Brief regering : Toezeggingen grensoverschrijdende samenwerking
32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)
Nr. 69 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2020
Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Grensoverschrijdende samenwerking (GROS) van 11 maart
jl. (Kamerstuk 32 851, nr. 61) heb ik aangekondigd uw Kamer voor de zomer van 2020 te informeren over de stand
van zaken met betrekking tot de toezeggingen die ik in dit AO heb gedaan. Direct na
dit AO is de grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland (met name Noordrijn-Westfalen
en Nedersaksen) en België (met name Vlaanderen) nagenoeg volledig in het teken komen
te staan van de (aanpak van de) coronacrisis. Hoewel het nu nog te vroeg is hierover
een – ook toekomstgerichte – balans op te maken, geef ik in deze brief niet alleen
gevolg aan mijn aankondiging tijdens het AO. Ik besteed aan het eind van deze brief
toch ook kort aandacht aan de grensoverschrijdende samenwerking in de eerste maanden
van de coronacrisis. De door mij tijdens het AO toegezegde brief van de Minister van
Justitie en Veiligheid over grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van met
name politie ontvangt u na de zomer separaat.
Overigens wil ik u -na de voorliggende «tussentijdse brief»- voor de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van BZK in het najaar van 2020 weer uitgebreider informeren over
de geboekte voortgang bij de aanpak van de door het kabinet vastgestelde gros-prioriteiten;
1) stimuleren en ondersteunen van concrete grensoverschrijdende initiatieven,
2) verbeteren van de randvoorwaarden voor grensoverschrijdende initiatieven en wegnemen
van knelpunten,
3) optimaliseren en «inhoudelijk laden» van de gros-governance met Noordrijn-Westfalen,
Nedersaksen en Vlaanderen en
4) benutten van kansen die de EU en Benelux bieden.1
Begin 2021 wil ik u ten slotte informeren over mijn visie op de toekomst van de grensoverschrijdende
samenwerking in relatie tot de ontwikkeling van onze grensregio’s.
Voortgang uitvoering actie-agenda Grensoverschrijdende Economie en Arbeid (GEA)
In januari 2017 heeft het zogenoemde actieteam Grensoverschrijdende Economie en Arbeid
(GEA) een – ook aan u toegezonden2 – actie-agenda met veertig maatregelen gepresenteerd. Al deze maatregelen waren gericht
op een verbetering van de randvoorwaarden voor grensoverschrijdende economische activiteiten
en een grensoverschrijdende arbeidsmarkt. In april 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de bij de uitvoering van deze veertig maatregelen geboekte voortgang.3 Sindsdien heb ik u in diverse brieven geïnformeerd over de voortgang bij de uitvoering
van een aantal specifieke acties, waaronder de structurele financiering van de grensinfopunten
en de lancering van het grensdataportaal. In het AO van 11 maart jl. heb ik toegezegd
u opnieuw afzonderlijk te informeren over de voortgang bij de uitvoering van de actie-agenda
GEA. Ik heb hierbij de kanttekening gemaakt, dat ik -gelet op het gegeven dat veel
acties inmiddels zijn afgerond en andere acties een permanent karakter hebben- de
voortgang van de nog niet afgeronde acties in het vervolg meeneem in mijn voortgangsberichten
over de tweede gros-prioriteit van het kabinet. Tegen deze achtergrond is bij deze
brief de tweede, tevens laatste afzonderlijke rapportage over de voortgang van de
uitvoering van de actie-agenda GEA gevoegd4.
Essentiële grensoverschrijdende busverbindingen
Tijdens het AO van 11 maart jl. heb ik toegezegd u te informeren over de inzet van
het kabinet om essentiële grensoverschrijdende busverbindingen te borgen. Na consultatie
van mijn ambtsgenoot van Infrastructuur en Waterstaat kan ik u hierover meedelen,
dat er op dit moment in Nederland 50 korte (minder dan 50 km) grensoverschrijdende
busverbindingen zijn. Het huidige aanbod wordt door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
(KiM) als ruim voldoende beoordeeld.5 Bovendien is er in principe voldoende ruimte voor marktpartijen om mogelijkheden
voor nieuwe en/of langere busverbindingen te benutten. Voor het realiseren en in stand
houden van essentiële grensoverschrijdende busverbindingen zijn overigens primair
de grensregio’s verantwoordelijk. In reactie op een vraag van Kamerlid Van der Graaf
(ChristenUnie) of er een verdrag bestaat tussen Nederland en België, waarin essentiële
verbindingen zijn benoemd, kan ik berichten dat een dergelijk verdrag met België niet
bestaat. Dit neemt niet weg dat grensregio’s, binnen het kader van hun verantwoordelijkheid
voor het grensoverschrijdende busvervoer, in beginsel de mogelijkheid hebben zelf
grensoverschrijdende busverbindingen als essentieel te benoemen en hier rekening mee
te houden bij hun aanbestedingen.
Grensoverschrijdende buisleidingen
Ook over knelpunten bij de aanleg en het beheer van grensoverschrijdende buisleidingen
tussen Nederland en België/Vlaanderen heb ik toegezegd u nader te informeren. Ik kan
melden dat bij de aanleg en het beheer van grensoverschrijdende buisleidingen rekening
moet worden gehouden met de nodige verschillende procedures en regelgeving in beide
landen. Vereisten met betrekking tot onder andere milieu en afval alsmede vergunningsprocedures
verschillen tussen Nederland en Vlaanderen zodanig, dat de aanleg en het beheer van
grensoverschrijdende buisleidingen niet eenvoudig zijn. Die constatering is één van
de redenen dat ik in 2018 met de toenmalige Vlaamse Minister-President ben overeengekomen
een gezamenlijk onderzoek te starten naar wettelijke belemmeringen bij grensoverschrijdende
omgevingsvraagstukken en infrastructuur, waaronder buisleidingen. Directe aanleiding
voor dit onderzoek was de knelpuntenrapportage North Sea Port waarover ik uw Kamer
per brief in juli 2019 heb geïnformeerd.6 De uitkomsten van dit onderzoek verwacht ik in het najaar van 2020 te ontvangen,
waarover ik u uiteraard zo snel mogelijk zal informeren. Ik zal u zoals toegezegd
dan ook informeren over de verdere uitkomsten van de aanpak van grensknelpunten door
de bestuurlijke werkgroep Donner-Berx.
Keuzevrijheid voor grensarbeiders bij het afsluiten van zorgverzekeringen
Voorts heb ik in het AO van 11 maart jl., naar aanleiding van een vraag van Kamerlid
Den Boer (D66), toegezegd u te informeren over de keuzevrijheid voor grensarbeiders
bij het afsluiten van zorgverzekeringen. Na consultatie van mijn ambtsgenoot van VWS,
kan ik u melden dat personen die op basis van de Verordening (EG) 883/2004 (hierna:
coördinatieverordening) verplicht zorgverzekerd zijn in Nederland (door bijvoorbeeld
werk) volledige keuzevrijheid hebben bij het afsluiten van een zorgverzekering, conform
de Nederlandse regelgeving. Dat geldt ook voor grensarbeiders die hier in Nederland
op basis van de Europese regels zorgverzekerd zijn.
Personen die niet in Nederland zorgverzekerd zijn (die bijvoorbeeld werken in België
of Duitsland), vallen niet automatisch onder het Nederlandse (zorg)verzekeringsmodel.
Zij zijn op basis van de Europese regels sociaal verzekerd in hun werkland. Grensarbeiders
die wonen in Nederland hebben hier echter wel recht op zorg. Op basis van de coördinatieverordening
(in combinatie met de Verordening (EG) 987/2009 sociale zekerheid) is het zo geregeld
dat zij zich dan ook kunnen aanmelden voor een recht op zorg in hun woonland. Als
dat woonland Nederland is, terwijl zij bijvoorbeeld zorgverzekerd zijn in één van
de buurlanden, dan moet die aanmelding plaatsvinden bij het zogenoemde «orgaan van
woonplaats». Bij algemene maatregel van bestuur heeft de Minister van VWS de zorgverzekeraar
CZ als «orgaan van woonplaats» aangewezen. In deze gevallen is er kortom geen sprake
van keuzevrijheid; grensarbeiders die in Nederland wonen maar in het buurland zorgverzekerd
zijn vanwege hun werksituatie, kunnen zich alleen bij CZ aanmelden voor recht op zorg
in hun woonland.
Diploma-erkenning en beroepskwalificaties grensoverschrijdende (spoed)zorg
In het AO van 11 maart jl. heeft uw Kamer benadrukt dat knelpunten in de wederzijdse
erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties met betrekking tot grensoverschrijdende
(spoed)zorg in de Nederlands-Duitse grensregio zo spoedig mogelijk moeten worden opgelost.
Verder is mij verzocht de urgentie hiervan bij mijn hierbij betrokken ambtgenoten
onder de aandacht te brengen. In het verlengde hiervan heeft Kamerlid Van der Graaf
(ChristenUnie) de noodzaak van spoedige oplossing van deze knelpunten onderstreept
met een breed ondersteunde motie.7
Het Ministerie van VWS zal deze motie uitvoeren, in afstemming met het Ministerie
van OCW voor wat betreft diploma-erkenning. Samen met het Ministerie van JenV wordt
met de Duitse counterparts en belanghebbenden in de grensregio zo snel mogelijk na
de zomer overleg georganiseerd over het bestendigen van de resultaten van de door
het lid Van der Graaf (ChristenUnie) genoemde proef rond ambulancezorg, en de aanpak
van knelpunten in die grensoverschrijdende samenwerking. Dit overleg zou eerst nog
voor de zomer plaatsvinden, maar kon door de coronacrisis niet doorgaan.
In reactie op het verzoek van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) om de aanpak van
knelpunten rond grensoverschrijdende spoedzorg bij mijn ambtgenoten onder de aandacht
te brengen verwees ik tijdens het AO van 11 maart jl. naar mijn aanstaande gesprekken
met de Europaminister van Noordrijn-Westfalen en de Chef der Staatskanzlei van Nedersaksen.
Vanwege Covid-19 hebben de gesprekken met beiden geen doorgang gevonden; ze zullen
dit najaar plaatsvinden. Ik zal echter bij een eerstvolgende mogelijkheid dit onderwerp
aan de orde brengen en het belang benadrukken om zo spoedig mogelijk te komen tot
afspraken rond knelpunten, bijvoorbeeld in relatie tot bevoegdheden van ambulancepersoneel.
Ik neem aan dat de recente ervaringen met het belang van grensoverschrijdende (spoed)zorg
de urgentie hiervan ook zeker zal vergroten.
Tot slot
Het belang van grensoverschrijdende samenwerking is de afgelopen maanden extra zichtbaar
geworden. In de grensregio hebben burgers en bestuurders aan den lijve ervaren wat
het betekent als de mogelijkheden van verplaatsingen over de grens beperkt zijn en
wat het effect kan zijn van verschillen in nationale maatregelen. Tegelijkertijd is
de waarde van goede grensoverschrijdende samenwerking en contacten ondubbelzinnig
gebleken. Ik heb mij ook de afgelopen periode ingezet om de grensoverschrijdende samenwerking
te bevorderen en tot oplossingen te komen voor grensknelpunten, zoals onder meer uiteengezet
in mijn brief van 20 maart 2020,8 en de beantwoording van de feitelijke vragen naar aanleiding van diezelfde brief
d.d. 24 maart 2020.9
In de CrossBorder Corona Taskforce met Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen en België
is in de afgelopen maanden twee à drie keer per week informatie uitgewisseld over
(aanstaande en genomen) maatregelen en de situatie in de grensregio. Daar zijn verbindingen
gelegd tussen verantwoordelijke departementen om nadere informatie over maatregelen
uit te wisselen en die waar mogelijk af te stemmen. In eerste instantie ging het daarbij
om maatregelen rond de (mogelijke) sluiting van grenzen en het beperken van grensverkeer;
en de laatste tijd meer over het afschalen van maatregelen. Door verschillen in (versoepeling
van) maatregelen en de timing ervan, konden grenseffecten ontstaan en hebben die zich
ook voorgedaan. Negatieve effecten zijn zoveel mogelijk voorkomen, maar konden helaas
niet altijd vermeden worden.
We zijn er in ieder geval in geslaagd de grens met Duitsland open te houden en de
vrije passage van goederen en diensten tussen Nederland, Duitsland en België voortdurend
te garanderen. De Belgische autoriteiten hebben na overleg met het kabinet op 22 maart
een vignet beschikbaar gesteld voor grensarbeiders in vitale sectoren en met cruciale
beroepen waarmee zij de grens met zo min mogelijk vertraging hebben kunnen passeren.
Ook op andere terreinen werd uitwisseling en samenwerking gezochte en gevonden, zoals
bij het beschikbaar stellen van IC-capaciteit door Duitsland en de problematiek rond
arbeidsmigranten in de grensregio’s (met name in relatie tot slachthuizen).
Inmiddels zijn de maatregelen in Nederland en de buurlanden afgeschaald en meer geconvergeerd,
is de grens met België weer geopend en is de situatie in de grensregio’s weer genormaliseerd.
Goed contact met de buurlanden blijft echter nodig om het virus onder controle te
houden en bij eventuele nieuwe uitbraken ongewenste grenseffecten te voorkomen. Met
het oog hierop zullen zowel op regionaal als op landelijk niveau de intensieve bestuurlijke
en ambtelijke contacten met onze buurlanden worden gecontinueerd. Hierbij zullen we
overigens ook aandacht besteden aan de lessen van de afgelopen periode en de betekenis
hiervan voor onze toekomstige samenwerking. Tijdens mijn werkbezoek aan Zeeuws-Vlaanderen
op 24 juni jl. werd het belang van een en ander nog eens nadrukkelijk onderstreept.
Hoewel de afgelopen maanden een aantal geplande «reguliere» bijeenkomsten op het gebied
van grensoverschrijdende samenwerking helaas moest worden uitgesteld (zoals de triloog
met Nedersaksen en de Grenslandconferentie met Noordrijn-Westfalen), kan ik afsluiten
met het goede nieuws dat de Samenwerkingsagenda tussen Nederland en Nedersaksen nu
ook officieel is ondertekend.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties