Brief regering : Regionale Energiestrategieën (RES): gevolgen corona en stand van zaken burgerparticipatie
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 491
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2020
Tijdens het AO Klimaat en Energie op 12 februari 2020 en het VAO Klimaat en Energie
op 11 maart 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 62, VAO Klimaat en energie) heb ik uw
Kamer meegedeeld dat ik op korte termijn de stand van zaken rond burgerparticipatie
in de Regionale Energiestrategieën (RES’en) zal bespreken met de decentrale overheden.
Ik heb daarbij toegezegd dat ik uw Kamer over de uitkomsten zal informeren. Deze brief
is ook een eerste reactie op de motie van het lid Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 455), waar ik in het najaar verdere uitwerking aan zal geven. In het najaar van 2020
zal ik een uitgebreider beeld geven over de betrokkenheid van burgers en de acties
om burgerparticipatie te stimuleren, bijvoorbeeld door het gebruik van goede praktijkvoorbeelden.
Met deze brief doe ik die toezeggingen gestand. De coronacrisis heeft echter ook gevolgen
voor het RES-proces, zoals de mogelijkheden voor burgerparticipatie. Ik ga daarom
eerst in op de afspraken die ik over deze verschuivingen heb gemaakt met de bestuurders
van de decentrale koepels en de voorzitters van het voortgangsoverleg en de uitvoeringstafel
Elektriciteit van het Klimaatakkoord.
RES in het kort
Op dit moment wordt een aantal afspraken uit het Klimaatakkoord uitgewerkt via 30
RES’en, conform de in 2018 gemaakte afspraken in het Interbestuurlijk Programma. De
focus ligt in de RES’en op:
• de afspraak dat er voor hernieuwbare elektriciteit 35 TWh grootschalige opwekking
op land (>15kW) in 2030 moet zijn gerealiseerd;
• de regionale warmtetransitie in de gebouwde omgeving;
• en de daartoe benodigde opslag- en energie-infrastructuur.
Het staat de regio’s vrij ook de opgaven rond landbouw en landgebruik, industrie en
mobiliteit mee te nemen. Het gaat immers om een integrale transitieopgave.
De verantwoordelijkheid voor het opstellen en vaststellen van de RES’en, en het beleidsmatig
verankeren daarvan, ligt bij de decentrale overheden. Samen met maatschappelijke partners,
netbeheerders, het bedrijfsleven en bewoners werken zij toe naar regionaal gedragen
keuzes. Deze keuzes worden gebaseerd op vier elementen: kwantiteit, systeemefficiëntie,
ruimtegebruik, en maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Overal in Nederland zijn
gemeenten, provincies en waterschappen bezig met het RES-proces. Om de regio’s te
ondersteunen bij het RES-proces hebben het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Ministeries van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Economische Zaken en Klimaat (EZK)
een nationaal programma RES (NP RES) opgezet. Het Rijk ziet zichzelf als partner van
de decentrale overheden in het RES-proces.
Tijdpad RES en verschuivingen daarin vanwege corona
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat onder coördinatie van het NP RES een appreciatie
van de RES’en zal worden uitgevoerd. Elke regio zou daarbij op 1 juni 2020 zijn concept-RES
aanbieden aan het NP RES voor een kwantitatieve doorrekening (35 TWh doel) en een
kwalitatieve waardering (afwegingskader) op de thema’s maatschappelijk en bestuurlijk
draagvlak, efficiëntie van het energiesysteem en ruimtelijke inpassing. PBL voert
deze uit. Op basis daarvan zou het NP RES in de zomer gesprekken voeren in de regio’s,
gericht op het leren van de concept-RES. Daarnaast zouden de regio’s onderling hun
RES’en vergelijken, met aandacht voor een evenwichtige verdeling van de opgave tussen
de regio’s.
De reacties op de analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de onderlinge
vergelijkingen zijn input voor de analyse die het NP RES opstelt voor de opdrachtgevende
partijen: VNG, IPO, UvW, BZK en EZK. Dit advies zou samen met de PBL-analyse in oktober
worden aangeboden aan de opdrachtgevende partijen en de RES-regio’s met het oog op
de RES 1.0, die uiterlijk 1 maart 2021 aan het NP RES zou worden aangeboden.
Aangezien de coronacrisis grote impact heeft op het maatschappelijke en politieke
proces rond de RES’en, heb ik met de reeds genoemde partijen enkele verschuivingen
in het tijdschema afgesproken. Het doel is de regio’s meer ruimte te bieden voor een
politiek en maatschappelijk gedragen proces. Veel regio’s hadden in deze periode immers
gepland om volksvertegenwoordigers en inwoners te betrekken. Zowel het kabinet als
de regio’s vinden het belangrijk dat er een goede participatie van inwoners en maatschappelijke
partners mogelijk is en dat het regionale en lokale democratische proces kan plaatsvinden.
De nieuwe planning is als volgt:
– Het aanleveren van de bestuurlijk vastgestelde concept-RES wordt vertraagd tot 1 oktober
2020 (in plaats van 1 juni 2020). De PBL-analyse komt op 1 februari 2021 beschikbaar,
samen met de analyse van het NP RES.
– Mijn toezegging om uw Kamer in het najaar te informeren over het RES-proces, waaronder
de burgerparticipatie, blijft staan.
– De verdeelsystematiek – waar nodig – wordt gepland voor 1 februari 2021 en de oplevering
van de RES 1.0 wordt vertraagd van 1 maart 2021 naar 1 juli 2021.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de regio’s die nu al een (voorlopige) concept-RES
gereed hebben (en Zeeland zelfs al een RES 1.0). Sommige regio’s zullen in staat zijn
een bestuurlijk vastgestelde concept-RES in te leveren voor de zomer van 2020. Ik
wil hen vragen vooral door te gaan met de RES 1.0 en daarbij volksvertegenwoordigers
en samenleving intensief te betrekken. Ook kunnen zij andere regio’s laten profiteren
van de kennis en inzichten door deze actief te delen.
Onze inzet, als opdrachtgevers van het NP RES, is dat de doelrealisatie in 2030 niet
in gevaar komt. Het NP RES zal daartoe met de regio’s kijken wat de impact van de
verschuiving op de praktijk is en waar processen slimmer kunnen worden doorlopen.
Op 20 april 2020 vindt in dat licht een «online» bestuurlijke bijeenkomst plaats met
de 30 regio’s.
Burgerparticipatie in de RES
Een van de functies van de RES is de ruimtelijke inpassing van de energietransitie
met maatschappelijke betrokkenheid te organiseren. Dat vraagt voor iedere RES een
uitnodigend proces waarin de participatie van inwoners, bedrijven en belangengroepen
is verankerd. Dit maakt burgerparticipatie tot een belangrijk onderdeel van het RES-proces.
Ik begrijp dan ook de zorg en de wens van uw Kamer met betrekking tot een goede burgerparticipatie
in het RES-proces. Het betrekken van bewoners bij het maken van plannen die nog abstract
zijn en waarvan – op dit moment – nog niet goed duidelijk is welke gevolgen deze zullen
hebben voor inwoners, is niet eenvoudig. Ik besef dit en ontvang ook de signalen dat
het betrekken van bewoners in sommige regio’s voortvarender gaat dan in andere. Hierom
neemt het NP RES dit voorjaar de stand van zaken van burgerparticipatie onder de loep,
om te bepalen welke aanvullende activiteiten en ondersteuning eventueel nu en op korte
termijn nodig zijn op dit gebied.
In deze fase van het proces is het echter nog te vroeg voor een eenduidig beeld over
de stand van zaken omtrent burgerparticipatie in de RES’en en voor het noemen van
specifieke voorbeelden. Wel is duidelijk dat alle regio’s hier actief mee bezig zijn,
dat zij dit op verschillende manieren doen en dat via het NP RES actieve uitwisseling
en ondersteuning plaatsvindt. Net als voor het gehele RES-proces geldt ook voor burgerparticipatie
dat dit vraagt om maatwerk dat past bij de kenmerken van de regio, haar inwoners en
de stappen in het RES-proces. Allereerst is er een duidelijke fasering in de participatie.
Op dit moment gaat het in veel regio’s nog over visie- en planvorming. Daarbij gaat
het ook om trajecten die al voor het RES-proces gestart zijn en waarbij participatie
al eerder heeft plaatsgevonden. Daarna volgt de fase van projecten benoemen in de
RES. Dan gaat het concreet om wat er waar wordt gerealiseerd, en onder welke voorwaarden.
Burgerparticipatie in het kader van de RES is dan ook een langlopend, iteratief proces,
dat niet ophoudt bij de RES 1.0. Een lerend proces ook, omdat veel regio’s experimenteren
met methodieken en daarover uitwisselen. De coronacrisis leidt tot extra experimenten
met online participatie.
Tevens verkennen we als overheden welke sturingsruimte er in het omgevingsbeleid is
aangaande participatie, en hoe we daar effectief vorm aan kunnen geven.
Ondersteuning van burgerparticipatie in de RES
In dat licht biedt het NP RES een actief platform voor ondersteuning en uitwisseling.
Zo heeft het NP RES een handreiking RES opgesteld met handvatten voor participatie
van en communicatie met burgers, zie hiervoor www.regionale-energiestrategie.nl. Samen met andere klimaat-uitvoeringsprogramma’s is verder een Landelijk Communicatienetwerk Klimaat opgericht. Hier wordt onder meer kennis over participatie gedeeld. Daarnaast is er
een handreiking «participatie in energieprojecten» opgesteld met een overzicht met
opties voor financiële participatie, en worden mogelijkheden van het instrumenteren
van participatie voor bevoegde instanties in kaart gebracht. Daarbij wordt een hulpmiddel
voor de regio’s ontwikkeld. Ook kunnen zij expertise inzetten uit de door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) getrokken RES-expertpool. Een Community of Practice biedt RES-betrokkenen de gelegenheid uit te wisselen en te leren. Dat geldt niet
alleen voor participatie op het planniveau, maar ook op het niveau van projecten.
In dat kader gaat het onder meer om het invulling geven aan het streven uit het Klimaatakkoord
om tot 50% lokaal eigendom te komen bij hernieuwbare energieprojecten.
Energiecoöperaties spelen hierbij een belangrijke rol. Om die reden ondersteun ik
met provincies de oprichting van een ontwikkelfaciliteit voor energiecoöperaties.
Ook de sectorale gedragscodes voor wind (NWEA) en zon (Holland Solar) gaan in op financiële
participatie door omwonenden. Tevens bevordert de zogenoemde Participatiecoalitie
van De Natuur en Milieufederaties, Buurkracht, EnergieSamen, HIER en LSA Bewoners
de betrokkenheid van burgers bij de energietransitie, onder meer door regio’s te voorzien
van kennis, ondersteuning, een masterclass over lokaal eigendom van hernieuwbare energieopwekking
en een gezamenlijk aanbod per provincie voor duurzame energierealisatie van onderop.
Ook bij de borging van de RES in het Omgevingsbeleid zal zorgvuldig aandacht worden
besteed aan het betrekken van belanghebbenden en inwoners, conform de vereisten van
de Omgevingswet.
Tot slot zijn volksvertegenwoordigers op lokaal en regionaal niveau, met hun lokale
en regionale democratische mandaat, binnen de RES een belangrijke factor in de borging
van draagvlak en participatie. Om te zorgen voor een soepele afstemming met en informatieverschaffing
aan volksvertegenwoordigers, zijn ze in veel regio’s al vanaf het begin van het RES-proces
betrokken.
Vervolg
Participatie vanuit de samenleving – inwoner, bedrijf, maatschappelijke organisatie
– is cruciaal in de RES. Alleen als iedereen in ons land de mogelijkheid heeft om
mee te doen, kunnen we de transitie maken naar een klimaatneutrale samenleving in
2050. Daarom moeten inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties optimaal
betrokken zijn bij de RES. Daartoe zal ik in mijn brief in het najaar van 2020 een
uitgebreider beeld geven over de betrokkenheid van burgers in het proces richting
de concept-RES’en. Dit beeld zal tevens de kans voor het NP RES bieden om na te gaan
welke verdere ondersteuning er nodig is voor burgerparticipatie. In zal dan ook aangeven
welke acties ik met de partners in het NP RES zal ondernemen om burgerparticipatie
te stimuleren in het proces richting de RES 1.0 in juli 2021.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat