Brief regering : Antwoord op vragen van het lid Van Raan, gesteld tijdens het notaoverleg van 28 mei 2020, over zandsuppleties in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee
29 684 Waddenzeebeleid
32 849 Mijnbouw
Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 augustus 2020
Tijdens het notaoverleg van 27 mei 2020 Mijnbouw Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 769) heeft het lid Van Raan (PvdD) mij een aantal vragen gesteld over zandsuppleties
in relatie tot de delfstoffenwinning onder de Waddenzee. Deze brief geeft invulling
aan mijn toezegging om op deze vragen terug te komen.
Waarom zandsuppleties?
Rijkswaterstaat voert zandsuppleties uit om de (natuurlijke) erosie van de kustlijn
tegen te gaan. Dit wordt gedaan om landinwaartse verplaatsing van de kustlijn in Nederland
te voorkomen en daarmee de veiligheid tegen overstroming te waarborgen. Ook heeft
het kustbeleid (o.a. Deltaprogramma, Nationaal Waterplan II) als doel om het kustfundament
duurzaam in evenwicht te houden met de zeespiegelstijging. Met dit beleid worden ook
diverse andere functies langs de kust in stand gehouden. Deze doelstellingen worden
gerealiseerd door het uitvoeren van zandsuppleties.
De Waddenzee en zandsuppleties
Het meegroeien van de Waddenzee met de stijgende zeespiegel is een autonome respons
van het dynamisch systeem van de Waddenzee. Het meegroeien van de Waddenzee onttrekt
zand aan de zandvoorraad van de kusten van de Waddeneilanden wat zorgt voor een achteruitgang
van de kustlijn. Met zandsuppleties wordt de zandvoorraad van de kust op orde gehouden
en achteruitgang van de kustlijn voorkomen. Er vinden daarom reguliere zandsuppleties
plaats ongeacht of er sprake is van gaswinning onder de Waddenzee. Door de gaswinning
onder de Waddenzee en de daardoor veroorzaakte bodemdaling (tijdens en na productie)
ontstaat er vanuit de morfologische dynamiek van de Waddenzee een extra vraag naar
zand. Dit heeft tot gevolg dat de kusten van de Waddeneilanden sneller eroderen en
er extra suppleties nodig zijn om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen
handhaven.
Hoe vindt zandsuppletie plaats?
Rijkswaterstaat voert zandsuppleties uit. Deze handhaving van de basiskustlijn is
een wettelijke taak op grond van de Waterwet. Reguliere zandsuppleties vinden doorgaans
eens in de 3 á 6 jaar plaats. Het zand wordt gewonnen op de Noordzee, buiten de 20 meter
dieptelijn en buiten het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Het zand wordt vervolgens
per schip naar de kustzone getransporteerd. Het wordt aldaar per leiding op het strand
aangebracht (strandsuppletie) dan wel op de vooroever gestort tussen het strand en
de 20 meter dieptelijn, afhankelijk van het gebruikte schip meestal op dieptes van
5 tot 8 meter (vooroeversuppletie). Er moet opnieuw worden gesuppleerd zodra er zoveel
zand is afgevoerd dat opnieuw kusterosie begint op te treden. Aanvullend op deze suppleties
om de basiskustlijn te handhaven worden kustfundament suppleties uitgevoerd om het
zandvolume in het kustfundament aan te vullen.
Effecten zandsuppleties
De effecten van de extra zandsuppleties voor de bodemdaling als gevolg van de delfstofwinning
in de Waddenzee op de beschermde habitats en soorten in de betrokken Natura 2000-gebieden
(Waddenzee en Noordzeekustzone) zijn onderzocht in de passende beoordelingen behorende
bij het rijksprojectbesluit en de vergunningen op grond van de Wet natuurbescherming
(Wnb) met betrekking tot de Delfstofwinning onder de Waddenzee. De uitkomst van deze
beoordelingen was dat de extra suppleties niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke
kenmerken van het gebied, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan werd. Met het oog
hierop zijn in de Wnb-vergunningen voor de productielocaties en in het besluit tot
instemming met het winningsplan eisen gesteld aan de benodigde extra suppleties. De
effecten van de winning van suppletiezand op de Noordzee zijn onderzocht in het MER
Winning suppletiezand Noordzee.
Overeenkomst
De NAM en Frisia Zout hebben ter uitvoering van hun verplichtingen een overeenkomst
met de staat (Rijkswaterstaat) gesloten, welke inhoudt dat Rijkswaterstaat met inachtneming
van de in de betreffende vergunningen genoemde voorwaarden in het kader van de reguliere
vooroeversuppleties zo’n hoeveelheid extra zand zal suppleren, dat ook voorzien wordt
in de extra vraag naar zand ten gevolge van de gas- en zoutwinning. Voor alle suppleties
geldt dat voordat ze daadwerkelijk worden uitgevoerd, ze ecologisch beoordeeld worden
(op basis van exacte locatie, hoeveelheid en uitvoeringsperiode). Waar nodig wordt
aanvullend onderzoek gedaan, passend beoordeeld en in sommige gevallen ook apart een
vergunning aangevraagd voor de suppletie, als niet aan de eisen van het Natura 2000-beheerplan
kan worden voldaan.
Hiermee is gewaarborgd dat de zandsuppleties – onder de gestelde voorwaarden – veilig
en verantwoord kunnen worden uitgevoerd en er dus geen sprake is van aantasting van
de natuurlijke kenmerken van de Noordzeekustzone of een ander Natura 2000-gebied.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.