Brief regering : Voortgang naar aanleiding van onderzoeksrapport IJenV over dodelijk steekincident in Amsterdamse metro
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 532 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2020
In juli 2017 werd Joost Wolters door Philip O. (hierna O.) neergestoken, waarna hij
overleed. De inspecties onderzochten de aan O. geboden zorg en het justitiële traject
dat O. doorliep. Eind 2019 debatteerden we over het onderzoek en onze reactie op de
aanbevelingen van de inspecties. Er zijn sindsdien stappen gezet. Hierbij rapporteer
ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna
VWS), over de voortgang aan de hand van vier thema’s: breder toezicht, completer beeld,
zorgvuldiger toetsing en helderder regie.
Breder toezicht
Gedurende het debat vroeg uw Kamer nadrukkelijk aandacht voor het overkoepelende toezicht
op de kwaliteit en veiligheid bij de justitiële organisaties (Handelingen II 2019/20,
nr. 36, item 15). Concreet ging het daarbij om verbreding van het toezicht op het openbaar ministerie
(hierna OM), intensivering van de samenwerking tussen inspecties en het beter betrekken
van medische informatie bij onderzoek door de IJenV. De daarop ondernomen stappen
beschrijf ik hieronder.
– Toezicht op het handelen van het OM
Naar aanleiding van de motie van het lid Van Toorenburg c.s. over verbreding van het
toezicht op het OM sprak u met de Minister van Justitie en Veiligheid en is uw Kamer
op 12 februari 2020 schriftelijk geïnformeerd over de uitkomst.1, 2 Het toezicht van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (hierna PGHR) op het OM wordt
verruimd met onderzoek naar ingrijpende gebeurtenissen, zoals het overlijden van Joost
Wolters, en de uitvoering in het algemeen. De PGHR toetst of bij de handelingen die
het OM verrichtte de wettelijke voorschriften naar behoren zijn gehandhaafd of uitgevoerd.
Het samenstel aan conclusies van de IJenV en de PGHR kan worden benut voor verbetering
van de effectiviteit van het handelen van en de samenwerking tussen alle instanties.
De verruiming vergt vastlegging van werkwijzen tussen de PGHR en het College van PG’s
en de PGHR en IJenV.
Ingegeven door een motie van het lid Van Wijngaarden om het lerend vermogen van het
OM te versterken, is daarnaast in het kader van slachtofferzorg onderzoek verricht
naar de eventuele rol en positie van een slachtoffercommissaris, naar Engels voorbeeld.3 Nog deze zomer wordt uw Kamer geïnformeerd over de bevindingen in de voortgangsrapportage
Fokkens. Daarnaast is het belangrijk te vermelden dat de Nationale ombudsman (hierna
NO) op dit moment onderzoek doet naar aanleiding van klachten van slachtoffers. Het
onderzoek gaat over de vraag wat slachtoffers redelijkerwijs van het OM mogen verwachten
ten aanzien van met name informatieverstrekking en bejegening. De NO hoopt voor de
zomer met het OM te spreken over de bevindingen.
– Betrekken van medische informatie
In de wederhoorfase gaf de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) als reactie dat de
IJenV geen kennis heeft kunnen nemen van het medisch dossier en dat DJI het, gezien
de gevoelige materie, van het grootste belang acht dat eventuele conclusies worden
getrokken op basis van volledige informatie, met inbegrip van het medisch dossier.
DJI had dat medisch dossier aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gezonden
en een analyse zonder medische informatie aan de IJenV. De IJenV gaf hierop aan dat
het medisch dossier met een beroep op het medisch beroepsgeheim aan haar niet ter
beschikking werd gesteld en dat zij de toegezonden analyse heeft bestudeerd en betrokken
bij haar rapport (paragraaf 5.1.2. in het bijzonder), met de kanttekening dat de IJenV
de informatie die erin staat niet zelf heeft kunnen verifiëren in het dossier.
Tijdens het debat heb ik laten weten dat ik het onbevredigend vind dat op een punt
dat zo raakt aan de kern van het besluit om O. voorwaardelijk in vrijheid te stellen
boven de markt blijft hangen of raadpleging van het medisch dossier tot een andere
conclusie zou hebben geleid dan de IJenV in haar rapport heeft getrokken. Niet om
te bepalen wie er gelijk heeft maar vooral om te leren naar de toekomst. Ik heb u
daarom toegezegd door een onafhankelijke en daartoe bevoegde derde te laten toetsen
of de inhoud van het medisch dossier van O. een ander licht werpt op de bevindingen
van de IJenV. De toets is door de heer prof. dr. C.L. Mulder en de heer dr. R.B.M.
Keurentjes (hierna de commissie) uitgevoerd. Het verslag treft u als bijlage aan4. Het oordeel van de commissie spreekt naar mijn mening voor zich. Raadpleging van
het medisch dossier maakt de afwegingen van PPC Vught ten aanzien van de voorwaardelijke
invrijheidstelling (v.i.) van O. weliswaar inhoudelijk beter te volgen, maar doet
voor het overige niets af aan de conclusies van de IJenV. Het oordeel van de commissie
onderstreept dat het verlenen van een v.i. geen vanzelfsprekendheid moet zijn. Hiervoor
moeten in de eerste plaats de mogelijkheden van de huidige regelgeving beter worden
benut en onder meer om die reden is het wetsvoorstel straffen en beschermen (SenB)
ingediend.
Daarbij is nog relevant dat de IGJ onlangs onderzoek deed naar hoe PPC Vught opvolging
heeft gegeven aan de verbetermaatregelen ingegeven door het detentieverloop van Michael
P. Uit dit onderzoek blijkt dat Vught niet heeft stilgezeten. PPC Vught heeft de verbetermaatregelen,
bijvoorbeeld ten aanzien van risicotaxatie, opgepakt en zich bovendien ingespannen
om de geleerde lessen te delen met het forensische zorgveld. De IGJ heeft de rapportage
over dit onderzoek op haar website gepubliceerd.
Daarnaast is de commissie gebleken dat een penitentiaire inrichting (hierna PI) een
medisch dossier wel kan geven aan de IGJ maar niet aan de IJenV. De op 1 januari 2019
ingevoerde Wet forensische zorg (Wfz) bevat een bevoegdheid voor de IJenV om documentatie
die betrekking heeft op een forensische patiënt in te zien. Deze bevoegdheid leidt
tot onduidelijkheden in de praktijk. Ik hecht er groot belang aan dat de IJenV een
medisch dossier kan raadplegen, zodat de IJenV de informatie in dit dossier bij haar
eigen onafhankelijke oordeelsvorming kan betrekken. Daarom kom ik met een wetsvoorstel
ter verduidelijking van deze bevoegdheid. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie
van het lid van Groothuizen c.s. ten aanzien van het delen van behandelinhoudelijke
informatie met de IJenV.5
– Onderlinge samenwerking inspecties
Bovenstaand wetsvoorstel verduidelijkt de toezichtstaak van de IJenV op de forensische
zorg en haar bevoegdheid tot inzage. De samenwerking tussen de inspecties wordt hiermee
vereenvoudigd. De inspecties laten weten dat zij daar waar mogelijk afstemmen, met
inachtneming van hun eigen wettelijke taak.
Completer beeld
Het oordeel van de IJenV onderstreept de noodzaak een strafrechtelijke beslissing
werkelijk, snel en goed uit te voeren. Er wordt niet meer per zaak bekeken wat er
exact moet gebeuren, maar bij iedere strafrechtelijke beslissing wordt alle beschikbare
informatie over de persoon in kwestie betrokken. Hiervoor biedt de Wet herziening
tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) een solide basis. Ik licht
de in dit verband genomen stappen toe.
– De Wet USB is op 1 januari 2020 in werking getreden. Het Administratie- en Informatiecentrum
Executie (hierna AICE) van het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna CJIB) bewaakt
de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen centraal. Het AICE coördineert en
monitort de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en zorgt ervoor dat instanties
beschikken over gegevens die voor de uitvoering essentieel zijn. De zaakstromen die
nog niet via AICE liepen, zoals de TBS en PIJ, zijn vanaf de invoering van de Wet
USB omgelegd via het AICE. Dit resulteert in een compleet beeld, inclusief actuele
informatie over de status van de uitvoering van een straf.
– De al verduidelijkte informatie op het uittreksel justitiële documentatie (hierna
UJD) zal de komende periode een verdere kwaliteitsverbetering ondergaan. Onder andere
het AICE verstrekt de informatie die hiervoor nodig is rechtstreeks aan de Justitiële
Informatiedienst, als beheerder van het UJD. Daarmee kan een nog preciezer beeld van
de status van de tenuitvoerlegging worden vastgelegd in het UJD. Dit is een forse
inspanning die in 2021 moet zijn afgerond.
– In het kader van de Wet USB is ook door de keten bekeken welke verbetering nodig is
om de doorlooptijden terug te brengen van de behandeling van vorderingen tot tenuitvoerlegging,
zodat sneller en slagvaardiger kan worden ingegrepen. Dit leidt tot afspraken over
de termijnen die worden gehanteerd om een vordering tot tenuitvoerlegging in te dienen
bij de rechter. In het strafprocesreglement is vastgelegd dat een vordering vervolgens
binnen 30 dagen op zitting moet worden behandeld en afgedaan. Om ervoor te zorgen
dat aan deze termijn wordt voldaan, wordt onderzoek uitgevoerd naar de doorlooptijden.
Ik houd zicht op de uitkomsten van dit onderzoek die voor de zomer worden verwacht.
Daarmee doe ik mijn toezegging gestand om hierover met de rechtspraak en het OM (blijvend)
in gesprek te gaan.
– Tijdens het debat heeft uw Kamer zorgen geuit over de gegevensuitwisseling tussen
professionals. Op dit punt diende het lid Van Wijngaarden c.s. een motie in, inhoudende
een verbetering van de gegevensdeling tussen zorg en veiligheid.6 Deze zorgen zijn begrijpelijk en pak ik op binnen het programma forensische zorg.
Zo komt komende maand een handreiking beschikbaar die bijdraagt aan bekendheid en
begrip ten aanzien van de grondslagen voor informatie-uitwisseling en de toepassing
ervan binnen de forensische zorg. Voor de voortgang verwijs ik u verder naar de voortgangsbrief
forensische zorg.
– Voor de bekendheid en benutting van de procedures voor verplichte geestelijke gezondheidzorg
hebben ketenpartners, waaronder GGZ Nederland, de IGJ, en het OM, gezamenlijke afspraken
gemaakt en zijn er handreikingen opgesteld.7 De ketenafspraken en handreikingen zien op de gegevens die een betrokken instantie
nodig heeft om zijn taak goed uit te kunnen voeren. Door koppeling van de systemen
van ketenpartners en een informatiestandaard werken we daarnaast aan een digitale
voorziening om gegevens gestructureerd te delen.
– In reactie op de motie van de leden Van Toorenburg en Kuiken en de motie van het lid
Van Wijngaarden c.s. over gegevensuitwisseling beloofde de Staatssecretaris van VWS
te voorzien in een overzicht van standaarden en handreikingen omtrent gegevensdeling
tussen GGZ, politie en het OM.8, 9 In navolging hierop vond in januari 2020 overleg plaats met de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
en GGZ Nederland over bewustwording en de mogelijkheden van doorbreking van het medisch
beroepsgeheim. De factsheet Medisch Beroepsgeheim, waarin ook gegevensdeling tussen
GGZ, politie en het OM aan de orde komt, wordt in afstemming met het veld voorzien
van een update.10 Het streven is uw Kamer hier na de zomer nader over te informeren.
Zorgvuldiger toetsing
Het rapport van de IJenV bevestigt dat de uitvoering van een gevangenisstraf beter
moet, in het bijzonder bij de overgang van de PI naar de v.i. Daar is het wetsvoorstel
SenB op ingericht. Hiermee wordt de v.i. minder vanzelfsprekend. Daardoor ontstaat
meer ruimte voor de continuïteit van interventies en om eventueel van de v.i. af te
zien. Ik licht de, hieraan gerelateerde, geboekte voortgang toe.
– Op 15 juni 2020 behandelt de EK het wetsvoorstel SenB plenair. Dit voorstel regelt
dat de periode in detentie beter aansluit op de v.i., doordat de v.i. niet langer
van rechtswege wordt verleend. In plaats daarvan wordt de toekenning een bevoegdheid
van het OM, waarbij op grond van drie wettelijke criteria wordt beslist of de gedetineerde
met v.i. mag: maatschappelijke risico’s, gedrag van de gedetineerde en slachtofferbelangen.
Door over te stappen naar een systeem met een individueel beslismoment wordt de datum
van de v.i. minder hard. Hierdoor moet de, eveneens door de commissie aangekaarte,
in de PI ervaren druk worden weggenomen. Invoering is voorzien op 1 mei 2021.
– Als forensische ondersteuning, in de vorm van beschermd wonen, bij de v.i. een voorwaarde
is, moet rekening worden gehouden met de beschikbaarheid. Dit breng ik tot uitdrukking
in een in consultatie te geven uitvoeringsbesluit SenB. Hierin wordt woordelijk vastgelegd
dat v.i. pas aan de orde mag zijn in het geval er sprake is van een beschikbaar en
geschikt verblijfadres.
– Tot aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel SenB dient gebruik te worden gemaakt
van de bestaande mogelijkheden om waar nodig de v.i. uit te stellen. Daarom heeft
het College van PG’s de met v.i. belaste onderdelen van het OM geïnstrueerd om hiervoor
extra aandacht te hebben, als in de advisering de verwachting is benoemd dat benodigde
v.i.-voorwaarden, bijvoorbeeld forensische zorg, niet op tijd kunnen worden geregeld
en daar een risico voor de veiligheid van de samenleving aan is verbonden.
– DJI en de reclassering hebben in dit verband nog aanvullende opdrachten gekregen:
zorg ervoor dat de mogelijkheden van de v.i. om een behandeling voort te zetten nadrukkelijker
worden betrokken en dat overwegingen om wel of niet over te gaan tot de v.i. altijd
navolgbaar worden gedocumenteerd voor de professionals die hierover moeten adviseren
of oordelen.
– In de context van wachttijden kan rekening houden met de beschikbaarheid van forensische
zorg en begeleiding (beschermd wonen, ambulant of klinisch), na detentie, moeilijk
zijn. In lijn met de door het lid Van Nispen ingediende motie over maatregelen voor
het op de juiste plek krijgen van forensische patiënten, hebben we daarop een gerichte
aanpak. Bij zorgaanbieders is een tekort aan personeel.11 Om dat probleem aan te pakken, is voor het aantrekken van gekwalificeerd personeel
samen met de sector een gerichte arbeidsmarktaanpak ontwikkeld door de Taskforce forensische
zorg. In voornoemde voortgangsbrief forensische zorg beschrijf ik de voortgang van
deze Taskforce. Als een forensische plaatsing lastig blijkt vanwege krapte kan het
Forensisch Plaatsingsloket van DJI interveniëren om zeker te stellen dat zo spoedig
mogelijk op een forensische plek wordt geplaatst. Van dit loket moet vaker gebruik
worden gemaakt. DJI en de reclassering geven om die reden gehoor aan de instructie
hier aandacht voor te vragen onder hun personeel. Waar nodig kan tijdelijk zwaarder
en, in een uitzonderlijke situatie, ter overbrugging lichter worden geplaatst bij
wijze van noodmaatregel.
– Als v.i.-voorwaarden worden geschonden of de reclassering onvoldoende toezicht kan
houden, is escalatie vereist. Dit houdt in dat de reclassering het OM informeert,
dat ervoor kan zorgen dat de v.i. wordt herroepen en de veroordeelde in een PI wordt
teruggeplaatst. In het kader van de Wet USB is in beleidsregels specifiek voorgeschreven
wanneer de reclassering in ieder geval moet escaleren om zo zeker te stellen dat de
reclassering bij gesignaleerde risico’s het OM betrekt. Die regels gelden vanaf 1 januari
2020.
Helderder regie
Het oordeel van de IJenV laat zien dat instanties elkaar beter moeten leren kennen
en weten te vinden om de juiste wegen te kunnen bewandelen, te meer als het strafrechtelijk
traject en de reguliere zorgverlening samenkomen. Dit vraagt om heldere regie, goede
samenwerking en duidelijke afspraken tussen instanties. Voor het leggen van de noodzakelijke
verbindingen tussen justitie en zorg hebben we de Wfz, de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg (hierna Wvggz) en de Wet Zorg en Dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten (hierna Wzd). Hieronder beschrijven we de gezette stappen.
– Op 1 januari 2020 is de Wvggz ingevoerd. Dit samenstel van artikelen schept duidelijkheid
over verantwoordelijkheden. Zo maakt de Wvggz duidelijk dat het OM regie voert op
het proces en de geneesheer-directeur gaat over de zorg. In zijn rol als procesregisseur
verstrekt het OM ook relevante politie- en justitiegegevens aan de geneesheer-directeur,
zodat deze kunnen worden betrokken bij een beoordeling van de noodzakelijk geachte
verplichte zorg, en bewerkstelligt het OM met de geneesheer-directeur dat de rechter
een toereikend dossier krijgt.
– Artikel 2.3 van de Wfz en de Wzd zijn gelijk met de Wvggz in werking getreden. Hiermee
krijgt de strafrechter zelf de bevoegdheid een zorgmachtiging af te geven op grond
van de Wvggz of een rechterlijke machtiging op basis van de Wzd. Dit draagt eraan
bij dat maatwerk kan worden geboden en de persoon op de voor hem juiste plek terecht
komt: in straf of in zorg. Als de strafrechter een machtiging tot gedwongen opname
oplegt, kan die alleen (tijdelijk) worden onderbroken nadat ik daarvoor mijn, op risicotaxatie
gebaseerde, toestemming heb gegeven. Zo houden we een vinger aan de pols.
– Tijdens het debat bevroeg uw Kamer de Staatssecretaris van VWS op de wachttijden in
de ggz en het onderzoek naar de wachttijden voor beschermd wonen. Hierover informeerde
de Staatssecretaris van VWS uw Kamer per brief van 4 juni 2020.12 De inzet is er op gericht om wachttijden te reduceren tot een uiterst minimum, zodat
op tijd ondersteuning en zorg kan worden geboden.
– GGZ Nederland en DJI hebben daarnaast, en zij blijven dit doen, de afspraken over
plaatsing op beveiligde bedden opnieuw onder de aandacht gebracht bij zorgaanbieders.
Verder is een ketenveldnorm geïntroduceerd, waarmee we zorg dragen voor de beschikbaarheid
van (beveiligde) intensieve zorg voor personen met een psychiatrische stoornis die
mogelijk gevaarlijk gedrag kunnen vertonen. Uw Kamer wordt nog voor de zomer geïnformeerd
over de vervolgstappen op deze punten in het kader van de aanpak van personen met
verward gedrag.
Tot besluit
Tijdens het debat vroeg uw Kamer aandacht voor de vertaling van nieuwe wetten en aanpassing
van beleid naar de praktijk. De hiervoor benodigde volhardendheid is er. Bij ons en,
wellicht nog belangrijker, bij betrokken instanties.
Voor een goede uitvoering van de Wet USB, Wfz en Wvggz en het wetsvoorstel SenB zijn
omvangrijke ketenprogramma’s in het leven geroepen. Om de kennis en kunde bij betrokken
instanties op peil te brengen, worden professionals getraind en begeleid, met aandacht
voor de uit het inspectieonderzoek gebleken lessen. In het bijzonder als het gaat
om de samenwerking, waarbij een gezond evenwicht tussen enerzijds elkaar vertrouwen
en anderzijds een kritische blik van groot belang is.
We zien dat instanties hier actief mee oefenen. Zo is vooruitlopend op de Wet USB
door casussimulaties en multidisciplinair overleg geoefend met bijvoorbeeld de verstrekking
van actuele persoonsbeelden en zal vooruitlopend op het wetsvoorstel SenB worden geoefend
met de nieuwe wijze waarop v.i.-beslissingen worden genomen. Ter voorbereiding van
de Wvggz, Wzd en Wfz vonden regionale sessies plaats om de nieuwe procedures met elkaar
te doorleven en nog steeds spreken instanties (regionaal) over uitdagingen in de voorbereiding
en uitvoering van verplichte zorg. Daar blijft het niet bij. We monitoren door reviews,
evaluaties op wetten en door onderzoek. Zo onderzoekt AEF, op uw aangeven, de kwaliteit
en veiligheid in PPC’s. Het resultaat volgt eind 2020. We hebben er vertrouwen in
dat instanties voortgaan op de ingeslagen weg en zo blijven werken aan de veiligheid.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming