Brief regering : Beleidsdoorlichting Internationale Samenwerkingsoperaties 2012-2017
33 199 Beleidsdoorlichting Justitie en Veiligheid
Nr. 36 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2020
Hierbij ontvangt u de beleidsdoorlichting «Internationale Samenwerkingsoperaties 2012–2017»1. Deze beleidsdoorlichting is uitgevoerd door mijn ministerie met, zoals voorgeschreven,
assistentie van een extern deskundige. Volgens de onafhankelijke deskundige voldoet
de beleidsdoorlichting «Internationale Samenwerkingsoperaties 2012–2017» in beginsel
aan de in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) voorgeschreven kwaliteitseisen
en werkmethodiek. De focus van de beleidsdoorlichting ligt op de doeltreffendheid
en doelmatigheid van twee instrumenten van internationale politiesamenwerking: de
landenprogramma’s en de plaatsing van liaison officers (LO’s) op Nederlandse posten
in het buitenland. Beide instrumenten hebben als doel de operationele internationale samenwerking van de politie te verbeteren. Dit zou uiteindelijk
moeten leiden tot een veiliger Nederland.
Conclusies
Landenprogramma’s
Om meer centrale sturing in de internationale samenwerking aan te brengen, werkte
de Nationale Politie sinds haar oprichting in 2013 non-operationeel samen met 16 prioritaire
landen. Deze landen werden gekozen op basis van de criminele relaties tussen Nederland
en de rest van de wereld. Voor elk van deze 16 landen heeft de politie samenwerkingsprogramma’s
ontwikkeld. De onderzoekers concluderen dat er onvoldoende data en gespecificeerde
begrotingen beschikbaar zijn om uitspraken te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid
van de inzet van deze programma’s en hun bijdrage aan een veiliger Nederland. Wel
blijkt uit de beleidsdoorlichting dat de programma’s met de geprioriteerde landen
hun nut hebben gehad ten aanzien van het aanbrengen van de beoogde structuur en focus
in de internationale politiesamenwerking. De programma’s vonden echter te weinig aansluiting
bij de informatie-en opsporingsdelen van de politie. Bovendien gaf deze prioritaire
landenbenadering te weinig flexibiliteit om snel in te spelen op nieuw opkomende fenomenen
en landen waarmee de criminaliteitsrelatie steeg.
Politieliaisons
De politie plaatst liaison officers op de Nederlandse ambassades in het buitenland
onder meer om de operationele samenwerking met de politiediensten van die landen te
versterken. De liaisons zijn een verbindende schakel tussen de Nederlandse strafrechtketen
en buitenlandse politiediensten en fungeren als relatiebeheerder en belangenbehartiger
voor de politie en de KMar. Liaisons worden geplaatst op basis van diverse criteria
waaronder de intensiteit van de internationale criminaliteitsrelatie van de landen
met Nederland en de wijze waarop de operationele samenwerking verloopt via zowel de
reguliere kanalen (o.a. Europol en Interpol) als via de bilaterale rechtshulp relatie.
De onderzoekers concluderen dat er geen evaluatiestudies over liaisons beschikbaar
zijn op grond waarvan conclusies getrokken kunnen worden over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de inzet van politieliaisons, maar veronderstellen het op basis
van afgenomen interviews in hoge mate plausibel dat de inzet van liaisons doeltreffend
is geweest. Ook constateren zij dat vanuit de politieorganisatie meer gestuurd had
kunnen worden op het benutten van het Europol-kanaal voor informatie-uitwisseling
met EU landen.
Aanbevelingen
Fenomeenbenadering en betere verbinding met operatien
De onderzoekers stellen voor om de internationale politiesamenwerking vorm te geven
op basis van mondiale criminaliteitsfenomenen die Nederland raken zoals cybercrime,
migratiecriminaliteit, cocaïne en witwassen. Op die manier kan de politieorganisatie
beter inspelen op de -steeds veranderende- maatschappelijke en globale ontwikkelingen.
Een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is dat de politie fenomeenanalyses uitvoert.
Deze vormen het fundament op basis waarvan de politie internationale instrumenten
inzet en kiest met welke landen het de samenwerking aangaat om haar doelstellingen
te behalen. Ook wordt aanbevolen meer samenhang te creëren tussen operationele en
non-operationele samenwerking.
Het kabinet onderschrijft deze aanbevelingen. Inmiddels hebben JenV en de politie
nieuw beleid voor Internationale Politiesamenwerking dat in lijn is met deze aanbevelingen
geformuleerd2. Uw Kamer is hierover geïnformeerd. De prioritaire landenbenadering is vervangen
door een fenomeenbenadering die de politieorganisatie in staat stelt om in te kunnen
spelen op ontwikkelingen en verplaatsing van criminaliteit. De politie stelt hiertoe
in samenwerking met nationale en internationale partners voor elk van de criminaliteitsfenomenen
van de Veiligheidsagenda3 beelden op die ingaan op de omvang, aard en tendens van dat fenomeen in de relatie
met Nederland en de EU (toestroom, doorstroom en uitstroom).Op basis van de fenomeenbeelden
stelt de politie fenomeenstrategieën op en kiest zij de meest passende instrumenten
en partners waarmee het grootste effect kan worden behaald. Hierbij worden instrumenten
voor operationele en niet-operationele samenwerking in samenhang met elkaar gezien.
Uitgangspunt is dat de internationale inzet van de politie in principe altijd gerelateerd
is aan operationele belangen.
Samenwerking op basis van gedeelde belangen en beter benutten van Europol
De onderzoekers bevelen voorts aan om meer oog te hebben voor de belangen van de samenwerkingspartners
en op basis van gedeelde belangen intensiever samen te werken. Hierbij behoort ook
het beter benutten van de faciliteiten die Europol biedt. Ook deze aanbevelingen volgt
het kabinet op. In het nieuwe beleid voor internationale politiesamenwerking waaraan
hierboven al gerefereerd wordt, wordt erop gestuurd dat de politie samenwerkingskansen
met partnerdiensten en internationale politieorganisaties niet onbenut laat. De politie
zet o.a. in op het met partnerdiensten identificeren van «high value targets» in internationaal
opererende criminele samenwerkingsverbanden en het gezamenlijk bepalen en afstemmen
van interventie strategieën. Voor wat betreft Europol richt de politie zich komende
jaren op het optimaal gebruiken van Europol als informatie-uitwisselingskanaal en
het volledig benutten van de analysefaciliteiten en het coördinatievermogen van Europol
om grensoverschrijdende misdaadvormen te voorkomen en te bestrijden. De politie roept
politiediensten van andere EU landen op om meer informatie met Europol te delen.
Beter inzichtelijk maken van (operationele) resultaten van internationale politiesamenwerking
Tenslotte pleiten de onderzoekers voor het beter inzichtelijk maken van de (operationele)
resultaten van de internationale politiesamenwerking. Deze aanbeveling neemt het kabinet
over, met dien verstande dat de meetbaarheid van politie-interventies op het terugdringen van (grensoverschrijdende) georganiseerde
criminaliteit vanwege de complexiteit een beperkte zeggingskracht heeft. Dit neemt
niet weg dat het kabinet de concrete doelstellingen voor elk van de criminaliteitsfenomenen
uit de Veiligheidsagenda die ook leidend zijn voor de internationale inzet van de
politie zo helder en meetbaar mogelijk heeft geformuleerd en uitgewerkt4. De voortgang op de ambities van de Veiligheidsagenda wordt gemonitord in het Landelijk
Overleg Veiligheid Politie (LOVP). Om de werking van het nieuwe internationale beleid
van de politie te duiden wordt dit jaar nog een tussentijdse evaluatie uitgevoerd
door een externe partij.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.