Brief regering : Nederlanders bij de Europese Commissie en andere instellingen van de Europese Unie
35 078 Staat van de Europese Unie 2019
Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2020
Zoals uw Kamer toegezegd op 3 oktober 2019, schetst het kabinet in deze brief de huidige
inzet en plannen om het aantal Nederlanders te vergroten die werken bij de Europese
Commissie en andere instellingen van de Europese Unie. In de Staat van de Europese
Unie 2019 (Kamerstuk 35 078, nr. 1) onderstreepte het kabinet reeds het belang van een brede Nederlandse vertegenwoordiging
bij de EU-instellingen. In zijn reactie op het Clingendael-rapport over Nederlandse
belangenbehartiging in de EU (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2025) schreef het kabinet nogmaals te streven naar een goede en evenredige vertegenwoordiging
van Nederlanders bij de Europese instellingen.
Allereerst beschrijft deze brief de stand van zaken omtrent Nederlanders bij de EU-instellingen.
Daarna licht het kabinet zijn plannen toe om tot een betere Nederlandse personele
vertegenwoordiging bij de EU-instellingen te komen. Het kabinet geeft daarbij prioriteit
aan Nederlanders in vaste dienst bij de Europese instellingen.
Stand van zaken
Uit het rapport van de Europese Commissie over de geografische balans van haar personeelsbestand
(COM(2018)377/final/2) blijkt dat Nederland is ondervertegenwoordigd binnen deze instelling.
Het rapport splitst dit naar bandbreedtes binnen de zogeheten AD-schaal voor vaste
EU-ambtenaren, die van AD5 tot AD16 loopt1. Het streefcijfer van de Europese Commissie voor Nederlandse personele vertegenwoordiging
is 3,9 procent van het gehele personeelsbestand. De Nederlandse ondervertegenwoordiging
zit in de bandbreedte AD5-AD8, met slechts 1,9 procent. In de bandbreedte AD9-AD12
is de vertegenwoordiging met 4,0 procent nog op orde.
Als de vertegenwoordiging in de bandbreedte AD5-AD8 niet op korte termijn stijgt zal
Nederland zijn evenredige vertegenwoordiging in de bandbreedte AD9-AD12 niet kunnen
vasthouden. Door pensionering verslechtert de vertegenwoordiging in hogere rangen
snel: uit gegevens van de Commissie blijkt dat van de vaste Nederlandse EU-ambtenaren
22 procent 58 jaar of ouder is. Hiermee is Nederland na Luxemburg, Ierland, Griekenland
en Portugal de lidstaat met de meest vergrijsde vertegenwoordiging in de EU. Van alle
EU-ambtenaren is 14 procent 58 jaar of ouder.
De ondervertegenwoordiging is onwenselijk zowel voor de Europese instellingen zelf
als voor Nederland. De legitimiteit van de instellingen stijgt naarmate zij herkenbaarder
functioneren voor de burgers. Landgenoten helpen hierbij. Mensen die vanuit een Nederlands
denkraam en een Nederlandse stijl van werken opereren in de EU, zorgen voor betere
aansluiting bij de Nederlandse realiteit. Voor Nederland zelf vormen de Nederlanders
een informeel laagdrempelig netwerk tussen het Rijk en de EU-instellingen. Dit bevordert
de informatie-uitwisseling in alle fases van de EU-besluitvorming, wat essentieel
is in de huidige Unie om de Nederlandse inzet te kunnen realiseren. Tevens vormen
de Nederlandse EU-ambtenaren een peilstok voor wat er op EU-niveau speelt en hebben
zij vaak goed zicht op posities die vrijkomen. De Permanente Vertegenwoordiging zet
de komende periode in op een verdere intensivering van het netwerk van Nederlandse
EU-ambtenaren, waarvan de jaarlijkse bijeenkomst voor alle Nederlandse EU-ambtenaren
een voorbeeld is.
De oorzaken voor de ondervertegenwoordiging zijn divers. Uit gesprekken van de Permanente
Vertegenwoordiging met Nederlandse EU-ambtenaren komt naar voren dat verschillende aspecten mee kunnen spelen om niet te kiezen
voor een EU-carrière. Het betreft onder meer het goede leefklimaat en (internationale)
carrièremogelijkheden in Nederland, partnerproblematiek, het niet altijd positieve
imago van de EU als werkgever en de werkcultuur binnen de EU, die op veel punten afwijkt
van die in Nederland. Dit zijn punten die niet eenvoudig te adresseren zijn.
Daarnaast blijken ook de lange Europese selectieprocedures, met een zwaar entree-examen
– het zogeheten «concours» – als toegangspoortje, een belangrijke horde voor Nederlanders.
De selectieprocedures rusten op een andere – meer Franse – bestuurscultuur en sluiten
slecht aan op het Nederlandse onderwijssysteem en de Nederlandse wervingspraktijk.
Samen met lidstaten als Denemarken, Ierland en Zweden, die met soortgelijke problemen
kampen, lobbyt Nederland bij de Europese Unie voor selectieprocedures die beter aansluiten
op de praktijk in lidstaten en voor een andere en bewustere omgang met de geografische
balans. Onlangs heb ik Commissaris Hahn, verantwoordelijk voor personeelsbeleid bij
de Commissie, hierop aangesproken. Hij toonde zich bewust van deze problematiek.
De rest van deze brief gaat in op de stappen die Nederland zelf kan zetten om de aanwezigheid
van Nederlanders bij de EU-instellingen te bevorderen.
Aanpak
Het kabinet geeft prioriteit aan de vertegenwoordiging van Nederlandse ambtenaren
in vaste dienst bij de Europese instellingen via een concours. Dit is de beste manier
om een goede vertegenwoordiging van Nederlanders op de langere termijn en in de hogere
functies te bevorderen. Ambtenaren in vaste dienst hebben immers de meeste kans om
door te stromen naar management- en andere topfuncties. Dat neemt niet weg dat het
kabinet zich ook inzet op manieren om Nederlanders te ondersteunen bij een tijdelijke
positie bij de Europese instellingen. Zij zorgen ervoor dat Nederland op (strategisch)
ambtelijk niveau vertegenwoordigd is. Bovendien blijkt uit cijfers dat deelnemers
met eerdere EU-ervaring een hogere slagingskans hebben voor de EU-selectieprocedures;
hierbij zijn relevantie EU-kennis en de motivatie om opnieuw aan de slag te gaan bij
de EU de belangrijkste factoren. Ook wordt de drempel om te solliciteren bij de EU
lager.
Het kabinet meent dan ook dat werken bij de EU een normaal onderdeel is van een carrière
binnen het Nederlandse openbare bestuur. Naarmate meer Nederlandse ambtenaren (een
deel van) hun carrière in het Europees werkveld doorbrengen, bouwt de Rijksdienst
als geheel expertise en ervaring met EU-besluitvorming op. Dit is essentieel gezien
de invloed van de Europese Unie op vrijwel alle terreinen van het Nederlandse openbare
bestuur.
In dat licht is het belangrijk om alle mogelijkheden te benutten om Nederlanders te
laten in- of doorstromen binnen de EU: van traineeships tot aan topbenoemingen, voor
korte termijn of voor een levenslange loopbaan. De ondersteuning die de overheid hierbij
kan bieden varieert:
1. Begeleiden van Nederlanders die een vaste baan bij de EU ambiëren;
2. EU-ervaring opdoen aan het begin van een carrière in het Nederlandse openbare bestuur;
3. Detacheren van Nederlandse ambtenaren vanuit de rijksoverheid of een ander onderdeel
van de Nederlandse overheid; en
4. Bevorderen van benoemingen op hoogambtelijk niveau.
1. Begeleiden van Nederlanders die een vaste baan bij de EU ambiëren
Het overgrote deel van de EU-ambtenaren op senior posities is doorgegroeid binnen
de EU-instellingen. Zij zijn gestart nadat zij een van de selectieprocedures van EPSO
– het gezamenlijk bureau voor personeelsselectie van alle EU-instellingen – succesvol hebben doorlopen. Er zijn maar weinig
mogelijkheden om direct in te stromen op senior niveau.
Dit onderstreept het belang van een voldoende instroom van Nederlanders via de selectieprocedures
van het EPSO. Hierbij gaat het om de doorgaans jaarlijkse selectieprocedure op AD5-niveau
en om de specialistenconcoursen op AD7- en AD9-niveau. WerkenbijdeEU (onderdeel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) zorgt namens de Nederlandse
overheid voor een goede instroom van Nederlanders bij instellingen van de Europese
Unie. Naast de huidige gerichte landelijke campagnes, zal WerkenbijdeEU meer inzetten op kansrijke Nederlandse ambtenaren. Voor de AD5-selectieprocedure
betekent dit promotie gericht op jonge ambtenaren. Voor de AD7-selectieprocedures,
waarvoor een specifiek profiel en werkervaring vereist is, gaat het gericht zoeken
naar kansrijke kandidaten. Een voorbeeld hiervan is de recente campagne van WerkenbijdeEU voor de AD7- en AD9-selectieprocedures voor internationale samenwerking en hulp aan
landen buiten de EU onder andere binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken. WerkenbijdeEU begeleidt daarnaast Nederlandse kandidaten gedurende de gehele selectieprocedure.
Slagen voor een EU-selectieprocedure is nog geen garantie voor een EU-baan. Degenen
die een procedure succesvol hebben doorlopen, moeten nog solliciteren op een functie
om daadwerkelijk aan de slag te gaan. De medewerkers van de Permanente Vertegenwoordiging
van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Unie houden nauw contact met de
groep Nederlanders die zijn geslaagd voor het concours. Zij informeren deze groep
actief over relevante vacatures binnen de Europese instellingen en ondersteunen hen
bij hun sollicitaties.
Het kabinet onderzoekt hoe de rijksoverheid de «alumni» van de EU-selectieprocedures
nog nauwer aan zich kan binden en kan begeleiden tot zij een EU-baan vinden. Deze
personen hebben immers een van de grootste hordes genomen om te gaan werken bij de
EU en zij staan als het ware al in de startblokken om aan de slag te gaan binnen de
EU. Intensievere begeleiding van deze groep kan daarmee relatief eenvoudig en snel
de instroom in de EU-instellingen bevorderen.
WerkenbijdeEU is daarnaast bezig om de EU beter te positioneren op de Nederlandse arbeidsmarkt
onder de doelgroepen studenten, bijna-afgestudeerden en young professionals. Doel is om hen te enthousiasmeren om deel te nemen aan een van de Europese selectieprocedures.
Dit jaar wordt de communicatiestrategie vernieuwd, wat moet resulteren in een aantrekkelijker
werkgeversmerk en een beter bereik van de verschillende doelgroepen.
De instroom van Nederlanders in de twee grootste EU-traineeships, namelijk het Blue
Book traineeship van de Europese Commissie en het Schuman traineeship van het Europees
parlement, is op peil. Het kabinet wil de instroom binnen de kleinere en minder bekende
EU-traineeships bevorderen, zoals de traineeships van de Raad van de Europese Unie,
de Europese Rekenkamer en het Europees Hof van Justitie. Het beoogt deze traineeships
beter bekend te maken op Nederlandse universiteiten. In aanvulling op de communicatiecampagnes
heeft WerkenbijdeEU de samenwerking met de EU Careers Student-ambassadeurs, waar er in Nederland in het collegejaar 2019–2020 elf van zijn, daarom
geïntensiveerd. De Permanente Vertegenwoordiging houdt vervolgens samen met WerkenbijdeEU goed contact met Nederlandse EU-trainees en stimuleert hen deel te nemen aan een
van de Europese selectieprocedures, waarbij zij hen ondersteuning aanbiedt.
Tot slot, kijkt het kabinet naar de mogelijkheid opnieuw beurzen te geven voor Nederlanders
om te studeren aan het Europacollege in Brugge en Warschau. Dit beurzenprogramma was
afgeschaft. Bezien wordt op welke wijze herintroductie ervan het best kan plaatsvinden.
Het Europacollege is een kweekschool voor EU-ambtenaren. Onder degene die de EU-selectieprocedures succesvol hebben afgerond zijn de laureaten van het Europacollege het best
vertegenwoordigd.
2. EU-ervaring opdoen aan het begin van een carrière in het Nederlandse openbare bestuur
EU-ervaring in het vroegste stadium van een carrière helpt een kweekvijver op te bouwen
van Nederlanders die potentieel kunnen instromen bij Europese instellingen. Het kabinet
wil daarom meer aandacht voor werken bij de EU en voor het EU-concours voor medewerkers
in het beginstadium van hun carrière. Door voorlichting over de selectieprocedure
en over het werken voor EU instellingen te organiseren voor starters en voor trainees
van diverse traineeprogramma’s bij de rijksoverheid, worden starters en trainees aangemoedigd
om deel te nemen aan het concours of op andere wijze EU-ervaring op te doen.
Rijkstrainees worden nu al aangemoedigd een van hun plaatsingen in te zetten als gedetacheerde
bij de Permanente Vertegenwoordiging, of onder het National Experts in Professional Training-programma (NEPT-programma) bij een EU-instelling, waarmee zij de EU leren kennen. De Permanente Vertegenwoordiging
bemiddelt hierin tussen Rijkstrainee en EU-instelling en probeert via maatwerk extra
EU-plaatsen voor Rijkstrainees te realiseren, wat bij de Europese Commissie en de
Europese Rekenkamer al is gebeurd. Hoewel deze Rijkstrainees op moment van detacheren
niet noodzakelijkerwijs een EU-carrière nastreven, nemen zij deze EU-ervaring mee
naar Nederland en wordt de drempel om deel te nemen aan een EU-selectieprocedure lager.
Ook het Junior Professional in Delegation-programma (JPD) van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) biedt mogelijkheden
EU-ervaring op te doen. Voor dit tweejarig programma, waarvoor lidstaten vrij zijn
om bovenop de twee vaste plaatsen extra plaatsen te financieren, geldt dat deelnemers
volledig meedraaien op een EU-delegatie. Volgens gegevens van EDEO maken andere ondervertegenwoordigde lidstaten, zoals
Denemarken en Luxemburg, gebruik van de mogelijkheid om additionele plaatsen te financieren.
Het kabinet zal onderzoeken in hoeverre het carrièreperspectief binnen de EU van JPD-deelnemers
verbetert. Indien dat significant is, beoogt het voor de volgende ronde in 2021 eveneens
additionele plaatsen te financieren.
3. Detacheren van Nederlandse ambtenaren vanuit de rijksoverheid of een ander onderdeel
van de Nederlandse overheid
De instroom via de EU-selectieprocedures van het EPSO is voor de langere termijn de
meest effectieve manier om een goede Nederlandse personele vertegenwoordiging binnen
de Europese instellingen te garanderen. Nederland heeft echter geen sturingsmogelijkheden
op de uitkomsten van deze EPSO-procedures. Wel kan Nederland het contingent Nederlanders
aanvullen met detacheringen.
De grootste groep gedetacheerde Nederlanders zijn de uitgezonden nationale experts
(END’ers). Doorgaans werken tussen de tachtig en negentig Nederlandse END’ers bij
de EU-instellingen. Hun detacheringen duren zo’n vier tot zes jaar. De meeste END’ers
werken bij Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden. Ook bij
het Europees parlement, de Raad van de Europese Unie, de EU-instellingen in Luxemburg
en de EU-agentschappen (Frontex, EUROJUST, enzovoort) werken Nederlandse END’ers.
Het kabinet streeft ernaar dat END’ers op plaatsen werken die voor Nederland van strategisch
belang zijn. Hiervoor zullen de Nederlandse ministeries een gezamenlijke strategische
visie opstellen die duidelijk maakt wat de criteria zijn voor strategisch belangrijke
functies. Dit helpt eveneens om vast te stellen welke ambtenaren hiervoor een passend
profiel hebben.
De Permanente Vertegenwoordiging verspreidt END-vacatures breed binnen de ministeries
en lobbyt ook voor de realisatie van voor Nederland strategisch relevante END-posities.
Zo kan de beschikbare financiering voor END-plaatsen het meest effectief worden ingezet.
Het kabinet gaat daarnaast onderzoeken hoe strategische detacheringen steviger worden
verankerd in het Rijksbrede HR-beleid, wat kan bijdragen aan meer strategische (END-)
plekken. Dit kan alleen als de financiële middelen en het HR-instrumentarium van de
departementen dit ondersteunen en op een soortgelijke manier functioneren. Ook de
begeleiding van gedetacheerde ambtenaren en hun terugkeer naar Nederland krijgt meer
aandacht. Het carrièreperspectief na een detachering bepaalt immers ook het succes
van een detachering, en de bereidheid van kandidaten om te worden gedetacheerd. Nederlanders
met een END-ervaring zijn daarnaast een belangrijke doelgroep voor deelname aan de
specialistenconcoursen op AD7- en AD9-niveau.
Daarnaast bieden het NEPT-programma en Erasmus for Public Administration (EPA) mogelijkheden voor Nederlandse ambtenaren om in relatief korte tijd waardevolle
EU-ervaring op te doen. In tegenstelling tot END-functies is voor deze programma’s
een vast aantal plaatsen per lidstaat vastgesteld. Hoewel het kleine en relatief korte
programma’s zijn, bieden zij interessante mogelijkheden. De ministeries zullen deze
mogelijkheden meenemen in hun strategische visie.
4. Bevorderen van benoemingen op hoogambtelijk niveau
Een goede lobby helpt kansrijke Nederlandse kandidaten om topposities binnen de EU
te bemachtigen. Het kabinet zet zich in voor Nederlandse benoemingen op topposities
in de EU. Hierin is het essentieel via het informele circuit zicht te hebben op functies
die vrijkomen, naast de reguliere vacatures die gepubliceerd worden. Vervolgens dient
er een keuze te worden gemaakt voor de functies waar Nederland op wil inzetten, gebaseerd
op onder andere de zwaarte ervan en op de prioriteiten van het kabinet. Op basis daarvan
kunnen potentiële kandidaten worden geïdentificeerd en kan de lobby beginnen. Om op
termijn tot een grotere pool van potentiële kandidaten voor topposities te komen is
het essentieel stappen te zetten in de instroom en doorstroom op lagere niveaus, waartoe
deze brief de basis biedt.
Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken