Brief regering : Informatie over de opbouw en de samenhang is van de verschillende regelingen voor de getroffen ouders, de criteria van de verschillende regelingen en de wijze waarop de hersteloperatie zal plaatsvinden
35 468 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in verband met uitbreiding van de hardheidsclausule en invoering van een hardheidsregeling en een vangnetbepaling (Wet hardheidsaanpassing Awir)
Nr. 10 BRIEF VAN DE STAATSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2020
Graag dank ik de leden van de Tweede Kamer voor hun snelle inbreng op dit spoedwetsvoorstel
met daarin onder meer opgenomen de uitbreiding van de bestaande hardheidsclausule
en de invoering van een zogenoemde hardheidsregeling in de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir). Met dit spoedswetsvoorstel en de daarop te baseren algemene maatregel
van bestuur en ministeriële regelingen wordt een belangrijke stap gezet om zoveel
mogelijk recht te doen aan de ouders die getroffen zijn door de toeslagenaffaire.
In bijgevoegde nota naar aanleiding van het verslag zijn de vragen van de leden van
uw Kamer beantwoord (Kamerstuk 35 468, nr. 11). In aanvulling daarop licht ik in deze brief graag een aantal aspecten nader toe,
mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik wil de getroffen
ouders zo snel mogelijk duidelijkheid bieden en hen tegemoetkomen. Daarnaast wil ik
borgen dat de menselijke maat terugkeert in het toeslagenstelsel en het vertrouwen
van burgers in uitvoering door de Belastingdienst/Toeslagen wordt hersteld. Dit spoedwetsvoorstel
is nodig om deze ambities te kunnen realiseren. Zonder een wettelijk kader kan niet
de gehele hersteloperatie van start gaan. Daarom leg ik dit wetsvoorstel met spoed
aan uw Kamer voor. Als deze wet op 1 juli a.s. in het Staatsblad staat, kan vanaf
die datum de volgende grote stap gezet worden met het grootschalig compenseren en
tegemoetkomen van getroffen ouders.
In deze brief beschrijf ik wat de opbouw en de samenhang is van de verschillende regelingen
voor de getroffen ouders, de criteria van de verschillende regelingen en de wijze
waarop de hersteloperatie zal plaatsvinden. Vanzelfsprekend merk ik op dat ouders
op elk moment in het proces het recht hebben om inzicht te krijgen in de aanwezige
informatie en documenten bij de Belastingdienst/Toeslagen en dat alle beslissingen
genomen zullen worden op basis van door de ouders verifieerbare informatie. Ook licht
ik enkele aspecten bij de uitvoering van deze wet- en regelgeving nader toe, bijvoorbeeld
welke commissies en adviesraden zijn ingesteld en hun werkwijze. Eveneens maak ik
duidelijk welke mogelijkheden tot bezwaar ouders hebben die het niet eens zijn met
een genomen besluit. Als bijlage bij deze brief treft uw Kamer verder aan een uitbreiding
van de presentatie zoals besproken tijdens de technische briefing van 3 juni jl. (het
«stroomschema»)1. Daarnaast heb ik u vandaag reeds een nota van wijziging gestuurd bij het te bespreken
spoedwetsvoorstel die het mogelijk maakt om een grotere groep ouders tegemoet te komen
via de vangnetbepaling (Kamerstuk 35 468, nr. 9).
Ik zie ernaar uit om met uw Kamer nader van gedachten te wisselen over het onderhavige
spoedwetsvoorstel zodat de getroffen ouders zo snel mogelijk kunnen worden geholpen.
Werken aan het herstel van hetgeen hen overkomen is, staat iedere dag opnieuw op de
eerste plaats. U kunt erop vertrouwen dat ik mij tot het uiterste inspan om een passende
oplossing voor ieder van hen te vinden.
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Inhoudsopgave
blz.
Wet- en regelgeving
3
1.
Vooringenomen handelen: Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
3
2.
Hardheid van het stelsel
5
3.
Vangnetbepaling
6
4.
Werkwijze opvragen dossiers
8
5.
Hardheidsclausule, evenredigheidsbeginsel en belangenafweging
8
6.
Menselijke maat vergroten: aanvullingen in regelgeving
9
De uitvoering
9
1.
Inrichting hersteloperatie
9
2.
Beoordeling vergelijkbaarheid CAF-zaken
12
3.
Samenwerking met gemeentes
13
4.
Andere stappen die op dit moment worden gezet
14
Wet- en regelgeving
1. Vooringenomen handelen: Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
De compensatieregeling voor gedupeerde ouders van CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
waarin sprake was van een institutioneel vooringenomen handelwijze bij de beoordeling
van de aanspraak op kinderopvangtoeslag is, vooruitlopend op wet- en regelgeving,
opgenomen in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken.
Het doel hiervan was om zo snel mogelijk tot uitbetaling aan de ouders over te kunnen
gaan. Uiteraard moet dit Besluit gedragen worden door een wettelijk kader, een kader
dat wij als wetgever, kabinet en Kamer, gezamenlijk moeten vaststellen. Ook voor de
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) van Belastingdienst/Toeslagen die gedupeerde
ouders gaat compenseren, moet duidelijk zijn binnen welke wettelijke kaders zij opereert.2
Op grond van de compensatieregeling krijgen gedupeerde ouders een compensatie. Deze
compensatie is het gehele bedrag aan kinderopvangtoeslag waar de ouders recht op hadden,
maar vanwege de stopzetting of correctie moesten terugbetalen. Ook ontvangen deze
ouders een compensatie voor veronderstelde immateriële schade van € 500 voor ieder
half jaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening
van de beschikking met betrekking tot de compensatie. Deze ouders ontvangen daarnaast
een compensatie voor veronderstelde materiële schade van 25% van het bedrag van de
compensatie voor correctiebesluiten. Daarnaast ontvangen zij een compensatie voor
invorderingskosten en een compensatie voor proceskosten. Als de ouder aannemelijk
maakt dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen
hoger is dan het totale bedrag van de hiervoor vermelde compensaties, ontvangt deze
ouder ook een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Bovenop de hiervoor
genoemde compensaties, ontvangen de ouders nog een extra compensatie van 1% van het
totale compensatiebedrag als forfaitaire compensatie voor de mogelijke gevolgen van
een vermogenstoename, zoals de mogelijk hogere vermogensrendementsheffing in box 3
of een lagere aanspraak op toeslagen. Daarnaast wordt ook voorkomen dat het eenmalig
hogere vermogen gevolgen kan hebben voor de vermogenstoets die gehanteerd wordt bij
bijvoorbeeld de toekenning van toeslagen of de bijstand.
De compensatieregeling staat open voor alle ouders die institutioneel vooringenomen
zijn behandeld bij de beoordeling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag. Deze behandeling
kan in groepsverband zijn geweest, of op individueel niveau. In het interim-advies
heeft de Adviescommissie uitvoering toeslagen (AUT) vijf criteria genoemd. Deze criteria
zijn: de collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde, het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meer jaren, een zero tolerance-onderzoek met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing
was gevonden, het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming daarin en het afwijzen of reduceren van
aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de stukken.
Bij de beoordeling van een dossier moet gekeken worden naar het in samenhang voorkomen
van deze criteria ten aanzien van vooringenomen handelen. Het ontbreken van één criterium
betekent niet automatisch dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid.
Evenmin betekent aanwezigheid van één of meer criteria automatisch dat sprake was
van institutionele vooringenomenheid. Dit betekent dat ook zonder collectieve stopzetting
sprake kan zijn van institutionele vooringenomenheid in een individuele zaak. Ook
ouders buiten CAF-zaken komen dus in aanmerking voor de compensatieregeling.
Bij de beoordeling door de Belastingdienst/Toeslagen of er sprake is van institutionele
vooringenomenheid zullen in het proces waarborgen worden ingebouwd. Een van die waarborgen
is de toetsing van de (voorgenomen) beslissingen door de Commissie van Wijzen. De
Belastingdienst/Toeslagen zal verder zorgdragen voor een goede vastlegging van de
besluitvorming, inclusief de rol en het advies van de Commissie van Wijzen daarbij.
Verderop in deze brief ga ik nader in op de aanstelling en werkwijze van deze (en
andere) commissie(s).
Ik ben voornemens het besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
aan te passen om de procedure die ik hierna ga toelichten expliciet vast te leggen.
Op basis van het rapport van de AUT hebben de Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie
van Wijzen eerst op onderzoeksniveau beoordeeld of er bij de – door de ADR – aangewezen mogelijk of waarschijnlijk vergelijkbare
(CAF-)onderzoeken sprake was van institutionele vooringenomenheid. Met dit onderzoekniveau
wordt bedoeld het onderzoek naar de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau
waarvan de ouders gebruik maakten. In de zaken waarin Belastingdienst/Toeslagen en
de Commissie van Wijzen tot het oordeel zijn gekomen dat op onderzoeksniveau institutioneel
vooringenomen is gehandeld, komen in beginsel alle ouders in aanmerking voor de compensatieregeling
(tenzij in een individueel geval sprake is van een ernstige onregelmatigheid van de
ouder). Deze ouders kunnen – vormvrij – een aanvraag tot compensatie indienen. Het
indienen van een aanvraag is een noodzakelijke voorwaarde om een compensatiebeslissing
te kunnen nemen, om te voorkomen dat dossiers van ouders bekeken worden die hieraan
geen behoefte hebben en om hun rechtsbescherming te borgen. De persoonlijke zaakbehandelaar
ondersteunt bij het indienen van de aanvraag.
In een aantal zaken zijn Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot
het oordeel gekomen dat op onderzoeksniveau geen sprake was van een zodanige institutionele
vooringenomenheid dat de gehele groep ouders voor compensatie in aanmerking zou moeten
komen. Deze ouders kunnen verzoeken om een individuele beoordeling, omdat er binnen
deze groepen wel degelijk ouders kunnen zijn die op individueel niveau of als onderdeel van een deel van de groep institutioneel vooringenomen zijn behandeld.
Ouders die menen dat hiervan sprake is, kunnen eveneens in aanmerking komen voor compensatie.
Dit geldt ook voor ouders die betrokken waren bij een (CAF-)onderzoek dat door de
AUT niet als waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar met CAF11 is aangemerkt en voor
ouders die buiten een (CAF-)onderzoek om zijn gedupeerd. De persoonlijke zaakbehandelaren
zullen de ouders ondersteunen bij hun verzoeken. Wordt bij de individuele toets geconstateerd
dat een ouder op individueel niveau institutioneel vooringenomen is behandeld, dan
komt deze ook in aanmerking voor de compensatieregeling (tenzij er in dit geval sprake
is van een ernstige onregelmatigheid van de ouder).
Komen Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel dat de
ouder (ook) op individueel niveau niet vooringenomen is behandeld of is sprake van een ernstige onregelmatigheid van de
ouder, dan wordt de aanvraag tot compensatie afgewezen met een formele beschikking.
Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open. Een ingediend bezwaar zal worden
voorgelegd aan de onafhankelijke Bezwaarschriftenadviescommissie. De ouder kan echter
dan nog steeds een beroep doen op de hardheidsregeling. Deze beoordeling wordt parallel
opgepakt met de beoordeling van institutionele vooringenomenheid, zodat een ouders
hier in het vervolg niet op hoeft te wachten. Indien sprake is van een zeer schrijnende
situatie die niet ondervangen wordt door een van beide regelingen kunnen ouders nog
een beroep doen op de vangnetbepaling. De persoonlijk zaakbehandelaar zal ook bij
een eventueel verzoek op basis van de hardheidsregeling of de vangnetbepaling hulp
bieden.
2. Hardheid van het stelsel
Ook ouders die niet getroffen zijn door een institutioneel vooringenomen behandeling,
kunnen wel getroffen zijn door de hardheid van het stelsel. Deze hardheid is gelegen
in het «alles-of-niets»-karakter van de toeslagwetgeving en de uitvoering hiervan
door de Belastingdienst/Toeslagen. Zo hadden kleine tekortkomingen, zoals een ontbrekende
handtekening of een zoekgeraakt betaalbewijs, tot gevolg dat de gehele aanspraak op
kinderopvangtoeslag in een jaar verviel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State heeft met de uitspraken van 23 oktober 20193 aan dit «alles-of-niets»-karakter een einde gemaakt. Ook de ouders die door dit alles-of-niets
karakter zijn getroffen, wil het kabinet tegemoetkomen. Voor deze ouders zijn er twee
mogelijkheden om hun leed – tot waar mogelijk – te herstellen. Voor beschikkingen
die de afgelopen vijf berekeningsjaren betreffen, is dat de reeds bestaande herzieningsregeling.
Voor situaties langer dan vijf jaar geleden is dat de voorgestelde hardheidsregeling.
Beide licht ik hieronder kort nader toe.
Herzieningsregeling voor situaties tot vijf jaar geleden
De herzieningsregeling voor ouders die gedupeerd zijn door de hardheid van het stelsel
is reeds opgenomen in het Verzamelbesluit Toeslagen zoals gepubliceerd op 22 april
jl. De herzieningsregeling heeft betrekking op de afgelopen vijf berekeningsjaren.
Hardheidsregeling voor situaties langer dan vijf jaar geleden
Voor ouders die gedupeerd zijn langer dan 5 jaar geleden, dus voor berekeningsjaren
van vóór 2015, zijn er op dit moment geen wettelijke mogelijkheden voor tegemoetkoming
door de overheid. Daarom heb ik in dit spoedswetsvoorstel een wettelijke hardheidsregeling
opgenomen. De ouders kunnen na de inwerkingtreding van deze wet een hardheidstegemoetkoming
aanvragen. Daarmee ontstaan voor alle getroffen ouders dezelfde mogelijkheden tot
herstel, ongeacht of zij korter of langer dan 5 jaar geleden getroffen zijn. Ik realiseer
me dat dit bij wetgeving zeer uitzonderlijk is, maar ik acht een dergelijke bepaling
nodig. Alleen zo kunnen we de ongelukkige erfenis van 15 jaar aan wetgeving, beleid
en uitvoering op deze punten herstellen.
De criteria voor de hardheidsregeling worden vastgelegd in de wet en enkele nadere
regels worden opgenomen in een ministeriële regeling die gelijktijdig met de voorgestelde
spoedwet in werking gaat treden. Om uw Kamer maximaal inzicht te geven, is een concept
van de ministeriële regeling in de bijlage opgenomen. Dit is een conceptregeling die
nog nader getoetst wordt. De inschatting is dat deze uitvoerbaar is, maar een volledige
uitvoeringstoets heeft nog niet plaatsgevonden. Zodra deze regeling gereed is, zal
ik deze nogmaals naar uw Kamer sturen, samen met de uitvoeringstoets op deze regeling.
Voor de helderheid merk ik op: er worden dezelfde criteria en regels gesteld als bij
de eerdergenoemde herzieningsregeling uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
Zowel de herzieningsregeling als de hardheidsregeling ziet op situaties waarbij de
uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende
aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die vóór 23 oktober 2019 werd
gegeven aan het wettelijke systeem, die zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk
is deze voor rekening van de belanghebbende te laten. Hierbij kan het ten eerste gaan
om gevallen waarbij de kinderopvang niet proportioneel is vastgesteld als de ouder
slechts een deel van de kosten van de kinderopvang heeft voldaan en ten tweede als
sprake is geweest van een bijzondere situatie zoals wanneer een derde (bijvoorbeeld
een kinderopvangorganisatie) heeft gefraudeerd zonder medeweten en (directe) betrokkenheid
van de belanghebbende en wanneer een door belanghebbende redelijkerwijze niet (meer)
te herstellen geringe formele tekortkoming (zoals het ontbreken van een handtekening
in een contract) heeft geleid tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het recht op
toeslagen, terwijl aan alle materiële eisen voor de betreffende toeslag is voldaan.
De herzieningsregeling en de hardheidsregeling kunnen toegepast worden als het recht
op kinderopvangtoeslag in het betreffende berekeningsjaar met ten minste € 1.500 is
verlaagd. Op grond van deze regelingen krijgt een ouder alsnog het bedrag waarop hij
op basis van de huidige inzichten over de toepassing van de wet- en regelgeving recht
zou hebben gehad.
3. Vangnetbepaling
Voor ouders die niet of onvoldoende geholpen zijn met een compensatie (CAF 11 of vergelijkbaar),
hardheidstegemoetkoming in de vorm van een herziening (hardheid stelsel tot 5 jaar
geleden) of hardheidsregeling (hardheid stelsel langer dan 5 jaar geleden) is er een
vangnetbepaling. Met de tweede nota van wijziging is deze vangnetbepaling in het wetsvoorstel
bovendien uitgebreid voor ouders aan wie bij de invordering een onterechte kwalificatie
opzet/grove schuld is opgelegd en dit tot zeer schrijnende situaties heeft geleid.
Bij ouders die geconfronteerd zijn met een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld
is als gevolg van deze kwalificatie een persoonlijke betalingsregeling geweigerd met
mogelijk ernstige onbillijkheden tot gevolg. Zo werd geen rekening gehouden met hun
persoonlijke betalingscapaciteit en konden zij onder het bestaansminimum komen. Ook
bij de invordering van kinderopvangtoeslag kunnen ouders dus in zeer schrijnende situaties
terecht zijn gekomen. Dit moet – tot waar mogelijk – rechtgezet worden en dat beoog
ik met uitbreiding van de vangnetbepaling die is opgenomen in de nota van wijziging
bij het onderhavige wetsvoorstel.
De vangnetbepaling wordt uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (AMvB).
De Commissie van Wijzen en de Commissie Aanvullende Schadevergoeding zullen dit kader eerst voorstellen doen, waarna deze uitwerking zo spoedig mogelijk
in de AMvB wordt vastgelegd. Voor deze AMvB geldt een voorhangprocedure. Ik vraag
de twee commissies om het kader zo spoedig mogelijk op te stellen, waarna de AMvB
kan worden opgesteld en vooraf met uw Kamer worden gedeeld. Hierna kom ik terug op
de overige werkzaamheden van deze twee commissies.
Betalingsregeling
De burgers met een openstaande invordering met de kwalificatie opzet/grove schuld
krijgen met een persoonlijke benadering een betalingsregeling aangeboden op basis
van hun betalingscapaciteit. Dit is met name relevant voor burgers die niet ook in
aanmerking komen voor andere regelingen. Nadat ze 24 maanden hun betalingscapaciteit
hebben ingezet worden voor eventuele restschuld geen invorderingsmaatregelen meer
genomen. Daarnaast worden via schoningsacties aantekeningen met betrekking tot de
kwalificatie uit het invorderingssysteem verwijderd. Hiermee wordt ook uitvoering
gegeven aan de motie Kamerstuk 31 066, nr. 641. Ik ga ervan uit dat ik hiermee eveneens aan uw verzoek, met als kenmerk 2020Z09581, om een brief over de uitvoering van de motie heb voldaan.
Herbeoordeling dossiers
Ouders hebben in verschillende situaties aangegeven dat zij het gevoel hadden door
Belastingdienst/Toeslagen als fraudeur te zijn aangemerkt. Dit was volgens de ouders
aan de orde bijvoorbeeld:
• Bij de vooringenomen behandeling in CAF-zaken.
• Bij handmatige behandeling in verband met toezicht op hoge toeslag-aanvragen.
• In het geval zij bij een eerdere geconstateerde fout op een lijst voor handmatige
behandeling zijn geplaatst, waardoor zij opmerkten dat zij bij nieuwe aanvragen of
wijzigingen telkens gecontroleerd werden.
• Wanneer er een aantekening in een notitieveld in het Belastingdienst/Toeslagen systeem
is gemaakt waarin een verdenking van oneigenlijk gebruik of misbruik werd genoemd.
• Wanneer bij de aanvraag van een persoonlijke betalingsregeling of medewerking aan
een schuldhulpverleningstraject dit werd afgewezen omdat de achterstand aan «opzet
of grove schuld» te wijten zou zijn.
• Bij een vermelding in de Fraude Signalering Voorziening (FSV).
Bij de herbeoordeling van dossiers zal hierover met de ouders in gesprek worden gegaan.
Ondanks dat er in de interne werkinstructie was opgenomen dat er een goed dossier
moest zijn, is er niet altijd (op juiste wijze) gedocumenteerd. Een gebrekkige wijze
van administreren binnen Belastingdienst/Toeslagen was hier debet aan. Dat mag niet
gebeuren en dat betreur ik. Dit geeft nog eens aan dat, ook met dit punt als voorbeeld,
het vertrouwen van deze ouders in de Belastingdienst hersteld dient te worden. Gedeeltelijk
adresseer ik deze situaties met dit spoedwetsvoorstel. Zoals ik eerder heb aangegeven,
loopt op dit moment nog op verschillende andere onderdelen een onderzoek. Ik hoop
uw Kamer hier snel verder over te kunnen informeren.
Daarnaast is een aantal acties ondernomen om herhaling te voorkomen. Zo is FSV met
ingang van 27 februari jongstleden buiten gebruik gesteld. Ook heb ik samen met de
Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst – in mijn brief van
28 april 2020 over FSV een extern onderzoek aangekondigd naar de werking van FSV en
naar het bestaan van met FSV vergelijkbare applicaties en toezichtprocessen binnen
de Belastingdienst.
Budgettaire gevolgen
Het kabinet heeft € 390 miljoen aan programmageld beschikbaar gesteld voor herstel
en compensatie waarmee naar verwachting circa 20.000 ouders geholpen kunnen worden.
Op dit moment wordt in kaart gebracht welke ouders voor welke regeling in aanmerking
komen. Aangezien een deel van deze ouders zichzelf zal gaan melden, een uitvoeringstoets
nog loopt en een deel van de regelingen nog nader uitgewerkt worden in lagere regelgeving,
is een gedetailleerde financiële raming nu nog niet te maken. Zodra hier meer duidelijkheid
over is, ben ik voornemens om in de voortgangrapportages Toeslagen te rapporteren
over de preciezere raming, alsmede over de uitvoering van de herstelactie.
4. Werkwijze opvragen dossiers
Het samenstellen van een dossier vergt veel tijd. Daarnaast geven de documenten die
verzameld worden uit verschillende systemen in veel gevallen niet of niet eenvoudig
het inzicht dat de ouders wensen te krijgen. Om die reden is er een nieuwe werkwijze
ontwikkeld waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de informatiebehoefte van
de ouders. De nieuwe werkwijze houdt in dat de ouder die het dossier heeft opgevraagd,
wordt gebeld. In dat gesprek wordt de informatiebehoefte vastgesteld. Vervolgens wordt
een afspraak gepland om de vragen te beantwoorden. Wanneer de ouder na de gesprekken
alsnog een volledig dossier wenst te ontvangen, zal het dossier uiteraard worden samengesteld.
Met deze werkwijze wordt geprobeerd sneller antwoord te geven op vragen die de ouder
heeft over zijn dossier. Over deze nieuwe werkwijze heeft overleg plaatsgevonden met
de Nationale ombudsman waarbij suggesties van zijn kant in het procesontwerp zijn
meegenomen. De ervaringen met deze nieuwe werkwijze zullen ook met hem worden gedeeld.
5. Hardheidsclausule, evenredigheidsbeginsel en belangenafweging
Bovenstaande regelingen hebben allemaal betrekking op herstel van hetgeen in het verleden
fout is gegaan. Het kabinet wenst echter ook stappen te zetten om een onevenredig
harde uitwerking van het toeslagstelsel in de toekomst te voorkomen. Daartoe wordt
met het voorliggende wetsvoorstel de bestaande hardheidsclausule in de Awir verruimd.
Hiermee wordt het mogelijk om ook in de toekomst tegemoet te komen aan die gevallen
waar de wet- en regelgeving op het gebied van toeslagen leidt tot niet-voorziene en
niet-beoogde gevolgen. Verder codificeert het kabinet artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht
in de Awir om te benadrukken dat de Belastingdienst/Toeslagen handelt overeenkomstig
het evenredigheidsbeginsel. Het evenredigheidsbeginsel zorgt ervoor dat de nadelige
gevolgen van een beschikking niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking
te dienen doelen. De belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel zorgen derhalve
dat bij het vaststellen van de beschikking voldoende oog is voor de belangen en de
gevolgen van de belanghebbende. Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd.
6. Menselijke maat vergroten: aanvullingen in regelgeving
Tot slot wordt de menselijke maat vergroot door aanvullende maatregelen op te nemen
in een ministeriële verzamelregeling met beoogde inwerkingtredingsdatum 1 juli 2020.
Zo zal het zogenoemde criterium opzet/grove schuld voor terugvorderingen van toeslagen
vervallen zoals reeds was aangekondigd door het kabinet. Daardoor zal de kwalificatie
opzet/grove schuld niet langer een belemmering zijn bij het toekennen van een persoonlijke
betalingsregeling. In het kader van verbeteringen in het toeslagenstelsel en het bevorderen
van dienstverlening vanuit de Belastingdienst/Toeslagen wordt verder de bestaande
termijn voor het indienen van een verzoek om een uitzondering op de vermogenstoets
voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget verruimd. Dit geeft
belanghebbenden meer tijd om een uitzondering op de vermogenstoets aan te vragen,
namelijk tot vijf jaar na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop het verzoek
betrekking heeft, of, indien dit later is, tot een jaar na de dagtekening van de definitieve
toekenningsbeschikking over het berekeningsjaar waarop het verzoek betrekking heeft.
Tot slot wordt, naar aanleiding van een verzoek hiertoe van de Eerste Kamer, geregeld
dat het ook mogelijk wordt om te verzoeken om de eenmalige uitbetaling in het kader
van de in de brief van 4 juli 2019 beschreven herstelactie kindgebonden budget tijdelijk
uit te zonderen van de vermogenstoets voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden
budget.4
Gezien de unieke situatie is ook van deze voorstellen een concept opgenomen in een
bijlage bij deze nota. Ook dit is een conceptregeling; een volledige uitvoeringstoets
heeft bijvoorbeeld nog niet plaatsgevonden. Zodra deze regeling gereed is, zal ik
deze nogmaals naar uw Kamer sturen, samen met de uitvoeringstoets op deze regeling.
Op dat moment is ook inzicht in de budgettaire consequenties.
De uitvoering
1. Inrichting hersteloperatie
De hiervoor genoemde wet- en regelgeving biedt de benodigde wettelijke basis voor
de uitvoering van het herstel voor de getroffen ouders. De afgelopen tijd zijn hier
al zoveel mogelijk voorbereidingen voor getroffen. Eind februari is de herstelorganisatie
begonnen met voorbereidend werk voor het zo snel en goed mogelijk uitvoeren van herstelwerkzaamheden.
Ik heb een Strategisch Crisisteam Toeslagen (SCT) samengesteld om op basis van korte
lijnen het herstel te besturen. Dit interdepartementale SCT staat onder leiding van
de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën en komt momenteel twee keer
per week bij elkaar om voortgang te bespreken, mogelijke obstakels weg te nemen en
richting te geven aan de hersteloperatie.
Voor de hersteloperatie zijn er diverse adviesraden en commissies ingesteld om ons
onafhankelijk te adviseren. Deze commissies zijn samengesteld uit verschillende experts
met diverse achtergronden en hun adviezen worden zoveel mogelijk overgenomen.
• De Commissie van Wijzen beoordeelt, als onafhankelijk orgaan, of overige (CAF) zaken
vergelijkbaar zijn met CAF 11 en of in individuele gevallen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid en adviseert over het kader van de vangnetbepaling.
• De Bezwaarschriftenadviescommissie CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken en hardheid
van het toeslagenstelsel behandelt en adviseert bij bezwaren.
• Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade buigt zich onder andere over
verzoeken van burgers die van mening zijn dat de forfaitaire toegekende schadevergoeding
geen recht doet aan de door hen geleden schade en adviseert over het kader van de
vangnetbepaling.
• Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag: de leden daarvan zijn experts vanuit
verschillende relevante disciplines. Zij adviseren ons over de gang van zaken in de
in de hersteloperatie.
• Het ouderpanel en het kindpanel: Deze panels, een met gedupeerde ouders en een met
kinderen, adviseren ons uit de eerste hand over hoe de hersteloperatie vanuit hun
perspectief zo goed mogelijk kan worden ingericht en hoe de communicatie met ouders
en kinderen optimaal vorm en inhoud kan worden gegeven. Bij de opzet van het kindpanel
heeft ook de Kinderombudsman meegedacht over hoe we kinderen in deze leeftijd het
beste hierbij kunnen betrekken.
Uitvoering in de praktijk
Veel ouders zijn al bij ons bekend. Met hen nemen we zelf contact op en zijn we voor
een deel al mee in contact. Om de bekendheid van de regelingen te vergroten, brengen
wij deze onder de aandacht via bijvoorbeeld onze mediakanalen, gemeenten, kinderopvangorganisaties,
BOinK en de Nationale ombudsman.
Wij ondersteunen ouders door hen te koppelen aan een persoonlijk zaakbehandelaar.
Samen maken ouder en persoonlijk zaakbehandelaar een reconstructie van wat er in het
verleden is gebeurd op basis van het verhaal van de ouder en aan de hand van stukken
van de Belastingdienst en (eventuele) stukken van de ouder of van andere instanties.
Wij richten dit proces zo efficiënt mogelijk in en streven naar korte doorlooptijden,
om te voorkomen dat ouders verschillende procedures na elkaar moeten doorlopen.
We geven bij de start van de herbeoordeling voor elke ouder een indicatie af van de
doorlooptijd en houden de ouder regelmatig op de hoogte over de voortgang, op de door
de ouder gewenste manier en frequentie, zodat hij of zij altijd weet in welk stadium
zijn/haar zaak zich bevindt. Hierbij worden de volgende stappen doorlopen, die ook
weergegeven zijn in het «stroomschema» dat als bijlage is meegestuurd:
• De persoonlijk behandelaar bekijkt op basis van de informatie samen met de ouder welke
regeling of regelingen van toepassing is/zijn. Het is de ouder die beslist voor welke
regeling of regelingen hij of zij in aanmerking wenst te komen. De persoonlijk behandelaar
ondersteunt de ouder hierin, zodat de ouder geen kans misloopt, om aanspraak op een
van de regelingen te kunnen maken.
• De persoonlijk zaakbehandelaar bereidt het proces zoveel mogelijk voor en legt de
verslaglegging van de gesprekken en informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de
ouder en eventueel derde partijen (zoals banken of kinderopvang) met zijn advies voor
aan de vaktechnische collega die tot een (voorlopig) oordeel komt.
• Indien de Belastingdienst/Toeslagen meent dat een ouder inderdaad institutioneel vooringenomen
behandeld is, dan komt deze ouder in aanmerking voor compensatie en wordt hierover
een besluit genomen. Het exacte bedrag wordt dan zo snel mogelijk berekend en overgemaakt.
• Indien de Belastingdienst/Toeslagen meent dat een ouder niet institutioneel vooringenomen
behandeld is, maar de ouder meent zelf van wel, dan wordt het voorlopige oordeel voorgelegd
aan de Commissie van Wijzen die hierover adviseert. Dit advies wordt in principe gevolgd
en leidt tot een overeenkomstig besluit.
• Indien ouders naar oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen compensatie krijgen, maar
menen dat hun schade groter is dan het compensatiebedrag, dan wordt advies gevraagd
van de Commissie Aanvullende Schadevergoeding. Ook dit advies wordt in principe gevolgd
en leidt tot een overeenkomstig besluit.
• Indien de ouder naar oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen niet vooringenomen behandeld
is, maar wel in aanmerking komt voor de hardheidstegemoetkoming, dan wordt dit al
zo veel mogelijk betrokken in de initiële beoordeling van het dossier. Op deze manier
hoeven ouders niet onnodig lang te wachten op deze beoordeling. Ook hiervoor geldt:
de persoonlijk zaakbehandelaar begeleidt de ouder en legt de verslaglegging van de
gesprekken en informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de ouder en eventueel derde
partijen met zijn advies voor aan de vaktechnische collega die de beslissing neemt.
Als de ouder recht heeft op een tegemoetkoming wordt dit zo snel mogelijk uitgekeerd.
• Ouders in zeer schrijnende situaties die buiten beide regelingen vallen kunnen altijd
een beroep doen op de vangnetbepaling. Daarnaast krijgen alle ouders die een restschuld
hebben en eerder – door een O/GS-kwalificatie – geen persoonlijke betalingsregelingen
hebben gekregen, alsnog een persoonlijke betalingsregeling aangeboden.
• Bij alle besluiten die de Belastingdienst/Toeslagen neemt in dit proces is bezwaar
mogelijk. Bij ouders die bezwaar aantekenen wordt dit bezwaar voorgelegd aan de onafhankelijke
Bezwaarschriftenadviescommissie die hierover adviseert. Ook dit advies wordt in principe
overgenomen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat ouders die het oneens zijn met het
oordeel niet direct aangewezen zijn op een juridisch traject. Indien ouders het ook
oneens zijn met het advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie en het uiteindelijke
besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dan is uiteraard altijd een gang naar de
rechter mogelijk.
Bij de uitvoering van de voorgestelde regelingen zal de Belastingdienst/Toeslagen
conform de criteria van de Nationale ombudsman een conflictoplossende, coulante en
proactieve opstelling hanteren en daarbij handelen met inachtneming van rechtsgelijkheid.
Zoals is omschreven in de Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag bij de Kamerbrief
over de voortgang van de hersteloperatie Toeslagen van 28 april 20205 is het zeer belangrijk dat alle betrokken ouders gedurende de gehele hersteloperatie
op een toegankelijke manier worden geïnformeerd. Om die reden is een breed palet aan
informatiekanalen opgezet, variërend van brieven tot bijeenkomsten. Door de coronamaatregelen
zijn die bijeenkomsten tijdelijk vervangen door webinars. Daarnaast krijgen ouders
een persoonlijk behandelaar en is het Serviceteam gedupeerden kinderopvangtoeslag
telefonisch goed bereikbaar. Alles wordt in het werk gesteld om in overleg met de
ouders tot de voor hen beste regeling te komen en juridische procedures zo veel mogelijk
te voorkomen. De volgorde van afdoening van de verzoeken tot herbeoordeling zal in
principe plaatsvinden op basis van de datum van binnenkomst van een dergelijk verzoek,
maar ouders die menen dat zij in een urgente, schrijnende situatie zitten zullen zoveel
mogelijk voorrang krijgen. In ieder geval zullen de individuele dossiers van de ouders
die niet op onderzoeksniveau institutioneel vooringenomen zijn behandeld voorrang
krijgen.
De Belastingdienst/Toeslagen zal zich inspannen om samen met de ouders de benodigde
gegevens boven tafel te krijgen met betrekking tot de aanspraak op de kinderopvangtoeslag.
Daarbij zal zoveel mogelijk uit de eigen systemen van de Belastingdienst/Toeslagen
worden gehaald en wordt ook bekeken of de benodigde gegevens elders gehaald kunnen
worden. De aanwezige bewijsstukken zullen ruimhartig worden beoordeeld. Er bestaat
dus een inspanningsverplichting voor de Belastingdienst/Toeslagen om de benodigde
documenten en informatie te achterhalen. Uiteraard hebben we ook de hulp van ouders
nodig om zoveel mogelijk materiaal boven tafel te krijgen, zodat een goede beoordeling
plaats kan vinden of de ouder voor herstel of compensatie in aanmerking komt. De persoonlijk
zaakbehandelaar ondersteunt de ouder en legt de verslaglegging van de gesprekken en
informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de ouder en eventueel derde partijen
(zoals banken en kinderopvang) met zijn advies voor aan de vaktechnische collega die
de beslissing neemt. Iedere beslissing dient gemotiveerd te worden en de ouder krijgt
inzage in de stukken die aan de beslissing ten grondslag liggen. Daarnaast vinden
er steekproefsgewijze controles plaats en wordt er door de vaktechnische specialisten
toegezien op adequate toepassing van de beleidsregels.
Zorgvuldigheid, objectiviteit, de menselijke maat en ruimhartigheid staan centraal
bij de beoordeling van de cases door UHT. Daarnaast heeft de ouder natuurlijk altijd
de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan.
2. Beoordeling vergelijkbaarheid CAF-zaken
Graag ga ik ook in op de werkwijze die de afgelopen maand gevolgd is om tot een eerste
beoordeling te komen of in CAF-zaken sprake is van vergelijkbaarheid met CAF 11 en
of op groepsniveau of individueel sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
De Commissie van Wijzen beoordeelt, als onafhankelijk orgaan, of overige (CAF) zaken
vergelijkbaar zijn met CAF 11 en of in individuele gevallen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid.
In de eerste fase hebben de Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen beoordeeld
of op onderzoeksniveau sprake is van institutionele vooringenomenheid en daarmee van vergelijkbaarheid met
CAF 11. Voor deze werkwijze is gekozen om de ouders snel duidelijkheid te kunnen geven
na verschijning van het eindrapport van de AUT en de kabinetsreactie daarop. Hiervoor
heeft de Belastingdienst/Toeslagen eerst de CAF-zaken beoordeeld die volgens de AUT
als waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar zijn aangemerkt. Hierbij zijn de onderzoekdossiers
van de CAF-zaken beoordeeld. Binnen de CAF-zaken met een beperkt aantal ouders binnen
het betreffende CAF-onderzoek, zijn voor alle ouders de persoonlijke vastleggingen
geraadpleegd die aan dit CAF-onderzoek zijn gerelateerd. Ik merk hierbij op, dat deze
vastleggingen een klein deel van het totale persoonlijke dossier van de ouder uitmaken.
Het totale dossier ziet op alle jaren waarin de ouder een of meer toeslagsoorten ontving.
Bij de CAF-zaken waarbij grotere aantallen ouders in een CAF-onderzoek waren betrokken,
zijn steekproefsgewijs de persoonlijke vastleggingen geraadpleegd. De beoordeling
van de Belastingdienst/Toeslagen is voorgelegd aan de Commissie van Wijzen. De Commissie
van Wijzen heeft onderliggende stukken ingezien die volgens haar nodig waren om een
gefundeerd oordeel op onderzoekniveau te kunnen geven. Daarbij heeft de Commissie
van Wijzen ook aangegeven dat de informatie die zij tot haar beschikking had, voldoende
was om tot een gefundeerd oordeel te komen. De Commissie van Wijzen heeft daarbij
ook altijd de mogelijkheid gehad om meer stukken op te vragen indien zij dit wenste.
Bij de CAF-zaken die volgens het oordeel van Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie
van Wijzen op onderzoekniveau niet vergelijkbaar met CAF 11 zijn, wordt op verzoek
van de ouders op individueel niveau bekeken of sprake is van institutionele vooringenomenheid.
Ik wil dus nogmaals benadrukken dat een afwijzing op basis van de beoordeling op onderzoekniveau
niet betekent dat de ouder op individueel niveau is afgewezen. Met ouders die niet
reageren op de onlangs verzonden brief, zullen we persoonlijk contact opnemen. Om
er voor te zorgen dat iedere ouder die institutioneel vooringenomen is behandeld ook
door ons kan worden gecompenseerd. Omdat tot nu toe alleen op onderzoeksniveau is
gekeken is het oordeel voor alle ouders in één CAF-onderzoek nu hetzelfde. Het is
echter mogelijk dat ouders in meerdere CAF-onderzoeken terugkomen. Het is daardoor
mogelijk dat ouders onderdeel zijn van één CAF-onderzoek dat niet-vergelijkbaar is
met CAF-11 en een ander onderzoek dat wél vergelijkbaar is. Hierdoor kan het zijn
dat ouders in hetzelfde CAF-onderzoek een andere uitkomst krijgen. Ouders die bijvoorbeeld
voorkwamen in zowel de CAF-zaak genaamd CAF-Namu die niet vergelijkbaar is met CAF-11,
als de CAF-zaak CAF-Lanai die wel vergelijkbaar is met CAF-11, hebben een brief gekregen
dat zij voor de compensatieregeling in aanmerking komen. Ouders die alleen in de CAF-zaak
genaamd CAF-Namu voorkwamen, hebben een brief gekregen dat zij op onderzoeksniveau
niet in aanmerking komen voor de compensatieregeling. Maar dit laat onverlet de mogelijkheid
van een individuele beoordeling van het dossier. De persoonlijk zaakbehandelaar zal
betrokken ouders dit nog toe lichten en met hen onderzoeken voor welke regeling zij
(mogelijk) in aanmerking komen.
Zoals hiervoor aangegeven, vindt na de beoordeling op onderzoeksniveau en wanneer
de ouder een aanvraag tot compensatie indient nog een beoordeling op individueel niveau
plaats. Komen Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel
dat de ouder (ook) op individueel niveau niet institutioneel vooringenomen is behandeld
of dat er sprake is van een ernstige onregelmatigheid, dan wordt de aanvraag tot compensatie
afgewezen bij beschikking. Deze beschikking wordt door Belastingdienst/Toeslagen gemotiveerd,
waarbij de ouder de betreffende stukken krijgt die aan de beschikking ten grondslag
liggen. De ouder kan tegen deze beschikking in bezwaar gaan. Het bezwaar wordt vervolgens
beoordeeld door de Bezwaarschriftenadviescommissie, die ook gebruik kan maken van
de stukken die bij Belastingdienst/Toeslagen aanwezig zijn.
3. Samenwerking met gemeentes
Gedupeerde ouders hebben soms bredere hulp en ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld op
het gebied van werk, huisvesting, gezondheid of schuldhulpverlening. Gemeenten kunnen
deze hulp vanuit hun expertise bieden, staan dichter bij ouder en hebben vaak veel
meer zicht op eventuele meervoudige problematiek. In april en mei 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen
daarom samen met drie gemeenten een pilot doorlopen waarbij 47 ouders uit de CAF 11-groep
gebeld zijn door de Belastingdienst/Toeslagen met het aanbod om hen in contact te
brengen met hun gemeenten om daar hulp te krijgen. Binnen de pilot is gekozen voor
een proces waarbij de Belastingdienst/Toeslagen de burger doorverbindt met de gemeente
om een afspraak in te plannen.
De Belastingdienst/Toeslagen en gemeenten kijken met een goed gevoel terug op deze
pilot. Er is een stevige basis gelegd voor een vervolgaanpak, waarmee de structurele
samenwerking van gemeenten en VNG wordt vormgeven. Het in de pilot geteste proces
om alle ouders dit hulpaanbod aan te bieden door hen direct door te verbinden met
de gemeenten is op de kleine schaal uitvoerbaar gebleken. Daarmee is het voor het
bieden van hulp aan CAF 11-ouders geschikt gebleken en worden alle CAF 11-ouders,
als vervolg op de pilot, indien door hen gewenst, op deze manier geholpen.
Voor ouders die niet onder CAF 11 vallen wordt momenteel nog een geschikte methode
ontwikkeld om vergelijkbare ondersteuning te kunnen bieden. Naast het persoonlijk
attenderen wordt ook brede communicatie ingezet om deze ouders te bereiken vanuit
zowel de Belastingdienst/Toeslagen als de gemeenten, VNG en andere stakeholders. Ik
zal u over de voortgang en de uitkomsten hiervan via de voortgangsrapportage toeslagen
op de hoogte houden.
4. Andere stappen die op dit moment worden gezet
Naast de hiervoor beschreven acties worden ook diverse stappen gezet om een aantal
eerder geconstateerde aandachtspunten op te lossen. In het kader hiervan wil ik uw
Kamer nog wijzen op de volgende onderzoeken. Ik hoop uw Kamer hierover uiteraard zo
spoedig mogelijk over de onderzoeksresultaten te kunnen informeren.
Onderzoek Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) onderzoekt of de Belastingdienst, vanaf in ieder
geval 6 januari 2014 tot heden, (bijzondere) persoonsgegevens waaruit ras of etniciteit
blijkt mogelijk onrechtmatig (heeft) verwerkt. Meer specifiek richt het onderzoek
zich op het verwerken van gegevens omtrent de tweede nationaliteit in het Toeslagen
Verstrekkingen systeem en/of in het kader van controle op de toeslagen voor kinderopvang.
Daarnaast onderzoekt de AP of de Belastingdienst, vanaf in ieder geval juni 2016,
geautomatiseerde besluitvorming en/of profilering gebaseerd op bijzondere categorieën
van persoonsgegevens – meer specifiek de tweede nationaliteit- mogelijk in strijd
met de AVG toepast of heeft toegepast in het kader van controle op de toeslagen voor
kinderopvang. In de documentanalyse naar aanleiding van het Wob-verzoek inzake CAF
zijn documenten gevonden die wijzen op het gebruik van (tweede) nationaliteit als
selectiecriterium bij andere CAF-zaken buiten Toeslagen. Deze signalen zijn in november
2019 aan de AP overgedragen om mee te nemen in het onderzoek.
Het is niet bekend wanneer het onderzoek van de AP is afgerond. De AP bepaalt zelf
hoe zij haar onderzoek inricht. Ik acht het van belang dat de AP de tijd heeft die
zij nodig acht om het onderzoek zorgvuldig uit te voeren. De voorzitter van de AP
heeft op 25 mei 2020 tijdens een interview op NPO Radio1 aangegeven dat de AP het
onderzoek binnen enkele weken, vóór de zomer, verwacht af te ronden. Ik wacht de uitkomst
met belangstelling af en verleen uiteraard volledige medewerking. Voor de volledigheid
vermeld ik dat de AP op 3 juni 2020 nogmaals om informatie verzocht heeft. De Belastingdienst
werkt aan de beantwoording.
Tot slot is het aan de AP om de uitkomsten van haar onderzoek openbaar te maken. Wel
zal ik uiteraard mijn eerdere toezegging aan uw Kamer gestand doen en uw Kamer informeren
over de uitkomsten van het onderzoek van de AP zodra ik die ontvangen heb.
Onderzoeken naar Informatiebeheer
Er is onderzoek uitgevoerd naar deelprocessen binnen het primaire proces van Toeslagen
waarin voor een dossier relevante informatie wordt gegenereerd en verwerkt. Directe
aanleiding destijds was het feit dat in de dossiers van CAF 11 niet alle voor de procesvoering
relevante documenten beschikbaar waren voor de verweerder. Zo snel mogelijk worden
de resultaten van het interne onderzoek opgeleverd. Vervolgens worden de verbeteringen
uit het onderzoek geïmplementeerd.
Daarnaast zijn de aanhoudende signalen van ouders en media over kwijtgeraakte stukken
aanleiding om dit te laten onderzoeken door een onafhankelijke (externe) instantie.
Het onderzoek loopt inmiddels i.s.m. DocDirect.
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed verricht een onderzoek naar het informatiebeheer
en de kwaliteit van archivering bij Toeslagen. De Inspectie Overheidsinformatie en
Erfgoed zal onderzoeken of de Archiefwet nageleefd is in het werkproces toeslagen
kinderopvang tussen 2013 en heden. Op dit moment werkt de Inspectie Overheidsinformatie
en Erfgoed aan een aangepaste planning naar aanleiding van de COVID 19-maatregelen.
Wanneer deze gereed is zullen nadere afspraken worden gemaakt.
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën -
Medeindiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid