Brief regering : CO2-levering aan de glastuinbouw
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
32 627 (Glas)tuinbouw
Nr. 561 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juli 2020
Met de afspraken in het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) worden er in alle sectoren ambitieuze stappen gezet richting verduurzaming in 2030
en 2050. Twee sectoren die in het bijzonder voor een ambitieuze reductieopgave richting
2030 staan, zijn de industrie en de glastuinbouw. Voor deze sectoren zijn heldere
afspraken gemaakt over het reductiedoel, de maatregelen die nodig zijn om dat te realiseren
en de randvoorwaarden die hiervoor op orde moeten zijn. Wat in het Klimaatakkoord
echter nog onvoldoende uitgewerkt was, is de interactie tussen deze twee sectoren,
zoals rond de levering van CO2 aan de glastuinbouw.
In het Klimaatakkoord is de ambitie van de glastuinbouwsector opgenomen om, onder
de juiste randvoorwaarden, de CO2-emissie in 2030 te reduceren tot 2,2 Mton. Om die ambitie te realiseren is een inzet
op energiebesparing nodig en een omschakeling van het gebruik van aardgas naar het
gebruik van alternatieve warmtebronnen en extern geleverde CO2. Uw Kamer heeft door middel van de motie van het lid Von Martels c.s. (Kamerstuk
35 300 XIV, nr. 23) aandacht gevraagd voor de CO2-levering in de glastuinbouw. Met deze brief, waarbij wij ingaan op de acties die
worden ingezet om de levering van CO2 aan de glastuinbouw richting 2030 te vergroten en op de aanpak die wij volgen om
de huidige CO2-levering te waarborgen, geven wij invulling aan deze motie.
CO2-levering aan de glastuinbouw: noodzaak en belemmeringen
Tuinders gebruiken vaak CO2 om, vooral in de zomer, de groei van hun planten te bevorderen. Op dit moment voorzien
veel tuinders in hun CO2-voorziening door dit zelf te produceren, vaak met een aardgasgestookte WKK. Er wordt
daarnaast op dit moment ongeveer 0,7 Mton CO2 aan de glastuinbouw geleverd door externe partijen. Er is hier sprake van nuttig
gebruik van CO2, waarbij een deel van de geleverde of geproduceerde CO2 door de planten wordt opgenomen, en een deel verdwijnt uit de kas naar de atmosfeer.
Doordat de afgelopen jaren een nieuw teeltregime is geïmplementeerd wordt de CO2 optimaal benut en wordt het verlies aan CO2 zoveel als mogelijk beperkt. Vanuit het programma Kas als Energiebron wordt een nog
efficiëntere benutting van CO2 onderzocht.
Een toename van extern geleverde CO2 is nodig voor de glastuinbouw om het gebruik van aardgas terug te dringen. Samen
met energiebesparing en alternatieve warmteproductie zorgt extern geleverde CO2 ervoor dat tuinders hun aardgasgestookte warmtekrachtkoppeling (WKK) en gasketel
steeds minder in hoeven te zetten. Verminderde inzet van WKK’s en gasketels is op
zijn beurt een vereiste om de ambitie in 2030 en klimaatneutraliteit in 2040 te halen.
Daarbij geldt dat 1 ton extern geleverde CO2, er effectief toe leidt dat er circa 0,95 ton CO2 minder wordt uitgestoten door WKK’s en gasketels. Het beleid voor de glastuinbouw
moet zich er daarom op richten om hernieuwbare warmte, restwarmte, elektrificatie,
energiebesparing en externe CO2-levering te stimuleren, en het gebruik van aardgas in toenemende mate terug te dringen.
Het uitbreiden van extern geleverde CO2 aan de glastuinbouw vereist dat producenten hiervan, bijvoorbeeld in de industrie,
hiertoe gestimuleerd worden. De prikkels hiervoor zijn op dit moment niet optimaal.
Dit komt vooral doordat CO2-levering aan de glastuinbouw in het ETS, net als diverse andere vormen van het nuttig
gebruiken van CO2, niet telt als vorm van CO2-reductie. Praktisch betekent dit dat een ETS-bedrijf dat CO2 levert aan de glastuinbouw voor deze emissies nog altijd ETS-rechten moet inleveren.
In de huidige situatie is dit op zichzelf geen probleem: wanneer tuinders een redelijke
vergoeding betalen voor de afvang en het transport van CO2 is er voor de industrie een business case te maken voor CO2-levering. De ETS-prijs doet er daarbij niet toe, want een bedrijf heeft vaak geen
directe mogelijkheden om de uitstoot te vermijden. Dit verandert echter door de CO2-heffing en de (SDE++-subsidie voor) CO2-reducerende technieken en meer in het bijzonder de uitrol van CCS.
De CO2-heffing, die grotendeels het ETS volgt, introduceert in potentie een grote extra
kostenpost voor de betrokken partijen. De SDE++-subsidie voor CCS zorgt er op zijn
beurt voor dat er voor bedrijven een mogelijkheid wordt geboden om hun uitstoot te
reduceren. Daarbij geldt dat het voor bedrijven door de werking van het ETS en de
CO2-heffing in eerste instantie aantrekkelijker is om hun CO2 op te slaan (en daarmee het ETS en de CO2-heffing te vermijden), dan om dit te leveren aan de glastuinbouw.
Hierbij is dus sprake van ongewenste prikkels tussen sectoren: de transitie in de
ene sector vormt een mogelijke belemmering voor de transitie in een andere sector.
Aanvullend beleid is nodig om de prikkels in de juiste richting te krijgen. In het
geval van de CO2-levering aan de glastuinbouw moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen het behouden
van de bestaande levering en het stimuleren van uitbreiding van de CO2-levering.
Behoud bestaande CO2-levering
Verreweg het grootste deel van de huidige CO2-levering aan de glastuinbouw (0,6 Mton) vindt plaats via het netwerk van het bedrijf
OCAP in het westen van Nederland. Tot 2026 blijft deze levering op basis van de huidige
afspraken tussen de betrokken partijen in stand. De CO2 die op dit moment geleverd wordt via OCAP is afkomstig van de Shell-raffinaderij
in de Rotterdamse haven en de bioraffinaderij van Alco. De emissies van Alco vallen
daarbij niet onder het ETS omdat deze CO2 van biogene oorsprong is, terwijl de CO2 van Shell wel onder het ETS valt. Voortzetting van de levering van CO2 door Shell wordt belemmerd door de combinatie van de SDE++-subsidie voor CCS en de
CO2-heffing. Wanneer deze CO2-bron zou wegvallen, zou vanaf 2026 nog maximaal 0,3 Mton aan de glastuinbouw geleverd
kunnen worden.
Zoals eerder aangekondigd in de brief van de Minister van EZK van 17 februari over
de eerste openstelling van de SDE++ (Kamerstuk 31 239, nr. 312) bestond eerder het voornemen om voor bestaande afvanginstallaties van CO2 ook een
categorie binnen de SDE++ open te stellen voor de helft van het reguliere aantal draaiuren,
namelijk voor 4.000 vollasturen, zodat het mogelijk zou worden om aanvullend op de
bestaande levering van CO2 aan derden uit de betreffende installatie ook CO2 op te slaan. De laatste maanden is echter gebleken dat deze optie volgens partijen
een onvoldoende effectieve prikkel geeft. Met alle betrokken partijen is daarom de
afgelopen maanden gesproken over manieren hoe het voor partijen aantrekkelijk wordt
om CO2 te (blijven) leveren aan de glastuinbouw.
Om het huidige volume van CO2-levering zo goed mogelijk te behouden, hebben wij met alle betrokken partijen afgesproken
om een innovatiepilot rond de CO2-levering aan de glastuinbouw uit te werken. Deze innovatiepilot staat open voor alle
geïnteresseerde partijen en wordt opgebouwd uit drie elementen:
• Uitgangspunt van de innovatiepilot is dat er gecombineerde opslag en levering van
CO2 plaatsvindt. Daarbij is er sprake van een seizoenspatroon: in de wintermaanden ligt
de nadruk vooral op CO2-opslag, terwijl er in de zomermaanden vooral CO2-levering aan de glastuinbouw plaatsvindt.
• In de innovatiepilot zal er gebruik gemaakt worden van een combinatie van CO2 van fossiele bronnen en van biogene bronnen. Daarbij wordt erop ingezet dat er door
middel van een administratieve verrekening op jaarbasis uitsluitend biogene CO2 aan de glastuinbouw wordt geleverd. Praktisch betekent dit dat in de zomermaanden
zowel fossiele als biogene CO2 aan de glastuinbouw geleverd wordt, terwijl er in de wintermaanden zowel fossiele
als biogene CO2 wordt opgeslagen. De NEa heeft over een dergelijk systeem van administratieve verrekening
al een positief principebesluit genomen.
• Samen met Porthos wordt uitgewerkt hoe de winterpieken in de CO2-opslag die gepaard gaan met deze aanpak technisch in het Porthos-systeem ingepast
kunnen worden. Waar nodig kunnen middelen vanuit het Rijk worden ingezet om deze innovatiepilot
te realiseren.
Op deze wijze kunnen partijen gebruik maken van de voorziene reguliere categorieën
voor CCS voor 8.000 vollasturen en is een aangepast aantal vollasturen voor bestaande
afvanginstallaties niet meer nodig. Met deze aanpak kan worden gerealiseerd dat het
bestaande volume van CO2-levering aan de glastuinbouw grotendeels behouden blijft, terwijl er bij deze levering
geen fossiele CO2-uitstoot meer plaatsvindt en er ook maximale CO2-opslag plaatsvindt. Vanuit het perspectief van de nationale klimaatopgave is dit
de best mogelijke uitkomst.
Uitbreiding van CO2-levering
In het Klimaatakkoord is opgenomen dat de glastuinbouw in 2030 ongeveer 2 Mton extern
geleverde CO2 nodig heeft om de reductiedoelstelling te kunnen realiseren. Ten opzichte van de
huidige situatie is dus een substantiële uitbreiding van de CO2-levering nodig.
Voor de uitbreiding van de CO2-levering bestaan zoals wij hierboven hebben toegelicht op dit moment niet de optimale
prikkels. De innovatiepilot die wij voor het behoud van de bestaande levering voor
ogen hebben, zou een basis kunnen bieden om ook uitbreidingen van CO2-levering te faciliteren. Zo past het systeem van administratieve verrekening bij
de transitie die de glastuinbouw voor ogen heeft: uiteindelijk wil de glastuinbouw
uitsluitend gebruik maken van biogene CO2, maar voordat dit eindbeeld is gerealiseerd kan dankzij een dergelijk systeem de
levering ook worden uitgebreid met een tijdelijke combinatie van fossiele en biogene
CO2. In de innovatiepilot kan bovendien ervaring worden opgedaan met de praktische benodigdheden
om een project van gecombineerde levering en opslag van CO2 mogelijk te maken. In aanvulling hierop bekijken wij ook in hoeverre er via de SDE++
mogelijkheden zijn om de levering van CO2 aan de glastuinbouw te faciliteren. Hier vindt op dit moment onderzoek en marktconsultatie
door het PBL naar plaats, ten behoeve van besluitvorming over de categorieën die meegenomen
kunnen worden in de SDE++ in 2021. Tot slot zullen we met betrokken partijen verkennen
of er nog belemmeringen zijn die de realisatie van toekomstige initiatieven vertragen
en hoe deze eventueel weggenomen kunnen worden.
Ook de beleidsomgeving waar de glastuinbouw in den brede mee te maken heeft willen
wij tegen het licht houden. Daarbij gaat het er niet alleen om hoe extern geleverde
CO2 voor meer tuinders een aantrekkelijker alternatief voor het gebruik van aardgas kan
worden, maar ook hoe parallel hieraan alternatieve warmteopties en energie-efficiëntie
effectief kan worden gestimuleerd. Elementen die daarbij een rol spelen zijn onder
andere de stimuleringsregelingen voor de glastuinbouw, de fiscaliteit, de evaluatie
van het CO2-sectorsysteem en de afspraak uit het Klimaatakkoord om te bezien hoe in dit systeem
meer individuele reductieprikkels kunnen worden ingebouwd.
Tot slot
De situatie rond de levering van CO2 aan de glastuinbouw laat zien dat de uitvoering van de afspraken in het Klimaatakkoord
complex is en adaptief beleid vragen. De prikkels voor maatregelen die tussen sectoren
spelen, behoeven bij de uitwerking van het Klimaatakkoord continue aandacht. De aanpak
die wij in deze brief hebben beschreven om te komen tot behoud en uiteindelijk groei
van de CO2-levering aan de glastuinbouw laat zien dat er maatschappelijke winst te behalen is
door samenwerking tussen sectoren te stimuleren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit