Brief regering : Tijdelijke verordening Europees burgerinitiatief i.v.m. COVID-19
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 2888
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2020
Met deze brief informeer ik u over wetgevingsvoorstel COM (2020) 221, dat de Europese
Commissie op 20 mei 2020 heeft gepubliceerd. Doel van dit voorstel is om de problemen
aan te pakken waarmee organisatoren van burgerinitiatieven worden geconfronteerd sinds
lidstaten maatregelen hebben genomen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak. Als
oplossing voor deze problemen stelt de Commissie voor om de termijnen voor het inzamelen,
verifiëren en onderzoeken van lopende burgerinitiatieven, op grond van de Verordening
Europees burgerinitiatief1, tijdelijk te verruimen.
Inhoud van het voorstel
Gebleken is dat organisatoren van succesvolle Europese burgerinitiatieven naast het
online verzamelen van steunbetuigingen ook nog veel fysiek campagnevoeren, bijvoorbeeld
op straat of door evenementen te organiseren. Door de maatregelen die overheden hebben
moeten nemen om de verspreiding van het COVID-19 virus tegen te gaan, is dit fysieke
campagnevoeren sinds medio maart 2020 in de meerderheid van de lidstaten niet mogelijk
geweest, en is het nog steeds slechts beperkt mogelijk. Organisatoren van Europese
burgerinitiatieven hebben daarover bij de Europese Commissie aan de bel getrokken.
Ook zijn er lidstaten die vanwege de coronamaatregelen verwachten moeite te hebben
om de verificatie van steunbetuigingen binnen de gestelde termijn in de verordening
af te ronden. En tot slot kunnen de openbare hoorzitting en de ontmoeting met de organisatoren,
die het Europees Parlement respectievelijk de Europese Commissie voor een succesvol
initiatief organiseren, momenteel niet plaatsvinden.
De Commissie stelt daarom voor om de verzamelperiode van initiatieven die op 11 maart
2020 steunbetuigingen aan het verzamelen waren met zes maanden te verlengen. Er is
gekozen voor 11 maart 2020 omdat dit de dag is waarop de Wereldgezondheidsorganisatie
COVID-19 tot pandemie verklaarde. Voor de initiatieven waarvan de inzamelingsperiode
is begonnen of gepland is om te beginnen na 11 maart 2020 maar vóór 11 september 2020,
eindigt de inzamelingsperiode op 11 september 2021.
Verder regelt het voorstel dat de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen
de inzameltermijnen per initiatief nog maximaal tweemaal met drie maanden mag verlengen,
indien er na 11 september 2020 in een meerderheid van de lidstaten – of in een aantal
lidstaten dat tezamen meer dan 35% van de EU-bevolking vertegenwoordigt – nog corona
maatregelen van kracht zijn die het inzamelen van steunbetuigingen ernstig bemoeilijken.
Dit geldt eveneens in het geval van een nieuwe uitbraak, indien er in een meerderheid
van de lidstaten – of in een aantal lidstaten dat tezamen meer dan 35% van de EU-bevolking
vertegenwoordigt – nog coronamaatregelen van kracht zijn die het inzamelen van steunbetuigingen
ernstig bemoeilijken. Het voorstel regelt dat de verzamelperiode per Europees burgerinitiatief
maximaal 24 maanden in totaal zal zijn.
Nationale autoriteiten die vanwege genomen coronamaatregelen het verifiëren van steunbetuigingen
en het opstellen van een certificaat niet binnen de in de verordening (EU) nr. 2019/788
gestelde termijn kunnen uitvoeren, kunnen volgens het voorstel bij de Commissie een
verzoek voor verlenging indienen.
Tot slot regelt het Commissievoorstel dat het Europees Parlement en de Europese Commissie
meer tijd krijgen om voor succesvolle Europese burgerinitiatieven een openbare hoorzitting
en een ontmoeting met de organisatoren te organiseren. Dit geldt voor het geval het
Europees Parlement en de Europese Commissie na 11 maart 2020 moeilijkheden hebben
ondervonden deze bijeenkomsten te organiseren als gevolg van de beperkende COVID-19
maatregelen. De verordening stelt dat de bijeenkomsten zo spoedig mogelijk gehouden
dienen te worden als dat de gezondheidssituatie in de lidstaat waar ze plaatsvinden
dat mogelijk maakt.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
Het kabinet kan zich vinden in bovengeschetste inhoud van het Commissievoorstel. Het
is van belang dat het Europees burgerinitiatief ook nu door burgers gebruikt kan blijven
worden om grensoverschrijdende problemen onder de aandacht van de Europese Commissie
te brengen. Op die manier kan het ook onder bijzondere omstandigheden een effectief
instrument van participatieve democratie blijven.
Het kabinet acht de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag voor het voorstel
– artikel 24 VWEU – juist: dit artikel heeft betrekking op de vaststelling van de
bepalingen voor de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief
in de zin van artikel 11 VWEU. De subsidiariteit van het voorstel beoordeelt het kabinet
eveneens als positief: tijdelijke aanpassing van de verordening betreffende het Europees burgerinitiatief kan alleen op EU-niveau geregeld worden. Ook het oordeel over
de proportionaliteit is positief: de maatregelen gaan niet verder dan noodzakelijk.
Alle maatregelen vloeien voort uit de bestaande verordening en hebben geen gevolgen
voor de Nederlandse uitvoeringsregelgeving die op 1 april 2020 in werking is getreden.
Bovendien gaat het om tijdelijke maatregelen die tot uiterlijk 31 december 2022 gelden.
Tot slot brengt het verlengen van bovenstaande termijnen geen financiële gevolgen
of gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten met zich mee.
Tijdpad
De Commissie streeft ernaar het voorstel zo snel mogelijk in werking te laten treden,
zodat organisatoren van Europese burgerinitiatieven zo snel mogelijk zekerheid hebben
over de voor hun initiatieven geldende termijnen. De Raad en het Europees Parlement
spannen zich in om tot snelle afhandeling te komen, vooralsnog is er geen zicht op
zwaarwegende bezwaren tegen het voorstel.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties