Brief regering : Besluitvorming over Lelystad Airport
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 732 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2020
Hierbij informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming
over Lelystad Airport. Daarbij zal ik eerst ingaan op de betekenis van de corona-crisis
voor Lelystad Airport. Daarna informeer ik u over de uitkomsten van het advies van
de Commissie voor de m.e.r. en het RIVM, dat u in de bijlage aantreft1, en op de betekenis hiervan voor het vervolgproces.
Impact van de corona-crisis
Eerder heeft het Kabinet u geïnformeerd over de grote impact die de coronacrisis heeft
en nog zal krijgen op de mondiale, Europese en Nederlandse economie. De gevolgen zijn
nu al voelbaar. De precieze impact op de Nederlandse economie zal afhangen van de
snelheid waarmee het coronavirus onder controle kan worden gebracht.
Het is duidelijk dat de luchtvaart een van de sectoren is die direct grote gevolgen
van de coronacrisis ondervindt. Wereldwijd zijn maatregelen getroffen die ertoe hebben
geleid dat het aantal vliegtuigbewegingen vergaand is gereduceerd. De Aalsmeerbaan
op Schiphol wordt tijdelijk als parkeerplaats gebruikt. Lelystad Airport dient als
overloopluchthaven van Schiphol. Maar gezien het voorgaande zal van overloop vanaf
Schiphol dit jaar geen sprake zijn. Bij de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol gaat
in de eerste plaats alle aandacht uit naar de vraag hoe zij zich het beste kunnen
voorbereiden op herstel van de operatie wanneer de situatie dat weer toelaat. Pas
nadat de operatie genormaliseerd is, kan verder uitvoering worden gegeven aan het
selectiviteitsbeleid zoals in het Regeerakkoord is afgesproken (Bijlage bij Kamerstuk
34 700, nr. 34). Daarom heb ik besloten om de openstelling van Lelystad Airport met een jaar uit
te stellen tot november 2021. Dit heeft als voordeel dat bij opening van de luchthaven
de tijdelijke laagvliegroutes niet nodig zijn en het biedt tevens duidelijkheid aan
alle betrokken partijen.
Ervaringen met eerdere grote crises, waaronder de kredietcrisis in 2008, laten zien
dat de luchtvaart snel de negatieve impact van een crisis ondervindt, maar vaak ook
dat redelijk snel herstel weer mogelijk is. Het kabinet stelt alles in het werk om
de economische neergang zoveel mogelijk te beperken en optimale randvoorwaarden te
creëren voor een spoedig economisch herstel na de coronacrisis. Om een bijdrage te
kunnen leveren aan het economisch herstel zullen de voorbereidingen die nodig zijn
voor openstelling van Lelystad Airport, inclusief de natuurvergunning die nodig is
door het wegvallen van de PAS, voortvarend worden voortgezet.
Advies Commissie voor de m.e.r. en het RIVM
Op 17 februari heb ik uw Kamer geïnformeerd2 over de opdracht die ik heb gegeven aan de Commissie voor de m.e.r. over de stikstofberekeningen
van Lelystad Airport. De Commissie voor de m.e.r. is in samenwerking met het RIVM3 verzocht om zowel terug te kijken op de procedure die tot nu toe is doorlopen, als
om vooruit te kijken en te adviseren over hoe in toekomstige milieueffectrapporten
de gevolgen van stikstofemissies door de luchtvaart in beeld moeten worden gebracht.
Terugkijkend
Met de kennis van toen en binnen de juridische context van toen, komt de Commissie
voor de m.e.r. in samenwerking met het RIVM tot het oordeel dat de analyse de facto
volgens de destijds geldende regels geen consequenties had gehad voor de afweging
tussen varianten in het MER en de uitvoerbaarheid van het project, aangezien er binnen
het PAS voldoende ruimte voor prioritaire projecten was gereserveerd.4
De Commissie oordeelt dat terecht geen rekening is gehouden met emissies boven 3.000 ft
omdat de effecten van vliegverkeer boven 3.000 ft niet beter in beeld konden en kunnen
worden gebracht. Daarnaast komt de Commissie tot het oordeel dat gegeven de modelmatige
beperkingen de aanname dat de emissies door hun warmte opstijgen niet terecht is.
Men oordeelt nu dat gegeven het model gekozen had moeten worden voor een warmteinhoud
van 0MW. Dit heeft gevolgen voor de spreiding van de emissies van stikstof: voor natuurgebieden
dichterbij de luchthaven is sprake van een beperkte onderschatting; voor natuurgebieden
die verder weg gelegen zijn, is sprake van een beperkte overschatting. De Commissie
concludeert tevens dat dit consequenties zou hebben gehad voor de gevolgde procedure
omdat de vergunningplichtige grenswaarde van maximaal 1 mol N/ha/jaar in een gebied
wordt overschreden. De Commissie voor de m.e.r. constateert dat zij destijds bij haar
beoordeling van de MER had moeten aanbevelen om de gekozen warmteinhoud te wijzigen.
Omdat dit volgens de destijds geldende kaders geen consequenties had gehad voor de
uitvoerbaarheid van het project, zou het gebruik van warmteinhoud om die reden dan
ook niet zijn aangemerkt als een fout die een besluit over het MER in de weg stond.5
De Commissie concludeert met betrekking tot het wegverkeer dat het beschouwde studiegebied
past binnen het studiegebied op grond van het door de Commissie voor de m.e.r. destijds
gehanteerde toetscriterium «opgaan in heersend verkeersbeeld». De Commissie concludeert
nu dat het studiegebied breder in beeld had moeten worden gebracht, maar dat dit geen
consequenties zou hebben gehad voor de resultaten en/of gevolgde procedure omdat in
de PAS voor de effecten van het wegverkeer al een voorziening was getroffen6.
Vooruitkijkend
Binnen de huidige juridische context en bestaande rekenmethodiek voor stikstofdepositie
adviseert de Commissie om de gevolgen van de emissies van het vliegverkeer op de natuur
opnieuw te beoordelen, en geeft daarvoor nadere specifieke uitgangspunten:
• Tot op een hoogte van 3.000 ft de effecten van de emissies die plaatsvinden te berekenen;
• Voor de warmteinhoud de waarde van 0 MW tijdens vluchtfases waarin het vliegtuig van
de grond is te gebruiken. Is het nog aan de grond, gebruik dan een warmteinhoud van
0 MW, met een totale bronhoogte van 18 m. Mits goed onderbouwd, kan voor de warmteinhoud
van emissies van vliegtuigen op de grond ook een andere waarde dan 0 MW worden gebruikt;
• Voor het wegverkeer de standaardrekenmethode 2 (SRM2) uit de Regeling beoordeling
luchtkwaliteit te gebruiken. Breng zolang er geen nieuw beleid voor afbakening van
het studiegebied is de effecten in beeld tot op een afstand van 5 km links en rechts
van te onderzoeken wegen. En motiveer voor welke wijzigingen in aantallen verkeersbewegingen
nog een betrouwbare uitspraak kan worden gedaan over de omvang van het te verwachten
effect.
Toekomstige stikstofdepositie berekeningen
Geconstateerd kan worden dat er geen duidelijke regels waren over hoe met warmte en
verkeer moest worden omgegaan. Dit heeft erin geresulteerd dat bij verschillende luchthavenbesluiten
op verschillende wijzen is omgegaan met de warmteinhoud. De Commissie creëert, uitgaande
van de beperkingen van het huidige model, met dit advies hier nu helderheid in. Daarvoor
ben ik de commissie erkentelijk. De adviezen voor de verkeersaantrekkende werking7 en warmteinhoud8 zullen vanaf nu consequent worden toegepast bij toekomstige depositieberekeningen
in AERIUS. Vanzelfsprekend zal ik deze adviezen direct toepassen bij het afronden
van de projectspecifieke beoordelingen van Schiphol en Lelystad Airport. Tenslotte
meld ik u dat het Kabinet de reactie op het luchtvaartadvies van het Adviescollege
Stikstofproblematiek binnenkort aan uw Kamer doet toekomen.
Vervolgprocedure besluitvorming Lelystad Airport
In de overleggen die ik met uw Kamer heb gevoerd, heb ik steeds benadrukt dat ik een
transparante en zorgvuldige besluitvorming voorsta. Om die reden heb ik uitdrukkelijk
aan uw Kamer toegezegd (Kamerstuk 31 936, nr. 643) dat ik uw Kamer zal informeren over alle bouwstenen met betrekking tot Lelystad
Airport waarna het parlement bij de voorhang van de wijziging van het Luchthavenbesluit
Lelystad Airport een integrale afweging kan maken. Zo bent u geïnformeerd over de
actualisatie van het MER 2018 en de verbetermaatregelen aan de aansluitroutes die
zien op ongehinderd doorklimmen. Met het voorliggende advies van de Commissie m.e.r
blijft het eerdere positieve oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over het geactualiseerde
MER 2018 ongewijzigd. Wel dienen met het vervallen van het PAS de gevolgen van de
stikstofdepositie als gevolg van vliegverkeer opnieuw onderzocht te worden onderzocht.
Deze gevolgen zullen in de passende beoordeling worden beschreven. De hiervoor noodzakelijke
onderzoeken zijn zoals eerder gemeld reeds in gang gezet. Ik zal daarbij de adviezen
over de nadere specifieke uitgangspunten voor toekomstige stikstofonderzoeken van
de Commissie overnemen. Zodra dit gereed is, zal ik uw Kamer hierover informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Indieners
-
Indiener
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.