Brief regering : Voorhang verlenging instellingstermijn Nederlandse Sportraad (NLsportraad)
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 242 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Ontvangen ter Griffie op 13 maart 2020.
Het besluit is aan de Kamer overgelegd tot en met 10 april 2020.
Het besluit kan niet eerder worden genomen dan op 11 april 2020.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 maart 2020
Het is nu bijna vier jaar geleden dat mijn ambtsvoorganger de Nederlandse Sportraad
(hierna: NLsportraad) heeft ingesteld als tijdelijk adviesorgaan in de zin van de
Kaderwet adviescolleges. In die periode heeft de NLsportraad diverse adviezen afgegeven
over sportevenementen, bewegen op en rond de school en werkt ze op dit moment aan
een advies over organisatie en financiering in de sport. Nu ligt het besluit voor
over het continueren van deze adviestaak.
Uit de evaluatie1 die is uitgevoerd blijkt dat de opvatting dat de NLsportraad meerwaarde heeft, breed
wordt gedeeld. Veel geïnterviewden geven aan dat een eigen adviesraad de sportsector
volwassen maakt. De NLsportraad legitimeert sport als een volwaardig beleidsterrein
en creëert meerwaarde door vanuit een onafhankelijke rol als verbinder te acteren
tussen verschillende ministeries en sectoren. Die analyse onderschrijf ik.
In de afgelopen periode heeft de NLsportraad bijgedragen aan het versterken van de
maatschappelijke betekenis die aan sport wordt gegeven. Daar gaat de raad wat mij
betreft mee door. Door te agenderen en te signaleren en op basis van eigen expertise
te adviseren. Als een adviescollege die als objectieve partij in de sportsector impactvolle
adviezen geeft. Adviezen die van grote waarde zijn voor het sportbeleid, en voor alle
beleidsterreinen die daarmee verband houden.
Ik ben dan ook voornemens om de status van de NLsportraad als adviescollege te verlengen.
Daartoe zal ik gelijktijdig:
• de periode van de raad éénmalig verlengen met twee jaar conform artikel 5.1 van de
Kaderwet adviescolleges;
• het traject in gang zetten om uiterlijk 1 april 2022 de positie van de raad wettelijk
te kunnen hebben verankerd.
Deze gelijktijdigheid is nodig omdat ik de mogelijkheid wil behouden om de NLsportraad
wettelijk te verankeren. De procedure daarvoor dien ik nu op te starten om deze zeker
voor 1 april 2022 te kunnen hebben doorlopen.
In dit licht bied ik u aan het ontwerpbesluit, houdende de verlenging van de instellingstermijn
van de NLsportraad tot 1 april 20222.
Deze voorlegging geschiedt ter uitvoering van de voorhangprocedure conform artikel
5, tweede lid, van de Kaderwet Adviescolleges en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich
uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het zal worden vastgesteld. Vaststelling
geschiedt niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der
Staten-Generaal is voorgelegd. Bij vaststelling van het besluit zal dit terugwerken
tot en met 1 april 2020.
De taak die de NLsportraad uitvoert voor de beoordeling van evenementen (de beoordelingscommissie
sportevenementen) is geen onderwerp in dit voorgenomen besluit. De rol van de commissie
wordt nader bekeken bij de herziening van het sportevenementenbeleid in het kader
van de implementatie van het deelakkoord «Topsport die inspireert». Deze herziening
zal in najaar 2020 met uw Kamer worden gedeeld en besproken.
1. Evaluatierapport
Om een gefundeerd besluit over een vervolg van de huidige NLsportraad te kunnen nemen,
heb ik na een aanbestedingsprocedure de opdracht tot een evaluatie van de NLsportraad
gegeven aan een samenwerkingsverband van DSP groep en het Departement Bestuurs- en
Organisatiewetenschap (USBO) binnen de faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie
van de Universiteit van Utrecht. Ik heb deze evaluatie eerder aan uw Kamer verstuurd
(Kamerstuk 30 234, nr. 240).
De evaluatie is uitgevoerd middels een documentanalyse, interviews met interne stakeholders,
zoals leden van de NLsportraad en het secretariaat, en externe stakeholders waaronder
NOC*NSF, sportbonden, VSG, Kenniscentrum Sport, Ministerie van VWS en het analyseren
van het perspectief van andere adviesraden van de overheid. Ik ben van mening dat
de evaluatie hiermee een evenwichtig beeld heeft gegeven van de meningen over en de
uitdagingen van de NLsportraad.
Met de evaluatie hebben de onderzoekers inzicht gegeven in de meerwaarde van de NLsportraad
en welke mogelijkheden worden gezien om die meerwaarde te versterken.
Zoals hiervoor al gezegd, bevestigt de evaluatie dat de NLsportraad meerwaarde heeft
als een adviescollege dat onafhankelijk en objectief adviseert over thema’s met sport
en bewegen als verbindende factor. Hierna zal ik ingaan op verschillende aandachtspunten
die uit het evaluatierapport naar voren komen die de impact van adviezen van de NLsportraad
kunnen versterken. Deze betreffen enerzijds de rol, positie en taakopvatting van de
NLsportraad, mede in relatie tot de rol van het ministerie, en anderzijds de beeldvorming
over de onafhankelijkheid van de raad.
2. Rol, positie en taakopvatting
Het doel van de NLsportraad is de betekenis van sport voor de samenleving te versterken
en het rendement van sportevenementen te vergroten. Dat lijkt duidelijk, maar de evaluatie
laat zien dat er verschillende beelden leven over de opdracht, doelstelling en visie
van de NLsportraad. Dit is onwenselijk. Voor alle partijen moet de rol en de positie
van de NLsportraad helder zijn zodat hun adviezen ook in dat licht bezien en gewaardeerd
kunnen worden. Dit sluit aan bij de vraag die volgens de onderzoekers centraal moet
staan om de beoogde impact van adviezen te realiseren: richt de NLsportraad zich op
sportspecifieke of op maatschappij-brede thema’s?
Ik begrijp dat de onderzoekers betogen dat het kiezen van focus de herkenbaarheid
van de NLsportraad zal vergroten. Desalniettemin ligt voor mij de kracht van de NLsportraad
juist op de combinatie van genoemde invalshoeken: domeinoverstijgend met sport en
bewegen als verbindende factor. Ik realiseer mij dat dit een breder profiel is dan
bij de oprichting van de NLsportraad is aangegeven, waarbij er in eerste instantie
een focus was op advisering over sportevenementen(beleid). Gaandeweg is in overleg
besloten tot een verbreding van het werkterrein. Ik juich die verbreding toe, maar
kan me voorstellen dat niet alle stakeholders die even bewust hebben meegekregen.
Dat verklaart wat mij betreft het belangrijkste deel van de onduidelijkheid in de
opdracht van de NLsportraad. Door nu veel explicieter te gaan maken dat het werkterrein
van de NLsportraad zich niet beperkt tot evenementen, maar zich ook uitstrekt tot
het raakvlak tussen maatschappelijke vraagstukken en de sport, verwacht ik deze onduidelijkheid
te kunnen wegnemen.
Uit de evaluatie komt een tweede vraag naar voren: richt de NLsportraad zich op adviezen
met impact op de korte termijn (concreet toepasbaar) of op adviezen met impact op
de lange termijn (strategisch bruikbaar)? Ook hier lijkt mij een keuze niet nodig.
De concrete adviezen over (subsidieaanvragen voor) evenementen zijn naar hun aard
korte termijn adviezen en concreet toepasbaar. Maatschappij-brede thema’s zullen veelal
een meer strategisch lange termijn karakter hebben. Van belang voor alle adviezen
is dat ze goed zijn onderbouwd, waar nodig en mogelijk evidence based. In overleg
met de NLsportraad zullen we bezien of de expertise van de raad op dit punt verder
moet worden aangevuld.
Het evaluatierapport markeert dat de interactie tussen NLsportraad en het ministerie
beter kan. De eerste jaren zijn voor zowel de raad als het ministerie duidelijk een
zoektocht geweest hoe de verschillende rollen en posities in te vullen en hoe zich
tot elkaar te verhouden.
Veel meer dan tot nu toe is gebeurd, moeten de raad en adviesvrager(s) daarom in een
vroeg stadium om de tafel gaan zitten om samen te bezien waar de behoefte aan advies
ligt. Het stimuleren van de interactie vanaf het begin van een advies – of zelfs daarvoor
al – draagt bij aan de uiteindelijke impact van het advies. Bij elk advies is dan
immers vooraf duidelijk op welke manier dit advies bijdraagt aan de bredere ontwikkelingen
binnen het sportbeleid, respectievelijk de sportsector. Natuurlijk staat de onafhankelijkheid
van de NLsportraad in de oordeelsvorming en het uiteindelijke advies daarbij niet
ter discussie.
In de komende periode zal ik met de NLsportraad in gesprek gaan om onze interactie
te verbeteren. In ieder geval zal ik twee keer per jaar met de raad om tafel gaan
om me door hen te laten informeren over hun visie op maatschappelijke trends en ontwikkelingen
op het terrein van sport en bewegen. Deze gesprekken kunnen uitmonden in zowel strategische
adviezen voor de lange termijn, of praktische toepasbare adviezen voor de korte termijn.
Kortom, de NLsportraad versie 2.0 is een adviescollege dat, met zijn expertise op
het terrein van sport en bewegen, in de advisering in staat is om verbindingen aan
te geven tussen beleidsdomeinen. De NLsportraad bestaat uit raadsleden die benoemd
zijn vanwege hun kunde en kennis. Die vormen de basis waarop zij kunnen adviseren
over de tendensen in de sportsector en daarbij ook tegen de stroom of gangbare opinies
ingaan. Dit laatste is van groot belang, en kenmerkt de meerwaarde van de NLsportraad
aangezien zij vanuit een onafhankelijke positie eraan bijdragen dat sport in Nederland
inspireert en floreert.
Punt van aandacht is hoe de ambities zich verhouden tot de beschikbare capaciteit.
De focus op de maatschappelijke waarde van sport brengt namelijk des te scherpere
keuzes met zich mee over waar de raad de middelen en capaciteit aan besteedt. Dat
vraagt van ons beide om na te denken over de prioritering.
3. Onafhankelijkheid
Uit de evaluatie wordt duidelijk dat de betrokkenheid van leden bij de sportwereld
op dit moment vragen oproept over de onafhankelijkheid van de NLsportraad. Deze vragen
zijn enerzijds te begrijpen, omdat de expertise waarover leden van de raad (dienen
te) beschikken inderdaad vaak zijn ontwikkeld binnen de (top)sport. Anderzijds is
dit ook precies de reden waarom ze zijn benoemd als lid van de raad.
Ik constateer dat de NLsportraad allerlei maatregelen in werking heeft om de schijn
van subjectiviteit of belangenverstrengeling tegen te gaan. Ik heb dan ook geen reden
om te twijfelen aan de status van de NLsportraad als objectieve adviseur. Bovendien
is het ook van belang dat de NLsportraad juist vanuit deze kennis en expertise thema’s
signaleert die belangrijk kunnen worden. De NLsportraad heeft en houdt dan ook de
ruimte om ook ongevraagde adviezen te geven.
De nieuwe werkwijze zoals hiervoor geschetst kan bijdragen aan het wegnemen van de
vragen over de onafhankelijkheid van de NLsportraad. Het proces van de totstandkoming
van adviezen wordt immers inzichtelijker, net als de beoogde impact van die adviezen.
Dat maakt de raad transparanter, en maakt daarmee de onafhankelijkheid inzichtelijk.
Ook ga ik in dit kader met de NLsportraad in gesprek over de manier waarop de werving
en selectie van raadsleden transparanter dan nu kan plaatsvinden.
4. Tot slot
Ik ben van mening dat de nieuwe werkwijze zoals hiervoor geschetst zal bijdragen aan
het wegnemen van het diffuse en multi-interpretabele beeld rondom de NLsportraad.
Met het toenemen van de helderheid over de positionering en de taak van de NLsportraad
ben ik ervan overtuigd dat hun gepercipieerde waarde zal toenemen, evenals de impact
van hun adviezen.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg