Brief regering : Kabinetsreactie op SER-advies ‘Kansen pakken en risico’s beheersen; Over de samenhang tussen de SDG’s en IMVO’
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 332
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2020
Hierbij bied ik u de kabinetsreactie aan op het SER-advies «Kansen pakken en risico’s
beheersen; Over de samenhang tussen de SDG’s en IMVO».1 Allereerst wil ik, namens het kabinet, mijn waardering uitspreken over dit advies.
Het advies ligt er op een moment dat deze kan dienen als belangrijke bouwsteen voor
het onderzoek naar opties voor het toekomstige IMVO-beleid. Het advies is tevens relevant
gebleken in relatie tot de huidige COVID-19 crisis. De SER heeft recent het Nederlandse
bedrijfsleven opgeroepen om solidair te zijn met partners in productielanden. Van
bedrijven die internationaal zaken doen, wordt verwacht dat zij dit met gepaste zorgvuldigheid
doen. Juist in tijden van crisis is het cruciaal dat bedrijven hier zo goed mogelijk
invulling aan geven.2
Het SER-advies wijst de weg naar het koppelen van het overheidsbeleid ten aanzien
van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(Sustainable Development Goals; SDG’s) en biedt een handelingsperspectief voor bedrijven. Nederland heeft zich in
VN-verband gecommitteerd aan de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling en zich als
doel gesteld de zeventien SDG’s waaruit die agenda bestaat in 2030 te behalen (Kamerstuk
26 485, nr. 232). Nederland heeft zich ook in VN-verband gecommitteerd aan de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) en in OESO-verband aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen,
die beide de kaders leveren voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Daarnaast heeft Nederland zich in tripartiete verband gecommitteerd aan de MNE Declaration van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).3 Voor de effectiviteit en duidelijkheid van het overheidsbeleid is het cruciaal dat
de inzet op de SDG’s en op het IMVO coherent is en dat deze elkaar zoveel mogelijk
versterkt.
Het kabinet verwelkomt en onderschrijft dan ook de conclusie van de SER dat IMVO en
de SDG’s elkaar versterken en aanvullen: «IMVO vormt de basis voor een effectieve,
efficiënte en coherente bijdrage van bedrijven aan de SDG’s». De OESO-richtlijnen
en de UNGP’s bieden bedrijven een internationaal geaccepteerd handelingskader om vanuit
hun kernactiviteiten bij te dragen aan de SDG’s. Daarbij geven de SDG’s de richting
aan, de positief gestelde maatschappelijke doelen waar bedrijven aan kunnen bijdragen.
De SDG’s kunnen de bedrijven ook helpen bij het communiceren over hun maatschappelijke
impact.
Een integrale, coherente beleidsvisie op de inzet van de overheid en de bedrijven
is noodzakelijk. De SER stelt dat deze uitdaging binnen de overheid niet alleen de
Minister voor BHOS aangaat, maar alle Ministers binnen het kabinet en de decentrale
overheden. Dit is een belangrijke boodschap, die het kabinet volmondig onderschrijft
en waarmee het kabinet de komende tijd aan de slag gaat.
De SER heeft zes hoofdaanbevelingen geformuleerd, die elk geconcretiseerd zijn in
de vorm van een reeks van adviezen. Hieronder treft u de reactie van het kabinet op
elk van deze hoofdaanbevelingen.
1. Investeer in de versterking van IMVO
Het kabinet is het met de SER eens dat bedrijven, (decentrale) overheden, vakbonden,
brancheorganisaties, ngo’s en andere partners gezamenlijk nog meer kunnen doen aan
het realiseren van IMVO en daarmee aan het behalen van de SDG’s. De multistakeholderaanpak,
die verankerd is in SDG 17 en in de OESO due diligence handreiking voor IMVO4, is hierbij een belangrijk middel.
Het kabinet heeft zich als doel gesteld dat 90 procent van de grote bedrijven in Nederland
de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft in 2023. In 2019 onderschreef 35 procent
van de grote bedrijven in Nederland expliciet de OESO-richtlijnen en/of UNGP’s (Kamerstuk
26 485, nr. 326). Met het oog op de doelstelling dat 90 procent van de bedrijven in 2023 de OESO
richtlijnen expliciet onderschrijft, start binnenkort een stimuleringscampagne richting
deze bedrijven. Indachtig het SER-advies, zal tijdens deze campagne ook aandacht worden
besteed aan de relatie tussen IMVO en de SDG’s.
De SER verwijst naar de IMVO-convenanten; dit is een publiek-private multistakeholdersamenwerking
met als doel het bedrijfsleven sectoraal te ondersteunen bij het nemen van maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Zoals bekend, is de convenantenaanpak zojuist geëvalueerd. De
uitkomsten van deze evaluatie worden meegenomen in het project «IMVO-maatregelen in
perspectief». U ontvangt deze evaluatie separaat. De SER adviseert om in bestaande
IMVO-convenanten op basis van lopende activiteiten te verkennen of en hoe elk convenant
kan bijdragen aan één of meerdere SDG’s, en hierover te communiceren. In sommige convenanten
wordt deze link al gemaakt. Wanneer dit niet gebeurt zal de overheid met de andere
convenantspartijen bezien of dit meegenomen kan worden in de communicatie over de
voortgang van het convenant. Ook wordt in de verdere vormgeving van de opties voor
nieuw IMVO beleid bezien hoe dit advies van de SER kan worden meegenomen.
De SER noemt naast de convenanten ook het NCP en handelsmissies. Voor het eerste verwijs
ik u naar de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie van het NCP (Kamerstuk 26 485, nr. 318) en voor het tweede naar de Kamerbrief over het aangepast kader handelsmissies inzake
IMVO (Kamerstuk 26 485, nr. 307).
De SER laat zich in voorliggend advies niet uit over de wenselijkheid van aanvullende
(dwingende) maatregelen op het gebied van IMVO. Het kabinet is in 2019, in lijn met
het regeerakkoord, het project «IMVO-maatregelen in perspectief» gestart waarin wordt
bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen genomen kunnen worden (Kamerstuk
26 485, nr. 308). Als uitvloeisel van dit project is de SER recentelijk gevraagd om over de doordachte
mixen als opties voor toekomstig beleid advies uit te brengen. Uw Kamer zal dit najaar
over de uitkomsten van het gehele project worden geïnformeerd.
2. Draag de integrale visie op IMVO en de SDG’s consistent en consequent uit
Het kabinet beaamt dat het belangrijk is om een integrale, coherente visie op IMVO
en de SDG’s uit te dragen. Daarom zal de relatie tussen IMVO en de SDG’s worden belicht
in bovengenoemde stimuleringscampagne richting bedrijven. De relatie tussen IMVO en
de SDG’s zal ook terugkomen in het project «IMVO-maatregelen in perspectief». De SER
richt zijn aanbeveling aan «alle relevante onderdelen van de overheid», inclusief
decentrale overheden, en aan andere stakeholders zoals brancheorganisaties, vakbonden
en ngo’s. De SER adviseert dat alle departementen hun bijdrage aan de SDG’s en het
verband met IMVO expliciet benoemen en meenemen in hun beleidscyclus. Het kabinet
neemt dit advies ter harte en beziet dit in samenhang met de motie van het lid Van
den Hul c.s. (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 41). Toetsing aan de SDG’s is reeds opgenomen in het Integraal Afwegingskader voor beleid
en regelgeving.
Ter illustratie, het behalen van de SDGs is bij het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat geïntegreerd in het beleid op het gebied van duurzame mobiliteit en
de circulaire economie. Een concreet voorbeeld waar het verband met IMVO gelegd wordt,
is het beleidsprogramma circulaire textiel dat op 14 april jl. is uitgebracht en dat
inzet op duurzame productie en (her)gebruik van textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 116). Het beleidsprogramma draagt bij aan de SDGs (met name SDG 12: verantwoorde consumptie
en productie, maar ook SDG 8: Waardig werk en economische groei) en draagt er zorg
voor dat de initiatieven uit dit beleidsprogramma en het IMVO-beleid elkaar complementeren.
Zo blijft de samenhang tussen de SDG’s en IMVO geborgd.
Bij het Ministerie van Financiën worden er verschillende initiatieven ondernomen die
raken aan de SDG’s en IMVO. Zo zijn onder meer duurzaamheidseisen binnen MVO opgenomen
in verschillende percelen van de aanbesteding van het Betalingsverkeer van het Rijk
(Kamerstuk 26 485, nr. 325) en is Financiën actief in gesprek met staatsdeelnemingen over hun MVO-beleid (Kamerstuk
28 165, nr. 327). Een aantal deelnemingen is leidend op het gebied van duurzaamheid en de energietransitie.
Verder speelt het Ministerie van Financiën een duidelijke rol in de monitoring van
het klimaatcommitment van de financiële sector. Daarnaast wordt voor de exportkredietverzekering
gewerkt aan een jaarlijkse SDG-rapportage, waarmee inzichtelijk moet worden op welke
SDG’s er invloed is. Deze rapportage wordt in 2020 voor het eerst over 2019 gedaan.
De SER pleit voor geharmoniseerde kaders voor dienstverlening en financiële instrumenten
ter ondersteuning van het bedrijfsleven in binnen- en buitenland. Het kabinet erkent
dat hier nog belangrijke stappen gezet kunnen worden, zowel als het gaat om voorwaardelijke
IMVO-criteria in het overheidsinstrumentarium als om het sturen op SDG-gerelateerde
resultaten. Er gebeurt al wel het nodige. Zo is IMVO als voorwaardelijk criterium
opgenomen in het bedrijfsleven-instrumentarium van BHOS. In verschillende bedrijfslevenprogramma’s
worden bedrijven bij hun aanvraag getoetst op de mate waarin hun activiteiten bijdragen
aan de SDG’s. Een voorbeeld is Partners for International Business. Andere departementen
werken ook aan het integreren van IMVO en de SDG’s in hun instrumenten. Zo beziet
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) op dit moment hoe IMVO op EZK
instrumenten kan worden toegepast (Kamerstuk 26 485, nr. 320). Het kabinet heeft ook besloten het SER-advies «Diversiteit in de top, tijd voor
versnelling»5 integraal over te nemen. Dat houdt in dat Nederlandse beursgenoteerde bedrijven worden
verplicht een vertegenwoordiging van mannen én vrouwen van minimaal 30 procent te
realiseren in hun Raad van Commissarissen. Daarnaast worden grote naamloze en besloten
vennootschappen verplicht om passende en ambitieuze streefcijfers te formuleren voor
het bestuur, de raad van commissarissen en de subtop en daarover transparant te zijn.
Hiervoor ontwikkelt de SER een infrastructuur. Dit draagt bij aan SDG 5 (Gendergelijkheid)
en aan het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in bedrijven zoals
verwoord in de OESO-richtlijnen.
Volgens de SER moeten ook de andere stakeholders een actievere rol spelen bij het
uitdragen van een integrale IMVO-SDG visie. Het kabinet is het hier volmondig mee
eens. SDG Nederland, Global Compact NL en de Dutch Sustainable Growth Coalition zijn
goede voorbeelden. Het kabinet nodigt bedrijven, vakbonden en ngo’s uit om een integrale
visie gezamenlijk te ontwikkelen en uit te dragen.
3. Stel prioriteiten
De SER adviseert dat de overheid periodiek de IMVO-risicoanalyse van de Nederlandse
economische sectoren herhaalt, om zo te zorgen dat prioriteiten in het IMVO-beleid
gericht blijven op de meest risicovolle sectoren en thema’s. Het kabinet onderschrijft
dat nieuwe hoog risicosectoren kunnen opkomen. Ook kunnen de risico’s in bepaalde
sectoren afnemen door de gezamenlijke inspanningen van (lokale) overheden, bedrijven,
vakbonden en ngo’s. De uitkomsten van het project «IMVO-maatregelen in perspectief»
zullen mede bepalen of in de toekomst een nieuwe sectorrisicoanalyse wenselijk is.
De SER gaat net als de OESO uit van thematische prioritering op basis van risico’s,
maar verklaart tegelijkertijd dat het thema «voorwaardenscheppende rechten» (vrijheid
van vakbeweging en collectieve onderhandeling) altijd prioriteit moet hebben. Zoals
bekend zijn vrijheid van vakbeweging en collectieve onderhandeling fundamentele ILO
verdragen die voor alle lidstaten bindend zijn. Het kabinet onderschrijft ook dat
deze rechten een belangrijk middel zijn om andere rechten van werknemers te verwezenlijken.
Echter, de slotverklaring van de VN-Wereldconferentie Mensenrechten in 1993 benadrukt
het uitgangspunt van ondeelbaarheid, onderlinge afhankelijkheid en samenhang van alle
mensenrechten en legt staten de verplichting op deze rechten gelijkwaardig te behandelen
(Kamerstuk 27 742, nr. 2). Ook zijn voorwaardenscheppende rechten niet altijd een probleem in een sector,
en daarmee niet altijd een risico dat aangepakt moet worden. Een voorbeeld: er kan
vrijheid van vakvereniging zijn in een land en toch verschil in behandeling van mannen
en vrouwen binnen bedrijven. Actieve bedrijven zullen zich dan moeten richten op gelijke
behandeling van mannen en vrouwen en niet op het verbeteren van vrijheid van vakvereniging.
De SER adviseert om «IMVO en de SDG’s structureel onderdeel te maken van het curriculum
van onderwijsinstellingen, zodat jongeren er op vroege leeftijd kennis mee maken».
In het huidige formele curriculum van het funderend onderwijs wordt reeds aandacht
besteed aan de thematiek van IMVO en de SDG’s. In het kader van de momenteel lopende
integrale curriculumherziening6 van het funderend onderwijs wordt deze aandacht gewaarborgd en zelfs nog versterkt.
Zo komen de vier «mondiale thema’s» duurzaamheid, technologie, globalisering en gezondheid
in de voorstellen in alle leergebieden (onderdelen van het curriculum) terug.
4. Stimuleer en ondersteun de integrale benadering in de praktijk
Een deel van de adviezen onder deze aanbeveling sluit aan bij recente aanpassingen
in het beleid, zoals het geactualiseerde kader voor handelsmissies en de vernieuwde
IMVO-richtlijnen voor Nederlandse ambassades. Ze maken integraal onderdeel uit van
het bedrijfsleveninstrumentarium van BHOS. IMVO en de SDG’s zijn ook een belangrijk
onderdeel van de voortdurende gesprekken die de overheid en bedrijven met elkaar voeren.
De SER adviseert de overheid om bedrijven te ondersteunen die in risicovolle landen
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het kabinet geeft hier onder meer invulling
aan door het Fonds Bestrijding Kinderarbeid en het Fonds Verantwoord Ondernemen. Beide
fondsen bieden ondersteuning aan bedrijven die geïdentificeerde (kinderarbeids)risico’s
in hun keten willen adresseren via een multistakeholder aanpak. De fondsen staan open
voor activiteiten in alle ontwikkelingslanden. Ook zijn er het Dutch Trade and Investment
Fund (DTIF) en Dutch Good Growth Fund (DGGF), waarbij IMVO een voorwaarde voor financiering
is. Het DGGF heeft een technische assistentie faciliteit, waar Nederlandse MKB-ers
die een aanvraag indienen ondersteund kunnen worden voor het vergroten van de ontwikkelingsimpact
en bijdrage aan de SDG’s. Vanuit DGGF 2, gericht op lokaal MKB in ontwikkelingslanden,
worden intermediaire investeringsfondsen getraind in bewustwording over de SDG’s en
de IMVO-kaders en kunnen ze advies krijgen over de integratie ervan in hun dagelijkse
werk. Tenslotte kunnen Nederlandse bedrijven de samenwerking aangaan met organisaties
als IDH, Solidaridad of UTZ-Rainforest Alliance als zij hun productie- en handelsketen
willen verduurzamen. Deze organisaties worden vanuit BHOS gefinancierd om te werken
aan internationale duurzame waardeketens.
De SER adviseert de overheid ook om middels «duurzame economische diplomatie» overheden
in productielanden aan te spreken op een eventuele governance gap (inadequate lokale wetgeving of gebrek aan handhaving) en dit te verbinden aan de
gezamenlijke ambities van de SDG-agenda. De SDG’s vormen een set van universele en
ondeelbare doelen en bieden daarmee een gemeenschappelijk taal om dit gesprek aan
te gaan. Het aanspreken van landen op hun governance gap is al onderdeel van het kabinetsbeleid. Daarbij gaat het ook om specifieke thema’s.
Zo agendeerde het kabinet afgelopen jaar thema’s als kinderarbeid en leefbaar loon,
enerzijds door het organiseren van conferenties met overheden uit consumerende en
producerende landen zoals Frankrijk, Ivoorkust, Maleisië en het Verenigd Koninkrijk,
en anderzijds door dergelijke vraagstukken via diplomatie onder de aandacht te brengen.
Kinderarbeid en leefbaar loon zijn thema’s waarbij IMVO en de SDG’s naadloos in elkaar
over gaan.
Via het Vakbonds-medefinancieringsprogramma (VMP) van CNV Internationaal en FNV Mondiaal,
en het Dutch Employers Cooperation Programme (DECP) wordt de capaciteit voor sociale
dialoog van vakbonden en werkgeversorganisaties versterkt. Hiermee wordt de relatie
tussen sociale partners en overheid verbeterd, en dialoog over onderwerpen als arbeidsvoorwaarden-
en omstandigheden effectiever gemaakt. In onder meer Indonesië en enkele West-Afrikaanse
landen hebben VMP-partners en DECP hiertoe gezamenlijke trainingen gegeven.
De SER adviseert ook om publieke instituties te versterken. Het kabinet onderschrijft
dit en doet dit bijvoorbeeld in samenwerking met de ILO. In Bangladesh traint de ILO
met steun van Nederland de publieke arbeidsinspectie. In Indonesië en Maleisië werkt
het kabinet samen met overheden om hun standaarden voor duurzame palmolie te verhogen
en kleine boeren te trainen in het implementeren van deze standaarden.
Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) wordt specifiek genoemd door de SER als
terrein waar naleving van de OESO-richtlijnen en UNGP’s het uitgangspunt zouden moeten
zijn. Het kabinet stimuleert bedrijven tot naleving van de OESO-richtlijnen. Hier
wordt onder meer via de Rijksinkoop op gestuurd. Sinds april 2017 geldt voor aanbestedingen
door het Rijk (boven de Europese aanbestedingsdrempel) binnen tien risicovolle inkoopcategorieën
dat de opdrachtgever een contractvoorwaarde dient op te nemen (Internationale Sociale
Voorwaarden; ISV) die de leverancier verplicht gepaste zorgvuldigheid (due diligence) toe te passen conform de OESO-richtlijnen, om op deze wijze de risico’s op mensenrechtenschendingen
en schendingen van internationale arbeidsnormen te voorkomen of te mitigeren. Daarnaast
vinden pilots plaats op het gebied van ISV. Zo wordt voor natuursteen gekeken hoe
inkoop nog beter benut kan worden als instrument om toepassing van de OESO-richtlijnen
te verbeteren. Ook in andere productgroepen, zoals datacenters, wordt hiermee ervaring
opgedaan. De rijksoverheid stimuleert daarnaast decentrale overheden om maatschappelijke
doelen te realiseren via inkoop.
In oktober 2019 presenteerde het kabinet «Inkopen met Impact», de strategie voor duurzaam,
sociaal en innovatief opdrachtgeverschap door de rijksoverheid (Kamerstuk 30 196, nr. 679). Hiermee verhoogt het kabinet de ambitie van het Rijk om via inkoop een impact te
maken op maatschappelijke doelen. Veel SDG-doelen komen terug in deze strategie. Het
Rijk zal in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk het verband met de SDG-doelen expliciteren
en zal verduidelijken aan welke SDG’s de inkoopstrategie een bijdrage levert. Daarnaast
zal worden verkend of ook voor andere MVI-doelen dan ISV een betere aansluiting met
de UNGP’s en OESO-richtlijnen kan worden gerealiseerd.
5. Neem verantwoordelijkheid met een toekomstbestendig bedrijfsmodel
De adviezen onder deze hoofdaanbeveling zijn met name gericht aan bedrijven. De noodzaak
van een toekomstbestendig bedrijfsmodel is weer duidelijk geworden in de recente COVID-19
crisis. Dit wordt ook door bedrijven onderschreven, zoals onder meer blijkt uit de
«Internationale Actieagenda COVID-19» van VNO-NCW en MKB Nederland en de Green Recovery-verklaring
die inmiddels meer dan 300 Nederlandse bedrijven ondertekenden. Zij kunnen door maatschappelijk
verantwoord te ondernemen en aandacht voor de SDG’s in hun bedrijfsvoering hun negatieve
impact minimaliseren, hun positieve impact vergroten en economische kansen pakken.
Het kabinet is het met de SER eens dat een deel van het bedrijfsleven nog een belangrijke
slag kan maken. De overheid ondersteunt bedrijven hierin met beleid en advies (Kamerstuk
26 485, nr. 326).
6. Zet in op internationale opschaling, partnerschap en een gelijk speelveld
De SER adviseert het opschalen van IMVO-convenanten naar Europees niveau. Zo is eerder
het natuursteenconvenant succesvol opgeschaald naar een Europees niveau. Dergelijke
internationale opschaling, en in het bijzonder de focus op Europa, is conform de huidige
beleidsinzet. Het kabinet signaleert dat er in andere landen niet altijd eenzelfde
verhouding bestaat tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en vakbonden
en andere vormen van internationale samenwerking soms meer gepast zijn. IMVO-convenanten
zijn ook geen doel op zich maar een mogelijk middel. Het doel is dat het Europese
bedrijfsleven gepaste zorgvuldigheid betracht, conform de OESO-richtlijnen en UNGP’s.
Publiek-private partnerschappen, in lijn met SDG 17, kunnen hierbij helpen. Zoals
u bekend, heeft Nederland met steun van verschillende EU-lidstaten aan de Europese
Commissie verzocht om een EU-brede aanpak op IMVO middels een EU IMVO-actieplan. Actie
op EU-niveau draagt bij aan een gelijk speelveld voor bedrijven en vergroot de impact
van IMVO-maatregelen. Ook in de komende periode blijft Nederland zich daarom voor
actie op Europees niveau inzetten. De huidige Europese Commissie stelt de SDG’s centraal
in haar werkprogramma hetgeen een goed handvat biedt. Eind april van dit jaar kondigde
de Europese Commissie een voorstel aan op IMVO-due diligencewetgeving; een belangrijke
stap naar een gelijk speelveld. Naast de Nederlandse inzet richting de Europese Commissie
is het ook van belang aandacht te blijven houden voor samenwerking met andere landen,
en eventueel aansluiting te vinden bij bestaande succesvolle initiatieven van gelijkgezinde
lidstaten.
Tot slot
Het kabinet is de SER erkentelijk voor het gedane werk. Het SER-advies vormt, met
zijn rijkdom aan aanbevelingen, een bron van inspiratie voor het ontwikkelen van integraal
en coherent beleid ten aanzien van de SDG’s en IMVO. Het kabinet wil deze uitdaging
graag aangaan, samen met bedrijven, (decentrale) overheden, vakbonden, brancheorganisaties,
ngo’s en andere partners. 2030 is dichterbij dan het lijkt; laten we de kansen pakken
en risico’s beheersen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking