Brief regering : Appreciatie van het amendement van het lid Krol over gebruik audiovisuele middelen alleen bij aktes die geen uitstel kunnen lijden
35 434 Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid)
Nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2020
Graag reageer ik hierbij op het amendement van het lid Krol, in verband met het verlijden
van een notariële akte met behulp van audiovisuele middelen tijdens de duur van de
coronacrisis (wijziging van artikel 26 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en
Veiligheid) (Kamerstuk 35 434, nr. 8).
Het verheugt mij dat het lid Krol voorstander is van het tijdelijk door notarissen
kunnen gebruiken van audiovisuele middelen voor het verlijden van bepaalde notariële
akten, mits verzekerd wordt dat notarissen hun werk met de uiterste zorgvuldigheid
blijven doen.
Het lid Krol stelt voor om aan artikel 26, eerste lid, van het wetsvoorstel toe te
voegen dat het bedoelde gebruik van audiovisuele middelen alleen mogelijk is wanneer
het verlijden van de akte geen uitstel kan lijden. Voor niet dringende akten zou geen
gebruik van deze bepaling moeten worden gemaakt.
Voor de rechtsgeldigheid van de notariële akte die op grond van artikel 26 van het
wetsvoorstel wordt verleden, moet samengevat aan 3 extra vereisten worden voldaan,
waaraan relatief eenvoudig kan worden getoetst:
– De onmogelijkheid om in persoon te verschijnen;
– Het betreft een akte waarvoor een onderhandse volmacht niet kan worden gebruikt;
– Het audiovisuele communicatiemiddel voldoet aan de eisen van artikel 26 lid 2.
Met de toevoeging van de woorden «dat het verlijden van de akte geen uitstel kan lijden»
wordt een vereiste toegevoegd, waarover achteraf eenvoudig discussie kan ontstaan.
Daarmee ontstaat dan ook een discussie over de rechtsgeldigheid van de akte. Met het
oog op de rechtszekerheid (van dit onderdeel) van het rechtsverkeer is dat onwenselijk.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat een koper bij uitstel van het verlijden
van een hypotheekakte een boete van 1.000 euro verschuldigd wordt. Voor de ene koper
is dat een groot bedrag, voor de andere koper niet. Kan het verlijden van de akte
dan uitstel lijden? In geval van het opstellen van een testament is het niet gepast
en kan de notaris ook niet beoordelen of de testateur zodanig ziek is dat met het
opstellen van een testament kan worden gewacht totdat de beperkende maatregelen als
gevolg van het coronavirus, zijn opgeheven. Juist in onzekere tijden kan de behoefte
bestaan om een testament te maken. Tot welk moment kan het opstellen van een testament
dan uitstel lijden? Het begrip «geen uitstel kunnen lijden» is moeilijk af te bakenen
en leidt daarmee tot onzekerheid.
Ik meen dat zo’n discussie niet moet worden gevoerd over de band van de rechtsgeldigheid
van de notariële akte, hetgeen wel het gevolg is van het amendement. Artikel 26 van
het wetsvoorstel is juist opgenomen om discussies over de rechtsgeldigheid van notariële
akten die via audiovisuele middelen tot stand zijn gekomen, te vermijden. Het amendement
is bovendien niet nodig omdat de zorgplicht en eventuele aansprakelijkheid van de
notaris – mede door het tuchtrecht – voldoende zijn gewaarborgd.
Voorts leid ik uit de toelichting op het amendement af dat het lid Krol het wenselijk
acht dat de zinsnede «niet in persoon kunnen verschijnen» strikt wordt uitgelegd door
notarissen. Alle mogelijkheden voor persoonlijk, direct contact tussen notaris en
cliënt moeten zijn uitgeput, voordat van artikel 26 van het wetsvoorstel gebruik wordt
gemaakt. Dat uitgangspunt onderschrijf ik.
Voorop staat dat de notaris verantwoordelijk is voor een zorgvuldige en juiste toepassing
van artikel 26, tegen de achtergrond van de coronacrisis. De notaris blijft gebonden
aan zijn gebruikelijke zorgplichten bij het verlijden van akten. Hij blijft onverkort
civielrechtelijk en tuchtrechtelijk aansprakelijk voor eventuele gebreken in zijn
dienstverlening.
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is opgemerkt, is het gebruik van
tweezijdige audiovisuele middelen bij het verlijden van akten, zoals een testament
en hypotheek, uitsluitend bedoeld als een tijdelijke voorziening voor de situatie
waarin geen fysiek contact tussen de notaris en diens cliënt mogelijk is, omdat bijvoorbeeld
een partij als gevolg van beperkende maatregelen in het kader van COVID-19 niet bij
de notaris kan verschijnen en ook niet kan worden volstaan met een onderhandse volmacht.
Als gebruik kan worden gemaakt van een onderhandse volmacht, kan de notaris op normale
wijze zijn werk doen. Een onderhandse volmacht is echter uitgesloten in geval van
een testament of hypotheekakte. Voor die gevallen is het wetsvoorstel relevant.
Het is aan de notaris om te beoordelen of het in het concrete geval noodzakelijk is
om de akte met toepassing van de in de spoedwet voorziene wijze te passeren. Binnen
de verantwoordelijkheid van de notaris ligt de afweging of uitstel mogelijk is of
dat andere mogelijkheden bestaan om de akte te passeren. Hierbij valt te denken aan
communicatie met een cliënt via het raam van bijvoorbeeld een verpleeghuis waartoe
hij geen toegang heeft of de nodige maatregelen op het kantoor van de notaris, zoals
het plaatsen van een plastic scherm of het scheppen van voldoende afstand aan de tafel.
Wanneer deze alternatieven niet voorhanden zijn en de notaris gebruik maakt van de
mogelijkheid die artikel 26 tijdens de coronacrisis biedt, moet de notaris maximale
zorgvuldigheid in acht nemen. Hij moet er voor in staan dat het communicatiemiddel
dat hij gebruikt, hem in staat stelt de partijen bij de akte goed in beeld te zien,
hun identiteit vast te stellen, de omstandigheden waaronder de communicatie verloopt
te kunnen volgen en zich ervan te vergewissen dat de partijen bij de akte de inhoud
daarvan begrijpen, hun wil daarmee overeenkomt en zij hierbij niet onder invloed van
derden staan.
Gelet op het voorgaande ontraad ik het amendement.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming