Brief regering : Prenatale screening in relatie tot geboortezorg
29 323 Prenatale screening
               32 279
                Zorg rond zwangerschap en geboorte
         
Nr. 140
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2020
Tijdens het Algemeen Overleg over zwangerschap en geboorte op 18 december 2019 heeft
                  uw Kamer een aantal vragen gesteld over de samenhang tussen de prenatale screening
                  op aangeboren aandoeningen en afwijkingen en de reguliere geboortezorg(Kamerstuk 32 279, nr. 192). Met deze brief ga ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
                  en de Minister voor Medische Zorg en Sport, in op hoe het Kabinet deze samenhang ziet.
               
Inzet Kabinet
Voor het Kabinet staat voorop dat een zwangere toegang moet hebben tot geboortezorg
                  en screening van een hoge kwaliteit. Het integrale geboortezorgmodel is daarin niet
                  weg te denken. Dit is een model waarin de zwangere centraal staat en de zorgverleners
                  gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen.
               
De afgelopen jaren heeft de geboortezorg hard gewerkt om te komen tot dit integrale
                  model door bijvoorbeeld de implementatie van integrale geboortezorg in verloskundig
                  samenwerkingsverbanden, waardoor er een intensivering van de samenwerking tussen de
                  geboortezorgprofessionals heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt nu ook inzet gepleegd
                  om de samenwerking tussen geboortezorg en het sociaal domein te intensiveren via onder
                  andere het programma Kansrijke Start. Voor de zwangere levert dit op dat zij eenduidige
                  adviezen ontvangt en met haar hulpvragen direct wordt doorverwezen naar de juiste
                  professional(s).
               
Bij de prenatale screening op aangeboren aandoeningen en afwijkingen (hierna prenatale
                  screening1) is de inzet dat zwangeren en hun partners een kwalitatief hoogwaardig aanbod krijgen
                  en daarbij goede en waardevrije begeleiding voor het maken van de keuze over deelname
                  aan prenatale screening. Tijdens het debat op 19 december 2019 over het VN Verdrag
                  inzake de rechten van personen met een handicap vroeg Kamerlid van der Staaij of de
                  aanbevelingen van de Alliantie VN-Verdrag Handicap bij prenatale screening ook worden
                  overgenomen. Dit is het geval en krijgt in de praktijk handen en voeten onder andere
                  door de betrokkenheid van patiëntenorganisaties bij de ontwikkeling van voorlichtingsmaterialen
                  voor zwangeren. Zoals ik in mijn beleidsreactie op het Gezondheidsraadadvies over
                  prenatale screening (kamerstuk 29 323, nr. 121) aangaf hecht dit kabinet eraan dat in onze samenleving mensen met een aandoening
                  hun leven kunnen leiden zoals zij dat zelf willen met zoveel mogelijk eigen regie.
                  Dit doet recht aan de waarde van elk leven.
               
De verloskundig zorgverlener verzorgt de counseling of brengt de zwangere in contact
                  met een counselor, als de verloskundig zorgverlener zelf geen counselor is. Afhankelijk
                  van de keuzes die de zwangere maakt zorgt de verloskundig zorgverlener verder voor
                  tijdige doorverwijzingen voor de screeningsonderzoeken zelf. Bij een afwijkend resultaat
                  is het eveneens de verloskundig zorgverlener die de zwangere doorverwijst naar een
                  centrum voor prenatale diagnostiek. Op dit moment zijn er geen signalen dat zwangeren
                  ontevreden zijn over de wijze waarop ze worden doorverwezen of opgevangen. In zowel
                  het TRIDENT onderzoek naar de implementatie van de NIPT als het nog op te starten
                  onderzoek naar de 13-wekenecho, is er specifiek aandacht voor de ervaringen van zwangeren
                  met de screening.
               
Huidig aanbod
De geboortezorg volgens de Zorgverzekeringswet is de zorg aan de (aanstaande) moeder
                  en haar kind. Het gaat zowel om de zorg die wordt gegeven vóór, tijdens en na de bevalling.
                  Deze zorg wordt integraal geleverd door onder andere een verloskundige, gynaecoloog,
                  kraamzorg, verloskundig huisarts en/of kinderarts. De geboortezorg wordt vergoed vanuit
                  het basispakket en alle zwangeren in Nederland maken hier gebruik van. Binnen de geboortezorg
                  werkt men volgens de Zorgstandaard Integrale geboortezorg en specifieke beroepsrichtlijnen.
                  Deze richtlijnen worden opgesteld voor en door de beroepsgroepen die zoveel mogelijk
                  proberen de effectiviteit van de in de richtlijnen opgenomen zorg te onderbouwen.
                  Zorg die is opgenomen in de richtlijnen en waarvan de effectiviteit is onderbouwd
                  maakt deel uit van het verzekerde basispakket. VWS stelt de kaders van de aanspraak
                  vast. Zorgverzekeraars kopen deze zorg in.
               
Prenatale screening is gericht op het bieden van handelingsopties aan ouders in het
                  geval het ongeboren kind een aangeboren aandoening of afwijking blijkt te hebben.
                  In het geval van een ernstige aandoening of afwijking bij het ongeboren kind kunnen
                  ouders ervoor kiezen zich voor te bereiden op de zorg voor dit kind of om de zwangerschap
                  te beëindigen. Hierbij staat centraal dat ouders zelf een goed geïnformeerde keuze
                  maken of ze gebruik willen maken van prenatale screening. De counseling om tot deze
                  keuze te komen is onderdeel van het aanbod. Behalve de counseling bestaat het aanbod
                  op dit moment uit screening op down-, edwards- en patausyndroom (door de NIPT of combinatietest)
                  en een echo in het tweede trimester (20-wekenecho). Deelnemers aan de NIPT kunnen
                  tevens kiezen voor de rapportage van nevenbevindingen. In tegenstelling tot de geboortezorg
                  maken niet alle zwangeren gebruik van de prenatale screening. In 2018 maakte 46,3%
                  van de zwangeren gebruik van de screening op down-, edwards- en patausyndroom en 82,8%
                  liet een 20-wekenecho doen. Er worden voorbereidingen getroffen om vanaf de tweede
                  helft van 2021 in onderzoeksverband ook rond 13 weken zwangerschap een echo aan te
                  bieden (13-wekenecho).
               
Besluitvorming
Een belangrijk verschil tussen prenatale screening en de reguliere geboortezorg is
                  dat er in het geval van de prenatale screening geen sprake is van een individuele
                  zorgvraag of een medische indicatie2. Een tweede verschil is dat de geboortezorg geheel gericht is op gezondheidswinst,
                  terwijl bij prenatale screening wordt beoogd ouders de mogelijkheid te bieden informatie
                  te vergaren over eventuele aangeboren aandoeningen of afwijkingen bij het ongeboren
                  kind. Anders dan bij de geboortezorg is het geen vanzelfsprekendheid dat ouders deelnemen
                  aan prenatale screening. Deze twee verschillen zijn ook van belang bij de wijze waarop
                  de prenatale screening is ingericht en het aanbod tot stand komt.
               
De Gezondheidsraad adviseert de regering gevraagd en eventueel ongevraagd over het
                  screeningsaanbod. Vervolgens heeft de regering de politieke ruimte om adviezen wel
                  of niet over te nemen. Dit is belangrijk, omdat de Gezondheidsraad in zijn advies
                  vooral uitgaat van de stand der wetenschap. Bij veranderingen in het screeningsaanbod
                  kunnen ook andere afwegingen een rol spelen, zoals de capaciteit onder zorgprofessionals,
                  samenhang met andere zorgterreinen en maatschappelijk draagvlak. Al deze punten moeten
                  goed afgewogen worden voordat een advies overgenomen kan worden. Vervolgens moet worden
                  bezien of het advies ook praktisch haalbaar en uitvoerbaar is. Hiervoor wordt na het
                  overnemen van het advies van de Gezondheidsraad aan het RIVM gevraagd de uitvoeringsconsequenties
                  in beeld te brengen.
               
Dit is anders in de reguliere geboortezorg, waar de afwegingen door (zorg)professionals
                  worden gemaakt op basis van de stand van wetenschap en praktijk. Hierbij wordt ook
                  gekeken naar medische noodzaak, doelmatigheid en betaalbaarheid. Bij medisch noodzakelijke
                  zorg kunnen verschillende opties tegen elkaar gewogen worden aan de hand van de te
                  verwachten gezondheidswinst, omdat dat het centrale doel is van de zorg. Bij prenatale
                  screening geldt dat er op voorhand geen medische noodzaak is en dat gezondheidswinst
                  niet het primaire doel is. Daardoor kan de weging van de doelmatigheid en betaalbaarheid
                  niet op eenzelfde wijze worden gemaakt.
               
Inrichting van de prenatale screening
Prenatale screening valt onder de vergunningplicht van de Wet op het bevolkingsonderzoek
                  (Wbo), omdat er ernstige onbehandelbare aandoeningen worden opgespoord. De Gezondheidsraad
                  heeft op grond van de Wbo een adviserende rol bij de vergunningverlening. Bij de vergunningaanvraag
                  komt ook de inrichting van de screening aan de orde, bijvoorbeeld de wijze waarop
                  zwangeren worden voorgelicht en gecounseld en hoe de aansluiting op de vervolgdiagnostiek
                  en zorg is georganiseerd. De Gezondheidsraad buigt zich daarmee bij het advies over
                  de vergunningaanvraag ook over de manier waarop de overheid van plan is om de screening
                  in te richten.
               
De zorgverleners die de prenatale screening uitvoeren doen dit onder verantwoordelijkheid
                  van de regionale centra prenatale screening, die hiervoor een Wbo-vergunning hebben.
                  Via de contracten die regionale centra afsluiten met de zorgverleners wordt geborgd
                  dat de screening wordt uitgevoerd conform de voorwaarden van de vergunning en conform
                  de kwaliteitseisen die het RIVM in overleg met de betrokken ketenpartners vaststelt
                  (zie p. 5). De 13-wekenecho wordt binnenkort in onderzoeksverband beschikbaar gesteld.
                  De counseling prenatale screening en de 20-wekenecho worden nu vanuit het basispakket
                  vergoed, maar het Zorginstituut heeft in 2017 geadviseerd3 om prenatale screening zonder aanwezigheid van een medische indicatie op een andere
                  wijze te bekostigen. Voor de bekostiging van de 13-wekenecho in onderzoeksverband
                  is daarom gezocht naar een andere manier van bekostiging die goed aansluit bij de
                  wijze waarop de prenatale screening is georganiseerd. De regionale centra prenatale
                  screening zullen de betalingen aan de uitvoerders uitkeren. Indien de ervaringen hiermee
                  positief zijn biedt dit ook een weg om de bekostiging van de counseling en de 20-wekenecho
                  uit het basispakket te halen, conform het advies van het Zorginstituut.
               
Doorlooptijd van de besluitvorming
Het Rijksaanbod van prenatale screening komt tot stand in een nauwe samenwerking tussen
                  veldpartijen, ZonMw, het RIVM en de Gezondheidsraad. Hierbij zijn veel waarborgen
                  ingebouwd om te zorgen dat de kwaliteit van het aanbod hoog is. Dat geldt ook voor
                  de ondersteuning die zwangeren en hun partners krijgen om goed geïnformeerd te kunnen
                  beslissen of ze gebruik willen maken van de prenatale screening. De keuzes die de
                  regering maakt over het aanbod van prenatale screening komen op een gedegen en transparante
                  wijze tot stand. De adviezen van de Gezondheidsraad en het RIVM worden aan uw Kamer
                  aangeboden en ik informeer u over de beleidsconclusies die ik hieruit trek en de vervolgstappen
                  die ik in gang zet.
               
Daarbij geldt wel dat de adviezen van de Gezondheidsraad en het RIVM in veel gevallen
                  volgtijdelijk tot stand komen. Dit is gelet op de verschillende rollen en verantwoordelijkheden
                  legitiem, maar kan ook zorgen voor een relatief lange doorlooptijd. Ik ben daarom
                  met ZonMw, de Gezondheidsraad en het RIVM in gesprek om te bezien hoe de voorbereidende
                  processen zowel zorgvuldig als voortvarend kunnen worden vormgegeven. Bij zijn advisering
                  over de uitvoeringsconsequenties van screening betrekt het RIVM al alle ketenpartners
                  om zo te zorgen voor een goede aansluiting van screening op de reguliere geboortezorg.
               
Uitvoering en aansturing
Naast de verloskundig zorgverlener zijn meerdere veldpartijen betrokken bij de verloskundige
                     zorg en de prenatale screening. Bij de verloskundige zorg kunnen ook (onder andere)
                     de gynaecoloog, kraamverzorger, (verloskundig) huisarts of kinderarts betrokken zijn,
                     afhankelijk van de keuzes die de zwangere maakt en het verloop van de zwangerschap.
                     Zij werken volgens de Zorgstandaard Integrale geboortezorg en de specifieke richtlijnen
                     die de verschillende beroepsgroepen vaststellen. Voor de prenatale screening geldt
                     dat het RIVM opdracht van VWS heeft om regie te voeren over de keten. Dit houdt in
                     dat het RIVM de coördinatie voert over het vaststellen van (kwaliteits)standaarden
                     en het invoeren van innovaties. Daarvoor staat het RIVM in nauw contact met relevante
                     beroepsgroepen, patiëntenorganisaties, regionale centra en laboratoria. Naast veel
                     informele contacten is er ook een formele overlegstructuur waarmee de ketenpartijen
                     het RIVM adviseren. Het RIVM streeft naar consensus, maar wanneer partijen er niet
                     uitkomen heeft het RIVM wel de verantwoordelijkheid om te zorgen dat er toch een besluit
                     wordt genomen.
                  
De regionale centra prenatale screening coördineren de uitvoering van de prenatale
                     screening. Zij sluiten bijvoorbeeld (kwaliteits)contracten af met de zorgverleners
                     en organiseren bijscholing voor counselors en echoscopisten. De regionale centra,
                     die ooit voortkwamen uit de umc’s, zijn inmiddels 8 zelfstandige stichtingen.
                  
Samen met alle betrokken partijen zijn we continu op zoek naar een goede balans tussen
                  de wetenschappelijk mogelijkheden voor het uitbreiden van het screeningsaanbod, de
                  praktische haalbaarheid van deze nieuwe mogelijkheden en hoe dit zo goed als mogelijk
                  kan aansluiten bij de geboortezorg. Op deze wijze trachten we zwangeren een kwalitatief
                  hoogwaardige prenatale screening aan te bieden die tezamen met de reguliere geboortezorg
                  als één samenhangend geheel wordt ervaren. Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben
                  geïnformeerd.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
                  P. Blokhuis
Indieners
- 
              
                  Indiener
 P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
