is bepaald
dat de NAB alleen geactiveerd mag worden wanneer de quota-middelen minus de prudentiële
reserves onder de SDR 100 mld. zijn gedaald. Daarnaast is opgenomen dat NAB-crediteuren,
die 85% van de NAB-middelen vertegenwoordigen, moeten instemmen met activatie. De
NAB is sinds 2016 niet meer geactiveerd.
Appreciatie koninkrijk
Aangezien de crisis nog steeds omvangrijk en acuut is, is het Koninkrijk voorstander
van het verlengen met zes maanden van de verhoging van de beschikbare middelen via
de RCF en het RFI. Een aantal landen is nog met het IMF in overleg over een programma
met noodliquiditeit.
Het is belangrijk dat het IMF haar leden goed kan bedienen in de verschillende fases
van de crisis. Het brede instrumentarium van het IMF dient daarom flexibel te worden
ingezet om in te spelen op de specifieke noden van opkomende landen. Het Koninkrijk
vindt het belangrijk dat het leeninstrumentarium aansluit bij de behoeften van het
lidmaatschap. Deze crisis vergt een gerichte aanpak om landen die specifiek door COVID-19
worden geraakt te ondersteunen. Het Koninkrijk zal daarbij het belang benadrukken
van groeibevorderende hervormingen aangezien deze bijdragen aan herallocatie en een
sterker herstel uit de crisis. Bij een eventuele aanpassing van het instrumentarium
zal het Koninkrijk erop inzetten dat dit tijdelijk is en zal gelden voor landen die
geen fundamentele kwetsbaarheden kenden voorafgaand aan de crisis die bijv. het groeivermogen
van een land beperken. De eventuele aanpassing van programma’s zou binnen de totale
omvang van het IMF vallen en daarmee geen gevolgen hebben voor de Nederlandse begroting.
Om landen te voorzien in financiering staat het IMF klaar met USD 1.000 miljard leencapaciteit
die verdeeld is over drie linies. Mocht de eerste linie van de leencapaciteit, de
quota-middelen, niet toereikend zijn, staat het Koninkrijk klaar de NAB te activeren.
ii. Steun aan lage inkomenslanden
Omdat de COVID-19 crisis met name ook de lage inkomenslanden hard raakt, roept het
IMF op om de bestaande faciliteiten voor deze landen aan te vullen. Daarbij zet het
IMF zich in om de donorbasis te verbreden.
• COVID-19 leidt tot een significante stijging in de vraag naar programma’s voor lage-inkomenslanden.
Het IMF roept donoren op om de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) verder aan
te vullen. PRGT-programma’s »zijn gericht op lage-inkomenslanden en worden gefinancierd
uit leningen van donoren (via de zogenaamde loan account), aangevuld met een rentesubsidie die gefinancierd wordt uit het rendement op giften
en concessionele leningen (via de zogenaamde subsidy account). De loan account van de PRGT is gevuld met middelen van 15 donorlanden waaronder Nederland4.
• Het IMF roept daarnaast op tot het verder aanvullen van de Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT). Dit is een faciliteit voor de armste landen, de zogeheten International Development
Association (IDA) landen en kleine landen met minder dan1,5 mln. inwoners en minder
dan twee keer de IDA-inkomensgrens hebben, waarmee aflossingen van IMF-leningen kunnen
worden kwijtgescholden.
Appreciatie Koninkrijk
Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat de PRGT voldoende middelen heeft om de meest
kwetsbare landen te kunnen ondersteunen en heeft met SDR 500 mln. een aanvulling van
de loan account gedaan5. De aanvulling van middelen in de loan account is door De Nederlandsche Bank beschikbaar gesteld onder garantstelling van het Ministerie
van Financiën. Het Koninkrijk beziet of een bijdrage aan het subsidy account kan worden gedaan via de BHOS-begroting.
Daarnaast steunt het Koninkrijk het initiatief om de CCRT aan te vullen zodat schuldverlichting
kan plaatsvinden bij de armste landen. Deze landen kunnen de vrijgevallen middelen
gebruiken voor binnenlandse crisisbestrijding. Het Koninkrijk heeft hieraan een bijdrage
van EUR 25 mln. geleverd via de BHOS begroting, waarvan EUR 15 mln. reeds is betaald.
Een tweede betaling van EUR 10 mln. volgt in 2021.
4. Mondiale publieke schulden
Schuldenproblematiek
Al geruime tijd staan zorgen over oplopende schulden in opkomende economieën en lage
inkomenslanden hoog op de internationale agenda. In veel van deze landen was voor
COVID-19 al een reëel risico ontstaan op een onhoudbare schuld, of was de schuld reeds
onhoudbaar. De economische schok van COVID-19 heeft naast het teweegbrengen van een
liquiditeitsschok ook de schuldhoudbaarheid voor veel landen verder onder druk gezet.
Om in de liquiditeitsbehoefte van lage inkomenslanden te kunnen voorzien zijn verschillende
maatregelen genomen door het IMF, de Wereldbank en de G20. Zo is uitstel van schuldendienstbetalingen
gegeven op officiële bilaterale leningen door de Club van Parijs en de G20. Dit betalingsmoratorium
voor lage inkomenslanden (Debt Service Suspension Initiative, DSSI) heeft verlichting gebracht in de afgelopen maanden en verlenging ervan wordt
internationaal besproken tijdens de jaarvergadering.
Hoewel markttoegang zich heeft hersteld voor landen met sterke fundamenten, zal voor
een deel van de opkomende economieën en lage inkomenslanden toegang tot financiering
beperkt blijven en zal betalingsuitstel op de bestaande schulden mogelijk niet voldoende
zijn voor volledig economisch herstel. Voor een aantal landen zal een meer veelomvattende
herstructurering, inclusief reductie van de schuld, noodzakelijk zijn. Een complicerende
factor is de diverse groep van crediteuren die betrokken is bij het adresseren van
de schuldenproblematiek. Een gelijke verdeling van lasten tussen crediteuren is en
blijft essentieel voor het Koninkrijk. Crediteuren en debiteuren staan voor gezamenlijke
taak om tijdig en toereikend schuldhoudbaarheidsproblemen te adresseren.
Schuldentransparantie
Voor het Koninkrijk blijft transparantie in de hoogte en samenstelling van schulden
prioriteit, des te meer wanneer herstructering nodig is om schulden terug te brengen
naar houdbare niveaus. Wanneer schulden niet inzichtelijk zijn, is de kans op schokken
groter. Bovendien staat informatie-asymmetrie die het gevolg is van een gebrek aan
transparantie gerichte en duurzame oplossingen voor schuldenproblematiek in de weg.
Het DSSI heeft bijgedragen aan transparantie door de coördinatie die is gecreëerd
en de afspraken die zijn gemaakt over het openbaar maken van data. Het Koninkrijk
acht het van belang dat dit wordt voortgezet wanneer verdere stappen worden gezet
op het vlak van schuldverlichting. Transparantie over alle publieke schuldinstrumenten,
inclusief garanties, en door zowel crediteuren, debiteuren als internationale financiële
instellingen is van groot belang, met daarbij oog voor de complexiteit en uitdagingen
van goed schuldmanagement en schuldrapportage. Nederland geeft steun aan de Debt Management Facility, Data for Decisions en het Sovereign Debt Forum (SDF) om dit doel te ondersteunen.
De rol van het IMF
Nederland verwelkomt het werk dat het IMF doet en de adviserende rol die het speelt
in de trajecten om schuldhoudbaarheid te adresseren. Onder andere zal in het komende
jaar het raamwerk voor Lending into Arrears worden herzien, waardoor meer duidelijkheid wordt verschaft over welke lenende partijen
worden gezien als officiële crediteur en als zodanig betrokken dienen te zijn bij
herstructureringen. Daarnaast wordt de herziening Debt Limits Policy, het raamwerk op basis waarvan eventuele schuldlimieten worden opgesteld in een IMF-programma,
eind dit jaar afgerond. Daarnaast evalueert het IMF dit jaar haar raamwerk voor schuldhoudbaarheidsanalyse
voor landen met markttoegang. Een schuldhoudbaarheidsanalyse vergt een zorgvuldige
beoordeling van IMF staff. De uitkomsten van deze schuldhoudbaarheidsanalyse bepalen
mede of het IMF mag lenen aan de lidstaat dat een programma-aanvraag doet.
5. IMF programma’s
Argentinië
Argentinië heeft na het pauzeren van het vorige IMF programma in augustus een verzoek
gedaan voor een nieuw IMF programma. Voorwaarde voor een nieuw programma is een houdbare
schuld. Het IMF heeft na de missie in februari 2020 aangegeven dat de Argentijnse
schuld niet met een hoge waarschijnlijkheid houdbaar was en dat een herstructurering
voorwaarde zou zijn voor een nieuw programma.
In augustus heeft Argentinië een akkoord bereikt met haar grootste private crediteuren
over USD 65 mld. aan uitstaande schuld. Het onderhandelingsakkoord houdt in dat van
iedere dollar aan schuld, 55 cent wordt terugbetaald aan private crediteuren. IMF
staff zal nu gesprekken met Argentinië voeren over een programma. Het Koninkrijk blijft
Argentinië nauwgezet volgen en onderschrijft het belang van het realiseren van een
houdbare schuld en de voortgang van het IMF-programma.
Oekraïne
Afgelopen juni heeft het IMF een nieuw, 18-maanden Stand-by Arrangement (SBA) programma
voor Oekraïne aangekondigd van USD 5 mld. Het nieuwe programma is nodig om de effecten
van de COVID-19 crisis te mitigeren en de herfinancieringsopgave van het land te kunnen
voldoen. Het programma legt de nadruk op vier prioriteiten: 1) mitigatie van de economische
impact van de COVID-19 crisis; 2) borgen van onafhankelijkheid van de centrale bank,
met daarbij een flexibel wisselkoersregime; 3) verzekeren van financiële stabiliteit,
en 4) versterken van belangrijke governance en anti-corruptie maatregelen. Het programma
is in juni ter goedkeuring aan de IMF-board worden voorgelegd.
De eerste tranche van USD 2,1 mld. is in juni uitgekeerd, nadat Oekraïne aan de prior actions heeft voldaan. Zo is in een aanvullende begroting de schok aan de ontvangstenkant
geaccommodeerd en begrotingsruimte vrijgemaakt voor urgente uitgaven, zoals aan de
gezondheidszorg. Daarnaast is wetgeving aangenomen op het gebied van bankenresolutie
om zo financiële stabiliteit te bevorderen. Verder is het anti-witwasraamwerk versterkt met aanpassing in de wetgeving waarmee het aan FATF standaarden
voldoet.
In juli heeft de gouverneur van de National Bank of Ukraine (NBU) Yakiv Smoliy ontslag genomen, naar eigen zeggen vanwege politieke druk op de
NBU. Diverse internationale instellingen, waaronder het IMF, de EU en G7, hebben zorgen
geuit over de druk die wordt uitgeoefend op de centrale bank. Daarbij is het belang
van onafhankelijkheid van de NBU voor investeringen en inclusieve groei onderstreept,
ook als onderdeel van het IMF-programma. Kyrylo Shevchenko is op 16 juli benoemd als
gouverneur van de NBU door het Oekraïense parlement.
6. IMF beleid
Comprehensive Surveillance Review
Het IMF overziet het internationale monetaire en financiële systeem en monitort het
economische en financiële beleid van de 189 leden. Op alle drie niveaus van toezicht
(multilateraal, regionaal, nationaal) identificeert het IMF mogelijke risico’s en
doet aanbevelingen om economische groei en financieel-economische stabiliteit te bevorderen.
Eens in de vijf jaar wordt het surveillance raamwerk van het IMF herzien en waar nodig
aangepast, via de zogenaamde Comprehensive Surveillance Review (CSR). Deze herziening is vooralsnog opgeschort en zal op een later moment worden
hervat om zo ook lessen uit de huidige crisis mee te kunnen nemen. Hetzelfde geldt
voor de herziening van het Financial Sector Assessment Program (FSAP).
Klimaat
Het Koninkrijk steunt de klimaatagenda van het IMF en de verdere uitbreiding daarvan.
Klimaatverandering is een risico voor de (mondiale) economische groei en financieel-economische
stabiliteit. Daarom is het voor het hele lidmaatschap van het Fonds van belang dat
het IMF op dit vraagstuk haar middelen inzet en rol verder ontwikkelt. Het Koninkrijk
zal het belang van een duurzaam en klimaatbewust herstel uit de COVID-19 crisis benadrukken.
Het IMF is welgeplaatst om macro-economische en financieel-economische risico’s van
klimaatverandering te identificeren en onderstrepen. Het IMF geeft onder andere advies
op bilateraal en multilateraal niveau over mitigatie en adaptatie. Het Koninkrijk
is voorstander voor de integratie van deze risico’s en trends in de bestaande bilaterale
en multilaterale surveillance, zoals het Fonds bijvoorbeeld al voor eilandstaten heeft gedaan. In de aankomende Comprehensive Surveillance Review zal worden besproken hoe ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, in het surveillanceraamwerk
kunnen worden opgenomen. Een voorbeeld is de analyse van fiscale maatregelen om de
uitstoot van CO2 te beperken in de Fiscal Monitor 2019. Ook zou in de toekomst het IMF klimaatrisico’s een integraal onderdeel van
haar bilaterale Financial Sector Assessment Programs (FSAP) kunnen maken, door o.a. de risico’s van de energietransitie voor de financiële
sector in kaart te brengen. Dit wordt besproken als onderdeel van de lopende FSAP
Review.
In de bredere agenda van het IMF wordt ook meer aandacht besteed aan de macro-economische
gevolgen van klimaatverandering en de mogelijke beleidsoplossingen daarvoor. Daarbij
is het van belang dat beleid zich niet alleen richt op de mitigatie van de gevolgen
van klimaatverandering of de verbetering van de klimaat-schokweerbaarheid van het
financiële systeem, maar ook de verlaging van de broeikasuitstoot. Het Fonds heeft
bijvoorbeeld in de Fiscal Monitor 2019 berekeningen gemaakt welke jaarlijkse investering nodig is voor de transitie
naar een wereldwijde groene economie6. Het Koninkrijk ziet in de huidige COVID-19 crisis klimaatbewuste steunpakketten
als een kans om de verduurzaming van de (wereld)economie te bevorderen. Het IMF ziet
bijvoorbeeld in de COVID-19 crisis mogelijkheden om de afbouw van brandstofsubsidies
te versnellen. Het IMF kan hier door middel van het verlenen van technisch advies
een belangrijke rol spelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.