Brief regering : Reactie op onderzoek DUO Onderwijsonderzoek en Advies, inclusief terugblik gegeven schooladviezen en afname eindtoetsen 2019
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 512
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2020
Op 11 februari publiceerde het bureau DUO Onderwijsonderzoek & Advies de resultaten
van een enquête naar de schooladviezen.1 Op basis van door hen afgenomen vragenlijsten concludeert het bureau dat een flink
deel van de schooladviezen te hoog is. Bij het VSO Aanvullend en particulier onderwijs
heb ik aangekondigd een brief te sturen over de thema’s die in het onderzoek van DUO
Onderwijsonderzoek & Advies worden aangehaald, in combinatie met de onderzoeken die
recent in opdracht van OCW zijn uitgevoerd. Eén van deze onderzoeken is de jaarlijkse
terugblik op de gegeven schooladviezen en afname van de eindtoetsen in 2019, die in
de tweede paragraaf van deze brief wordt samengevat.
1. Reactie op bericht DUO Onderwijsonderzoek & Advies
Om verwarring te voorkomen is het belangrijk om op te merken dat het commerciële bureau
DUO Onderwijsonderzoek & Advies geen banden heeft met de Dienst Uitvoering Onderwijs
(hierna: DUO), die deel uitmaakt van het Ministerie van OCW.
Het onderzoeksbureau heeft eenmalig een enquête uitgevoerd onder 400 leraren uit groep
8 en 400 leraren van de brugklas en heeft daaruit de volgende conclusies getrokken:
• Meer dan de helft van de groep 8 leerkrachten had te maken met ouders die het niet
eens waren met het schooladvies van hun kind.
• Meer dan de helft van de brugklasdocenten stelt dat het aantal te hoog geplaatste
leerlingen de afgelopen twee jaar is gegroeid.
Ik wil op bovenstaande punten graag ingaan. Het onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek
& Advies spreekt van toegenomen druk van ouders op een hoger schooladvies. Longitudinaal
onderzoek dat ik heb laten doen in het kader van de evaluatie van de Wet eindtoetsing
po laat echter zien dat de druk van ouders die basisscholen ervaren bij het opstellen
van het schooladvies tussen 2015 en 2018 niet is toegenomen.2 Wel blijkt uit dat onderzoek dat leerkrachten op de helft van de basisscholen tenminste
één keer druk van ouders hebben ervaren bij het schooladvies. Scholen voeren gesprekken
met ouders dan ook steeds vaker samen, daarmee benadrukken zij sterker dat het daadwerkelijk
gaat om een goed onderbouwd advies van de school. Overigens pakken basisscholen het
opstellen van het schooladvies verder ook professioneel aan. Dit gebeurt veelal in
gezamenlijkheid tussen de leerkracht uit groep 7 en groep 8, de intern begeleider
en de directeur.3 Het advies wordt opgesteld op basis van resultaten uit het leerlingvolgsysteem en
onderbouwd met andere relevante informatie.
Verder wordt in het onderzoek gesteld dat het aantal leerlingen dat in de afgelopen
twee jaar «te hoog» is geplaatst, is gegroeid. Ik vind het vervelend dat dit blijkbaar
wordt ervaren door docenten uit het vo. Ik neem die zorgen serieus. Dit wekt echter
wel de suggestie dat schooladviezen te hoog of te laag zijn wanneer leerlingen in
latere jaren alsnog af- of opstromen. Met die conclusie ben ik het niet eens. Op-
en afstroom hoeft niet te betekenen dat het schooladvies van de basisschool incorect
is geweest. Dit kan ook de ontwikkeling van een leerling in de onderbouw van het vo
laten zien. Het advies van de basisschool past meestal goed met waar de leerling op
dat moment staat, maar 30 procent van de leerlingen stroomt in de onderbouw van het
vo nog op of af.4 De ontwikkeling van leerlingen is geen lineair proces, bovendien ontwikkelt niet
ieder kind zich op hetzelfde tempo. Het is juist belangrijk dat er mogelijkheden voor
correctie zijn in een systeem waarbij we op 12-jarige leeftijd selecteren en dat deze
mogelijkheden ook daadwerkelijk worden benut. Daardoor past het advies van de basisschool
meestal goed, maar 30 procent van de leerlingen stroomt in de onderbouw van het vo
nog op of af.5 Het is juist belangrijk dat er mogelijkheden voor correctie zijn in het systeem waarbij
we op 12-jarige leeftijd selecteren, en dat deze mogelijkheden ook daadwerkelijk worden
benut.
Daarbij komt dat het beeld dat het aantal «te hoog» geplaatste leerlingen is gegroeid
niet wordt bevestigd door het jaarlijkse landelijke stelselbeeld dat DUO hierover
opstelt.
De nieuwste cijfers staan sinds kort op Onderwijs in Cijfers.6 Deze cijfers worden in het tweede deel van deze brief samengevat. De twee belangrijkste
conclusies over de schooladviezen zijn:
• Al sinds 2015 worden er elk jaar meer dubbele adviezen gegeven. In 2019 was dit bijna
30 procent van alle adviezen.
• Al enkele jaren lijkt de trend om steeds vaker een hoger advies te geven zich te keren.
In 2019 is voor het eerst ook het percentage enkelvoudige vwo-adviezen gedaald. De
stelling dat het aantal te hoog geplaatste leerlingen de afgelopen twee jaar is gegroeid
wordt dus niet onderbouwd met cijfers.
Als we kijken naar onder- en overadvisering, dat wil zeggen: een schooladvies dat
respectievelijk lager of hoger is dan het toetsadvies in groep 8, zien we dat in gebieden
rondom de G4 meer sprake is van overadvisering dan in minder stedelijke gebieden.7 Hierover heb ik uw Kamer ook al eerder over geïnformeerd.8
DUO heeft nu ook nadere analyses gedaan naar op- en afstroom in de G4, G33 en de rest
van het land, waarbij de definitie van afstroom is dat een leerling in het derde leerjaar
van de middelbare school op een lager niveau zit dan het afgegeven schooladvies en
voor opstroom vice versa. Hieruit blijkt dat de percentages op- en afstroom in de
G4 en de G33 niet sterk afwijken van de rest van het land en van het landelijk gemiddelde.
Voor opstroom geldt dat 11,4 procent van de leerlingen in het derde leerjaar van het
vo onderwijs volgt op een hoger niveau dan het schooladvies tegenover 12 procent in
de rest van het land. In de G4 varieert het percentage afstroom van 8,1 procent tot
13,8 procent. Het landelijk gemiddelde is 11 procent. Opvallend is dat er geen direct
verband lijkt te zijn tussen overadvisering en afstroom enerzijds of onderadvisering
en opstroom anderzijds. Zo ligt in Amsterdam dat het percentage overadvisering op
21,3 procent (boven het landelijk gemiddelde) terwijl de afstroom ligt op 8,1 procent
(onder het landelijk gemiddelde). Daarnaast zijn er aanzienlijke verschillen tussen
de grote steden in zowel percentage op- en afstroom als percentage onder- en overadvisering.9
Er kan dus niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een landelijke en structurele
trend, waar generieke maatregelen tegen getroffen zouden kunnen worden. Daarmee is
overigens niet gezegd dat scholen geen niveau-gerelateerde problemen ontmoeten in
de overgang tussen PO en VO. Ik moedig het van harte aan dat beide sectoren hierover
met elkaar het gesprek aangaan en samenwerken, zodat leerlingen op een voor hen passende
plek onderwijs volgen. Daartoe wordt op dit moment, in samenwerking met SLO en andere
betrokkenen uit het onderwijsveld, een handreiking schooladvisering ontwikkeld.10 Deze handreiking kan scholen en onderwijsprofessionals ondersteunen in verdere versterking
van de kwaliteit van de schooladviezen. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de omgang
met druk van ouders en de samenwerking tussen het po en het vo. Deze handreiking wordt
in het voorjaar, middels een pilot, getest op scholen en aan de hand daarvan verder
verbeterd. De handreiking zal dit najaar aan alle scholen worden aangeboden.Het
2. Terugblik gegeven schooladviezen en afname eindtoetsen 2019
De gegeven schooladviezen en de resultaten op de eindtoets, die dient als tweede,
objectief gegeven bij het schooladvies, zijn vanaf dit jaar te vinden op Onderwijs
in Cijfers.11 De cijfers van schooljaar 2018–2019 tonen een stabiel of licht positief beeld ten
opzichte van voorgaande jaren.12
Het aandeel heroverwegingen is gestegen als direct gevolg van het overheidsbeleid
om alleen nog dubbele toetsadviezen te geven.13 Meer leerlingen (40 procent) hebben daardoor een kans gekregen op een hoger schooladvies.
Ook blijkt dat iets meer leerlingen een daadwerkelijk naar boven bijgesteld advies
hebben gekregen, namelijk bijna 10 procent van alle leerlingen (16.500). Uit het Evaluatieonderzoek
van de Wet eindtoetsing po blijkt dat leerlingen met een bijgesteld advies meestal in het derde leerjaar
van het vo nog op dit niveau zitten.14 Het ingezette beleid heeft dus de gewenste effecten voor kansengelijkheid.
Er zijn nog twee andere ontwikkelingen positief voor kansengelijkheid. Het aandeel
brede adviezen blijft licht toenemen. Deze toename komt door een afname van alle enkelvoudige
adviezen, inclusief het enkelvoudige advies vwo. Ook is het positief dat het verschil
in hoeveel er wordt heroverwogen en bijgesteld naar mate van stedelijkheid in 2019
iets is gedaald. In alle gebieden wordt iets meer naar boven bijgesteld, behalve in
zeer stedelijke gebieden waar juist minder is bijgesteld. De verschillen tussen de
regio’s lijken dus iets af te nemen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media