Brief regering : Behoeftestelling Initiële Counter-Unmanned Aircraft Systems capaciteit
34 919 Defensienota
Nr. 52 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2020
Inleiding
Met deze brief informeer ik u over de behoeftestelling van het project initiële Counter-Unmanned
Aircraft Systems (Counter-UAS) capaciteit.
Dit project voorziet in materieel voor de op te richten initiële specialistische Counter-UAS
capaciteit van de krijgsmacht. Deze capaciteit wordt opgebouwd in de vorm van een
eenheid van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando die zich richt op
het bestrijden van UAS. Daarnaast biedt het programma defensiebreed ruimte voor Concept
Development and Experimentation (CD&E) op het gebied van Counter-UAS.
Het opbouwen van de Counter-UAS capaciteit is noodzakelijk vanwege het toenemende
gebruik en dreiging van UAS, ook wel drones genoemd. Het project draagt daarmee bij
aan een verdere vernieuwing en versterking van de krijgsmacht, zoals aangekondigd
in de Defensienota 2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 1). Hiermee geef ik tevens gehoor aan de motie van het lid Bruins Slot (Kamerstuk 34 919, nr. 14).
Context
De wereld wordt onveiliger en is aan verandering onderhevig. Zowel statelijke als
niet-statelijke actoren bedienen zich in toenemende mate van een mix van wapensystemen,
waaronder UAS. Ook in Nederland worden UAS steeds vaker bewust ingezet voor strafbare
doeleinden en ook onbewust wordt regelmatig op een onwenselijke of gevaarlijke manier
gebruik gemaakt van UAS. Op dit moment beschikt Defensie slechts over zeer beperkte
Counter-UAS mogelijkheden die ad hoc ingezet kunnen worden tegen deze zich snel ontwikkelende
dreiging.
Behoefte
Dit project voorziet in de materiële component van de specialistische Counter-UAS
capaciteit die Defensie ontwikkelt. De materiële component vormt een brede set aan
uitrusting waarmee Defensie Counter-UAS capaciteit kan leveren bij de verdediging
van het koninkrijk, bij internationale missies en bij ondersteuning van nationale
autoriteiten. Vanwege het innovatieve karakter van het vakgebied en de ontwikkeling
van de dreiging zijn experimenten en conceptontwikkeling belangrijke voorwaarden om
het juiste materieel te kunnen verwerven en dit ook succesvol toe te kunnen passen.
Het project omvat daarom zowel het verwerven van materieel voor de specialistische
Counter-UAS capaciteit als randvoorwaarden voor CD&E binnen het Counter-UAS domein
als geheel.
Kenmerken
Er bestaan vele typen UAS, van zeer klein tot zeer groot. Deze Counter-UAS capaciteit
richt zich op de kleinere typen UAS (tot 20 kg). Voor het bestrijden van grotere UAS
beschikt Defensie reeds over systemen voor geïntegreerde luchtverdediging.
Er bestaat geen blauwdruk voor de beoogde Counter-UAS capaciteit. Eenheden die te
maken hebben met een UAS dreiging hebben uiteenlopende taken in uiteenlopende omgevingen.
Met CD&E onderzoekt Defensie welke combinatie van mensen, middelen en manieren de
beste oplossing biedt voor de specifieke dreiging en het specifieke scenario. Bij
het verwerven van materieel binnen dit project geldt conform de Defensienota 2018
het uitgangspunt «van de plank, tenzij». Indien nodig wordt ook samengewerkt met bedrijven
en kennisinstellingen; de gouden driehoek. Dit gebeurt onder andere door kennis uit
kennisopbouwprogramma’s en nationaal technologie projecten (NTP) te benutten (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 2949). Het project volgt hiermee de aanpak uit de Defensie Innovatie Strategie om samen
sneller te innoveren en zoekt de samenwerking in de gouden driehoek zoals benoemd
in de Defensie Industrie Strategie.
Omdat Counter-UAS middelen naar verwachting een korte technische en operationele levensduur
hebben, voorziet het project in opeenvolgende cycli van steeds enkele jaren. In een
cyclus wordt geëxperimenteerd en vervolgens op basis van de daarin beproefde concepten
materieel verworven. In het project worden opties in de contracten opgenomen om eventuele
toekomstige aanvullende behoeften en functionaliteiten zoveel mogelijk op een doelmatige
en doeltreffende wijze in te kunnen vullen.
Omdat de eenheid zelfstandig moet kunnen optreden, omvat de materiele component onder
andere sensoren, middelen om gedetecteerde UAS te neutraliseren en middelen voor command
and control (C2). Vanwege het streven van Defensie naar informatiegestuurd optreden
is de mogelijkheid voor informatie-uitwisseling binnen de eenheid, en later ook met
andere systemen, van groot belang. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van
de standaarden van het programma TEN/Foxtrot (Kamerstuk 33 279, nr. 29), een gezamenlijk Nederlands-Duits programma voor digitale integratie en samenwerking
van eenheden van alle krijgsmachtdelen op het tactische niveau.
In het vervolg van het project besteedt Defensie ook nadrukkelijk aandacht aan de
mogelijkheid tot samenwerken op het gebied van kennis en materieel, tussen publieke
en private sector en zowel nationaal als internationaal. Daarbij streeft Defensie
waar mogelijk naar standaardisatie van materieel.
Financiële aspecten
Het toegekende projectvolume bedraagt tussen de 25 miljoen en 100 miljoen euro (prijspeil
2020). Deze investering, inclusief het effect van dit project op de exploitatiekosten,
komt ten laste van het investeringsbudget van Defensie.
Door ruimte te creëren voor CD&E en gebruik te maken van kennisopbouwprogramma’s,
wordt kennis en ervaring opgebouwd die helpen om risico’s te beheersen. Resterende
risico’s zijn middels een projectreserve afgedekt.
Vooruitblik
De financiële reeks voor dit project is voorzien in de periode van 2020 tot en met
2035. Gedurende deze periode wordt defensiebreed geëxperimenteerd op het gebied van
Counter-UAS en enkele malen sets met materieel verworven voor de Counter-UAS eenheid.
De eerste experimenten staan dit jaar gepland en het eerste materieel voor gebruik
door deze eenheid wordt in 2022 verwacht. Naast het materieel van de eenheid voorziet
het project ook in de hiermee samenhangende exploitatiekosten. Uiterlijk na drie jaar
wordt het project geëvalueerd, waarbij onder andere wordt beoordeeld of de activiteiten
en middelen van dit project inmiddels in de staande organisatie kunnen worden ondergebracht.
Omdat de financiële omvang van dit project minder dan 100 miljoen euro bedraagt, ben
ik voornemens de Defensie Materieel Organisatie te mandateren het project uit te voeren.
Uw Kamer zal over de voortgang van dit project worden geïnformeerd via de begroting
van het Defensiematerieelbegrotingsfonds, het jaarverslag en het Defensieprojectenoverzicht.
Ik realiseer me dat de beperkende maatregelen in de aanpak van COVID-19 ook invloed
hebben op uw parlementaire agenda. Desondanks verzoek ik u spoedige behandeling van
deze brief te bezien zodat vanaf september 2020 verplichtingen kunnen worden aangegaan.
De Staatssecretaris van Defensie,
B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie