Brief regering : Verlenging termijnen infractieprocedures Europese Commissie
21 109 Uitvoering EG-Richtlijnen
Nr. 244 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2020
Hierbij informeer ik uw Kamer over het besluit tot verlenging van de termijnen in
lopende infractieprocedures dat de Europese Commissie naar aanleiding van de COVID-19-pandemie
heeft genomen. Deze verlenging volgt op een verzoek daartoe van alle lidstaten. Dit
verzoek kwam tot stand vanwege de noodsituatie op gezondheidsgebied die een ongekende
verstoring van de normale werkzaamheden heeft veroorzaakt. Hierdoor moet prioriteit
worden gegeven aan een beperkt aantal essentiële activiteiten op alle administratieve
niveaus in de lidstaten, nationale parlementen en de EU-instellingen. Het kabinet
voorziet enkel van de verlengde termijnen gebruik te maken voor de beantwoording van
de aanmaningen die op 13 februari van de Europese Commissie zijn ontvangen. Deze betreffen
de implementatie van richtlijn 2018/843 (wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn)
waarvoor het Ministerie van Financiën verantwoordelijk is en richtlijn 2015/1480 (wijziging
diverse bijlagen in luchtkwaliteitsrichtlijnen) waarvoor het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat verantwoordelijk is.
Verzoek van de lidstaten
De lidstaten verzochten op 19 maart 2020 de Europese Commissie om haar kalender met
infractiebesluiten aan te passen en de geldende termijnen voor lopende infractieprocedures
op te schorten, behoudens uitzonderlijke gevallen van urgentie, totdat de Europese
Commissie van mening is dat de huidige noodsituatie de opschorting niet langer rechtvaardigt.
Hetzelfde is gevraagd voor EU Pilot-zaken en voor de termijnen in de brieven van de
Europese Commissie omtrent vermoedelijke inbreuken op het EU-recht. Daarnaast is verzocht
om opschorting van de termijn van twee maanden voor het verstrekken van toelichtende
documenten voor elke kennisgeving van volledige omzetting van richtlijnen naar aanleiding
van arrest C-543/17 van het EU-Hof, waar de Europese Commissie in haar brief van 17 februari
2020 toe verzocht. Als laatste is verzocht af te zien van infractieprocedures in gevallen
waarin de tenuitvoerlegging van het EU-recht langer kan duren dan normaal is voorgeschreven
als gevolg van de COVID-19-crisis. In de bijlagen vindt u het verzoek (non-paper)1.
Reactie en besluit tot verlenging Europese Commissie
De Europese Commissie is gedeeltelijk aan het verzoek tegemoetgekomen en heeft naar
aanleiding van dit verzoek besloten om:
– De termijnen voor het beantwoorden van de aanmaningen en met redenen omklede adviezen
overeenkomstig artikel 258, artikel 260, lid 2, en artikel 260, lid 3, van het EU-Werkingsverdrag,
waarvan op 24 januari en 13 februari 2020 kennis is gegeven, te verlengen tot maandag
15 juni 2020;
– De termijnen voor het antwoord op de maatregelen die de lidstaten overeenkomstig artikel
260, lid 1, EU-Werkingsverdrag hebben genomen om te voldoen aan een arrest van het
EU-Hof waarin een schending van het EU-recht wordt vastgesteld, eveneens te verlengen
tot maandag 15 juni 2020;
– De termijn van twee maanden die de lidstaten krijgen om de kennisgevingen van hun
nationale omzettingsmaatregelen overeenkomstig de door het EU-Hof in zaak C-543/17
vastgestelde norm aan te vullen, te verlengen tot maandag 15 juni 2020;
– De termijnen voor EU Pilot-dossiers per geval te verlengen indien daartoe een verzoek
wordt ingediend.
De Commissie kondigt aan om voor 15 juni opnieuw naar de verlenging te kijken en dat
de verlenging geenszins afbreuk doet aan haar mogelijkheid om infractieprocedures
te starten of voort te zetten indien noodzakelijk. In de bijlagen vindt u het volledige
bericht van de Europese Commissie2.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken