Brief regering : Personeelsrapportage 2019
35 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020
Nr. 65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2020
Hierbij bied ik u de personeelsrapportage over het jaar 2019 aan1. De personeelsrapportage bevat gegevens over het personeel en de formatie van Defensie.
Aanvullend treft u informatie aan over de onderwerpen diversiteit & inclusiviteit
en over de adaptieve krijgsmacht.
Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt en de formatiegroei met ruim 3.000 arbeidsplaatsen
– uitdagingen bij het vullen van functies – is voor het eerst in jaren sprake van
een positief saldo van de instroom ten opzichte van de uitstroom van militair personeel.
Dit komt hoofdzakelijk door de toename in de zij-instroom van herintreders die door
de krijgsmachtdelen is gecreëerd; er zijn in 2019 366 mensen ingestroomd. Dit is het
effect van een eerste stap in het beleggen van bevoegdheden bij de hoofden van de
defensieonderdelen (t.a.v. het aanstellen van herintreders en een aantal hardheidsclausules
met betrekking tot opleidingskosten en dienstreizen) sinds augustus 2018. Ik heb tijdens
het Algemeen overleg Personeel op 12 maart 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 111) toegezegd u over de voortgang daarvan te informeren.
Daarnaast wordt sinds september 2019 in zogeheten proeftuinen ervaring opgedaan met
verschillende elementen van een nieuw personeelsmodel in een experimentele omgeving.
Zo wordt onder meer geëxperimenteerd met het regionaal (decentraal) werven, selecteren,
keuren en aanstellen van personeel, het versnellen en innoveren van de inname van
personeel en met talent- en loopbaanontwikkeling. Hierbij past een aangepaste personele
bevoegdhedenstructuur waarmee de commandant «in zijn kracht wordt gezet» om zelf verantwoordelijkheid
te nemen voor de personele vulling, gereedheid en inzet van zijn eenheid. De mogelijke
aanpassing van het mandaatbesluit ten aanzien van personele bevoegdheden binnen Defensie
volgt na de invoering van het nieuwe HR-model.
Er is de afgelopen jaren ingezet op de groei van het reservistenbestand. Deze groei
houdt aan. Het bestand is gestegen tot boven de 6000 reservisten: een stijging van
ruim 20% deze kabinetsperiode. De inzeturen zijn gestegen met ca. 25%. Dit laat zien
dat er behoefte is aan en meerwaarde wordt gezien van reservisten, voor de maatschappij
en voor Defensie.
Voorts informeer ik u met deze brief over de volgende ontwikkelingen op het gebied
van personeel en toezeggingen daaromtrent:
– Tekorten en wachtlijsten functieopleidingen
In de Kamerbrief over het programma Behoud en Werving d.d. 15 mei 2019 (Kamerstuk
34 919, nr. 38) heb ik toegezegd om u met de volgende personeelsrapportage te informeren over de
voortgang van het oplossen van de tekorten en wachtlijsten met betrekking tot de functieopleidingen
en de aansluiting van de basisopleiding op de (ongeveer 9.500) functieopleidingen.
Er zijn op dit moment nog geen gevalideerde cijfers over wachttijden in de opleidingen.
Defensie werkt momenteel hard aan de implementatie van het project «Kwaliteit in Beeld».
Het project bewerkstelligt een verbeterd inzicht in de kwalitatieve kant van individuele
personele gereedheid en daarmee de specifieke kennis en vaardigheden van het personeel.
Dit vergt onder andere het opschonen en vaststellen van de kwalificaties en het koppelen
van deze kwalificaties aan alle arbeidsplaatsen. De implementatiefase van het project
is op 1 januari 2020 begonnen en zal naar verwachting twee jaar duren. Uiteindelijk
zal, op basis van gestandaardiseerde taal en een eenduidige werkwijze, inzicht ontstaan
in kwalitatieve personele gereedheid en daarmee in de geschiktheid en beschikbaarheid
van ons personeel. Daarbij wordt tevens de civiel aantoonbare waarde van de kwalificaties
van ons personeel beter inzichtelijk. Het project levert op termijn tevens op centraal
niveau informatie op over personeel dat eventueel vereiste kwalificaties voor functie
mist en dus aanvullende opleiding nodig heeft. In de toekomst moet het mogelijk worden
om te zien wie er op een vereiste kwalificatie en daarmee op een opleiding wacht.
Wanneer dit wordt gekoppeld aan opleidingscapaciteit, kan dit helpen om inzicht te
verkrijgen in wachttijden. Voorwaarde daarvoor is dat de kwalificaties van het defensiepersoneel
en de benodigde kwalificaties voor een arbeidsplaats volledig en juist zijn ingevuld
in de systemen. Het project Kwaliteit in Beeld zal hierin voorzien.
De wachttijdproblematiek is met het project Kwaliteit in Beeld derhalve niet direct
opgelost. Defensie heeft diverse specifieke maatregelen genomen om de wachttijden
te verminderen. Zo wordt opleidingscapaciteit ingehuurd, worden opleidingen uitbesteed
en wordt het onderwijs vernieuwd door gebruik te maken van moderne vormen van onderwijs
zoals inzet van digitale leermiddelen en Beroepsgericht Opleiden. Daarnaast worden
er specifieke programma’s gestart, zoals voor rijopleidingen.
In algemene zin merk ik op dat het opleidingenveld is geraakt door de maatregelen
in relatie tot COVID-19. Daardoor zijn minder opleidingsplaatsen beschikbaar. Dit
heeft momenteel ook een negatief effect op wachttijden.
– Taskforce NLDA
Bij brief van 13 december 2018 is uw Kamer geïnformeerd over verschillende onderzoeken
die Defensie op dat moment instelde naar aanleiding van enkele gesignaleerde voorvallen
op het gebied van sociale onveiligheid en onwenselijk gedrag op de Nederlandse Defensie
Academie (NLDA) (Kamerstuk 35 000 X, nr. 76). Op 20 juni 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze onderzoeken
en de bijbehorende maatregelen. Daarnaast werd de instelling van een taskforce aangekondigd, met als doel de sociaal veilige leef- en werkomgeving te versterken
op systeemniveau (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144).
Inmiddels heeft deze taskforce, de Taskforce NLDA, zijn werkzaamheden afgerond; het resultaat is verwoord in de Toetssteen kameraadschap,
die begin dit jaar is vastgesteld. In deze toetssteen staat de opdracht centraal om
het curriculum van de Koninklijke Militaire Academie en het Koninklijk Instituut voor
de Marine binnen de NLDA te herzien met aandacht voor kameraadschap als kern van leiderschapsvorming,
persoonsvorming, wetenschappelijke vorming en militaire vorming. Bij de herziening
is (het omgaan met) de schaduwzijde van ieder vormingsdoel een belangrijk onderwerp.
De implementatie van de opgeleverde Toetssteen kameraadschap wordt uitgevoerd door
de Commandant NLDA. Conform de motie van het lid Kerstens (Kamerstuk 35 300 X, nr. 33) wordt bezien hoe externe functionarissen in de implementatie kunnen worden opgenomen
en gepositioneerd, om de verbeteringen en veranderingen door te zetten. Hierbij gaat
het niet om leidinggevende posities, maar juist om die posities waar de meeste invloed
uitgeoefend kan worden bij het creëren van het curriculum en het beïnvloeden en begeleiden
van de leidinggevenden om zo structuur en cultuur het beste aan te pakken.
– Verlenging werkzaamheden Commissie Langlopende Zaken
De Commissie Langlopende Zaken Defensie (hierna: de Commissie) is op 11 april 2019
door mij ingesteld voor een periode van één jaar, te rekenen vanaf 15 april 2019 (Kamerstuk
35 000 X, nr. 132). De aanleiding hiervoor was een aanbeveling van de Commissie Giebels tot het benoemen
van een commissie die onderzoek doet naar langlopende kwesties binnen Defensie op
het gebied van het melden van misstanden of sociale onveiligheid.
Per 15 april jl. worden er door de Commissie geen nieuwe zaken meer in behandeling
genomen en is het meldpunt Langlopende Zaken bij het CAOP gesloten. Gelet op het aantal
zaken dat bij de Commissie nog in behandeling is en de beperking in de onderzoeksmogelijkheden
als gevolg van de maatregelen rond COVID-19, heeft de voorzitter van de Commissie,
de heer W.J. Deetman, verzocht om verlenging van de werkingsduur van het instellingsbesluit
tot 15 september 2020. Het verzoek van de heer Deetman zal worden ingewilligd.
– De toelage bezwarende arbeidsomstandigheden
Tijdens de voortzetting van de behandeling van de begroting van het Ministerie van
Defensie voor het jaar 2020 op 7 november 2019, heeft het lid Van Helvert een casus
voorgelegd betreffende de vuilwerktoelage in relatie tot oud-medewerkers van de POMS
(Handelingen II 2019/20, nr. 21, items 3 en 9). Naar aanleiding van deze vraag heb ik toegezegd dat ik de casus meeneem en hierop
terugkom. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Met de vuilwerktoelage wordt gedoeld op de toelage bezwarende arbeidsomstandigheden.
In de casus wordt een voorbeeld aangehaald van oud-medewerkers van de POMS waarbij
in het verleden op verschillende locaties op een verschillende wijze vermeend is omgegaan
met de toekenning van de toelage bezwarende omstandigheden. De vraag van het lid Van
Helvert was of kan worden gekeken naar een regeling waarbij oud-medewerkers alsnog
aanspraak op deze toelage kunnen maken. Het verzoek is daarbij dat welwillend wordt
meegekeken door Defensie hoe dit soort zaken kan worden behandeld en dat bijvoorbeeld
wordt ingeschat hoeveel uren er is gewerkt in plaats van dat er hiervoor officiële
handtekeningen nodig zijn.
Medewerkers die werkzaamheden verrichten onder bezwarende omstandigheden kunnen in
aanmerking komen voor een toelage. De toelage bezwarende omstandigheden was in de
periode van 1 juli 1989 tot 11 mei 2005 vastgelegd in de Regeling Beloning Bezwarende
Arbeidsomstandigheden (BBA). Vanaf 11 mei 2005 is de grondslag van de toelage bezwarende
omstandigheden artikel 5 van de Inkomsten Regeling Burgerambtenaren Defensie (IRBAD).
In deze regeling is vastgelegd dat het hoofd defensieonderdeel beoordeelt en vaststelt
of sprake is van bezwarende arbeidsomstandigheden en welke toelagecategorie van toepassing
is. Aangezien het in de vraag van het lid Van Helvert gaat om oud-medewerkers van de POMS-locaties en deze locaties voorheen organiek onder de Landmacht
vielen, heb ik de Staf van het Commando Landstrijdkrachten opdracht gegeven om nader
te onderzoeken hoe in het verleden is omgegaan met de toekenning toelage bezwarende
omstandigheden op de POMS-locaties.
Bevindingen onderzoek
Naar aanleiding van de gestelde vragen van het lid Van Helvert en individuele aanvragen
van (oud-)medewerkers is door de Staf van het Commando Landstrijdkrachten dossieronderzoek
gedaan. Uit dit dossieronderzoek is gebleken dat in de periode 1988 tot 1999 de BBA
niet werd toegepast. Hiervoor is door medewerkers medio 1997 aandacht gevraagd bij
de Koninklijke Landmacht. In verband hiermee is een onderzoek gestart omtrent de BBA
op alle POMS locaties. Bij dit onderzoek waren afgevaardigden van alle POMS-locaties
betrokken, aangevuld met leden van de Dienstcommissies van de zuidelijke en noordelijke
POMS. Dit onderzoek heeft geleid tot de aanbeveling om met terugwerkende kracht begin
datum van de BBA regeling een geldelijke beloning toe te kennen.
Deze aanbeveling is in 1999 door de Centrale Dienst Personeel en Organisatie Landmacht
overgenomen. Blijkens dit onderzoek is het personeel dat in 1999 reeds uit dienst
was, toen actief benaderd. Gelet op het onderzoek en de uitgebreide aandacht die daarvoor
is geweest op de POMS, mag worden verondersteld dat vanaf 1999 de regeling bekend
was bij het betreffende personeel. Dit blijkt overigens ook uit een recente steekproef,
waaruit is gebleken dat POMS-medewerkers na april 1999 (datum betaling BBA «terugwerkende
kracht») een toelage BBA hebben ontvangen. Indien (oud-)medewerkers vanaf 1999 geen
vergoeding hebben gekregen, is het standpunt dat ze hiervan op de hoogte hadden kunnen
zijn en om moverende redenen na 1999 geen aanvraag hebben ingediend (dan wel dat een
aanvraag is afgewezen).
Conclusie
Op grond van bovenstaand onderzoek concludeer ik dat betrokken personeel indien van
toepassing met terugwerkende kracht een uitkering op grond van de regeling heeft ontvangen
en dat er geen sprake is geweest van een verschillende behandeling tussen de verschillende
POMS-locaties. Ik zie dan ook geen aanleiding om een aparte regeling te treffen.
Mocht alsnog blijken dat (oud-)medewerkers ondanks bovenstaande ten onrechte geen
toelage hebben ontvangen, zal dit op individuele basis door het Commando Landstrijdkrachten
worden beoordeeld. De (oud-)medewerkers die zich bij de Staf van het Commando Landstrijdkrachten
hebben gemeld en een aanvraag hebben ingediend voor het met terugwerkende kracht toekennen
van de BBA, zullen worden geïnformeerd en daarnaast een schriftelijke reactie ontvangen.
Tot slot
De maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te beperken hebben direct effect op
de defensieorganisatie. Zoals ook in de inleiding van de bijgevoegde personeelsrapportage
over 2019 is vermeld, heeft dit een effect op de vulling van functies omdat diverse
processen tijdelijk zijn stilgezet, zoals de werving en selectie en de opleidingen.
In volgende personeelsrapportages zal de impact naar verwachting nader zichtbaar zijn.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.