Brief regering : Contractering, toeleiding, rechtmatigheid en toezicht in de Wet maatschappelijke ondersteuning
29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning
Nr. 314
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2020
Hierbij ontvangt u de brief over het toezicht in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 die ik in het Algemeen Overleg IGJ (Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd) op 13 november 2019 heb toegezegd (Kamerstuk 33 149, nr. 60).
In deze brief zet ik het Wmo-toezicht in breder perspectief. De door aanbieders geleverde
zorg en ondersteuning dient van goede kwaliteit te zijn: toegesneden op de cliënt,
veilig, doeltreffend, doelmatig en afgestemd op (eventuele) andere vormen van zorg
of hulp. De zorg en ondersteuning dient in overeenstemming te zijn met de op de beroepskracht
rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de professionele standaarden en te
worden verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt (artikel
3.1. Wmo 2015). Het is aan aanbieders hieraan te voldoen. Het is aan gemeenten dit
te bewerkstelligen en deze eisen door te vertalen in het contracteren en deze in de
uitvoering te (doen) handhaven.
Het gemeentelijk toezicht is van groot belang met het oog op een continue verbetering
van de bijdrage van zorg en ondersteuning aan de zelfredzaamheid en het welzijn van
mensen. Het toezicht dient ook een belangrijke bijdrage te leveren aan het bevorderen
van de kwaliteit van uitvoering door aanbieders en – waar aangewezen – het voorkomen
en het beperken van een rol van frauduleuze, malafide aanbieders. Deze brief gaat
vooral in op dat laatste, maar dan wel in de bredere gemeentelijke context, waar het
onafhankelijk gemeentelijk toezicht als sluitstuk onderdeel van uitmaakt.
Deze brief gaat in op twee hoofdvragen:
1. Wat kunnen gemeenten doen om te voorkomen dat er aanbieders die niet voldoen aan de
daaraan te stellen eisen gecontracteerd worden?
2. Wat kunnen gemeenten doen als blijkt dat er aanbieders gecontracteerd zijn, die niet
voldoen aan de daaraan gestelde eisen?
Het korte antwoord op bovenstaande vragen is dat gemeenten een instrumentarium hebben
waardoor zij strak aan de voorkant kunnen sturen op kwalitatief en rechtmatig handelen
van aanbieders. Ook lopende een contract hebben gemeenten mogelijkheden bij te sturen
op het handelen van aanbieders. In deze brief zal ik hier uitgebreid op ingaan. Tevens
zal ik ingaan op mijn toezegging aan uw Kamer, gedaan tijdens de behandeling van de
(A)Wtza op 29 januari 2020, om naast rechtmatigheid, ook aandacht te hebben voor kwaliteit
van ondersteuning. Daarnaast vroeg uw Kamer specifieke aandacht voor mogelijke regeldruk
bij aanbieders die ondersteuning bieden op basis van verschillende wetten en die derhalve
onder verschillende toezichtsregimes kunnen vallen. Met deze brief doe ik deze toezegging
gestand.
Ik besluit de brief met mijn zienswijze op het rapport van het Informatie Knooppunt
Zorgfraude (IKZ) over zorgfraude bij beschermd en begeleid wonen en ik schets hoe
het gecombineerd toezicht op beschermd wonen komend jaar wordt
vormgegeven. In de bijlage bij deze brief treft u een overzicht van de (niet in de
brief zelf genoemde) acties gericht op professionalisering van contracteren, contractmanagement
en toezicht.
Wat kunnen gemeenten doen om te voorkomen dat er aanbieders die niet voldoen aan de
daaraan te stellen eisen gecontracteerd worden?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015. Een groot deel
van de werkzaamheden laten zij door derden verrichten. Daartoe worden overeenkomsten
met die derden afgesloten of worden subsidies verstrekt. Het is aan de gemeenten om
tijdens het proces van contracteren, ter doorvertaling en specificatie van de in de
wet opgenomen eisen, eisen ten aanzien van doelmatig, rechtmatig en veilig handelen
vast te leggen. Het stellen van scherpe, handhaafbare eisen vooraf is cruciaal als
startpunt.
Bij zorg in natura (ZIN) kunnen gemeenten op basis van de omschreven eisen, bij de
selectie van aanbieders direct beoordelen of nieuwe aanbieders voldoen aan de gestelde
(kwaliteits)eisen. Gemeenten hebben inmiddels de nodige ervaring opgedaan met het
contracteren van aanbieders in het kader van de Wmo 2015 en stellen op basis van de
ervaringen van de afgelopen jaren specifiekere eisen met betrekking tot kwaliteit
maar ook met betrekking tot het rechtmatig handelen van de aanbieder (in het verleden).
Het stoplichtenmodel van de 12 samenwerkende gemeenten in Twente is hier een voorbeeld
van. De gemeente Almelo1 is bijvoorbeeld nog strenger aan de voorkant en ook de gemeente Apeldoorn heeft naar
aanleiding van negatieve ervaringen met aanbieders vanaf 1 januari 2019 strengere
kwaliteitseisen aan de voorkant gesteld.2 Bij het afsluiten van nieuwe contracten met aanbieders is het van belang telkens
lering te trekken uit de ervaringen van de afgelopen periode. Signalen vanuit het
contractmanagement, de lokale uitvoering of vanuit de onafhankelijke Wmo-toezichthouder(s)
zijn essentiële input voor de inrichting van het nieuwe contract.
Ingeval van een persoonsgebonden budget (pgb) is het primair aan de budgethouder om
een aanbieder te contracteren die voldoet aan de – in de wet op hoofdlijnen benoemde
– eisen. Omdat de budgethouder bij een pgb zelf verantwoordelijk is voor het inkopen
van ondersteuning, is het voor de gemeente minder goed mogelijk aanbieders uit te
sluiten. Wel is het belangrijk dat de gemeente de vaardigheden van de budgethouder
het pgb te beheren toetst, om misbruik van kwetsbare personen en het budget door malafide
aanbieders te voorkomen. Daarnaast is er bewust voor gekozen in de Wmo 2015 een weigeringsgrond
voor verstrekking van een pgb door gemeenten op te nemen. Op grond van artikel 2.3.6,
lid 2 sub c kan een gemeente een aanvraag om een pgb weigeren indien naar het oordeel
van het college onvoldoende is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen
en andere maatregelen die tot de door de budgethouder beoogde maatwerkvoorziening
behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht (zullen) worden verstrekt. Het rapport
van het IKZ over zorgfraude bij beschermd en begeleid wonen laat zien dat vooral de
combinatie van beschermd (of begeleid) wonen en een persoonsgebonden budget een risicovolle
combinatie lijkt te zijn. Om kwalitatief ondermaatse ondersteuning en fraude te voorkomen
is het zaak dat de gemeente hierin – juist aan de voorkant – verantwoordelijkheid
neemt en in de gesprekken met de budgethouder vaststelt of de voorgenomen keuze van
de budgethouder van aanbieder(s) leidt tot een situatie waarin voldaan wordt aan de
aan die zorg en ondersteuning gestelde eisen.
Wat kunnen gemeenten doen als blijkt dat er aanbieders gecontracteerd zijn, die niet
voldoen aan de daaraan gestelde eisen?
Na het contracteren van een aanbieder is het aan de gemeente werk te maken van het
contractmanagement: de continue aandacht in de organisatie voor de vaststelling of
de uitvoering door de aanbieder voldoet en blijft voldoen aan de daaraan gestelde
eisen.
Contractmanagement betreft de uitvoering in brede zin. Het is belangrijk signalen
en knelpunten in de uitvoering van het contract tijdig en openlijk te bespreken. Ook
als sprake is van mogelijke financiële problemen aan de kant van de aanbieder is het
noodzakelijk hier transparantie in te tonen richting de opdrachtgever. Zodoende kunnen
tijdig aanvullende maatregelen genomen worden en kan zorgcontinuïteit voor cliënten
in een vroegtijdig stadium gegarandeerd worden. Wel ben ik van plan, zoals ook aangegeven
in de brief over de doorontwikkeling van het beleid bij zorginstellingen met financiële
problemen3, om samen met de VNG in kaart te brengen welke cliëntengroepen binnen de Wmo extra
kwetsbaar zijn in geval van een faillissement, en welke Wmo-voorzieningen dat betreft.
Op basis daarvan zal ik bekijken in hoeverre het wenselijk is voor deze doelgroepen
en voorzieningen extra maatregelen te nemen om vroegsignalering te borgen.
Overeengekomen afspraken moeten worden nageleefd. Gemeenten kunnen in contracten en
subsidiebeschikkingen ook sancties vastleggen die worden opgelegd als een aanbieder
niet naar behoren functioneert of de ondersteuning niet naar behoren uitvoert. Tijdens
de periodieke gesprekken als onderdeel van stevig contractmanagement, zoals hierboven
uiteengezet is het mijns inziens noodzakelijk dat ook het declaratie- en facturatiegedrag
van aanbieders ter sprake komt.
De gesprekken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen ook meer zorginhoudelijk
gevoerd worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van doelgroepen waarbij de ondersteuning
meer ontwikkelingsgericht ingezet wordt. Blijkt daaruit dat de resultaten van deze
ontwikkelingsgerichte ondersteuning structureel tegenvallen zonder plausibele verklaring,
dan kan dit een mogelijke reden zijn nader onderzoek te doen naar de kwaliteit en/of
het declaratie- en facturatiegedrag van de betreffende aanbieder.
In het kader van een goed contractmanagement is het van belang dat de gemeenten alert
is op signalen die zich aandienen over een uitvoering die mogelijk niet aan de eisen
voldoet. Het is daarbij van belang dat de gemeente ook kan beschikken over eigen informatie
over de kwaliteit van de uitvoering, bijvoorbeeld door steekproefsgewijs onderzoek
onder cliënten naar de ervaren kwaliteit van de zorg en ondersteuning. Dit geldt voor
zorg in natura maar ook voor zorg die via pgb geboden wordt. Voor wat betreft dit
laatste is het van belang dat de gemeente ook periodiek het contact met de budgethouder
organiseert. Artikel 2.3.9. van de Wmo 2015 geeft de gemeente de opdracht periodiek
te onderzoeken of er nog steeds sprake is van passende zorg en ondersteuning in een
individuele situatie.
De gemeentelijk toezichthouder, als bedoeld in artikel 6.1. Wmo 2015, vormt, mede
op basis van input van eerdergenoemde functionarissen, een onafhankelijk oordeel over
de uitvoering van de wettelijke taken door de gemeente en door toedoen van hen gecontracteerde
aanbieders. Hij beoordeelt daarbij of en in hoeverre hij kan steunen op de (controle)
bevindingen van anderen. De toezichthouder heeft hiertoe de bevoegdheden en de middelen
om zijn rol adequaat te kunnen invullen.
Het gemeentebestuur moet één of meerdere personen voor deze wettelijk toezichtstaak
aanwijzen. Het is ook aan de gemeente te bezien of, en zo ja, hoe zij de toezichtstaken
(bijvoorbeeld thematisch) over meerdere toezichthouders verdelen. Zijn onafhankelijkheid
brengt met zich mee dat hij als regel niet dezelfde is als degene die belast is met
het contractmanagement. De toezichthouder kan ook steunen op de bevindingen van de
externe (gemeente)accountant en zijn taak dubbelt hiermee niet. Dit maakt het voor
de toezichthouder tevens mogelijk zich een beeld (en oordeel) te vormen van en over
het totale proces van uitvoering van de Wmo 2015 op lokaal niveau, niet alleen de rechtmatigheid,
doelmatigheid en kwaliteit van de uitvoering door aanbieders, maar ook van de «eigen»
gemeentelijke processen.
Transparant en professioneel toezicht is niet alleen belangrijk om een oordeel te
vellen over het functioneren van een aanbieder of de uitvoering van de Wmo op lokaal
niveau. Onafhankelijk toezicht is tevens een element in het lokale democratische bestel
en onderdeel van de lokale «checks and balances». Professioneel lokaal toezicht is
randvoorwaardelijk voor het voortdurend verbeteren van de uitvoering en helpt het
vertrouwen in de (lokale) overheid te vergroten.
De basis van het gedecentraliseerde stelsel is democratische legitimiteit en controle.
Hierbij is een cruciale rol weggelegd voor de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft
de taak – waar het college van burgemeester en wethouders dit nog niet of onvoldoende
doet – mogelijke misstanden of twijfels over doelmatig, rechtmatig of veilig handelen
te agenderen, maar heeft ook de bevoegdheid om nader onderzoek te gelasten, mocht
zij dit wenselijk vinden. Ten aanzien van de controle op financiële rechtmatigheid
hebben gemeenten een aantal waarborgen en mogelijkheden. De gemeenteraad heeft de
mogelijkheid om nader onderzoek te laten doen door de Rekenkamer(commissie), mocht
er (gegronde) twijfel bestaan over het declaratie- en facturatiegedrag van een aanbieder.
De gemeenteraad kan als hoogste lokale bestuursorgaan hierin een actieve rol pakken.
Dit controlemechanisme kan pas achteraf in het proces worden toegepast. Het is mijns
inziens belangrijker om vooral al op eerdere momenten actief gebruik te maken van
mogelijkheden financiële onrechtmatigheden te signaleren, te bespreken en hierop te
acteren als gemeente.
De gemeentelijk toezichthouder – al dan niet in overleg met de opdrachtgever -moet
vaststellen hoe het toezicht – passend bij de lokale keuzes in beleid en de lokale
structuren – het meest effectief, risico gestuurd kan worden ingericht. Door het Wmo-toezicht
op deze manier in de wet te verankeren is de mogelijkheid gecreëerd om op lokaal niveau
een sluitende cyclus van contractering en contractmanagement, toeleiding naar ondersteuning,
uitvoering van ondersteuning en het toezicht op voorgenoemde facetten te realiseren.
Het aantal functionarissen dat zich met het toezicht op de uitvoering van de Wmo 2015
bezighoudt, is met de decentralisatie van taken vanuit de AWBZ, zeer fors toegenomen.
Dit biedt in opzet kansen, maar vergt ook de nodige investeringen om dit toezicht
te optimaliseren. De afgelopen jaren hebben gemeenten veel kennis opgedaan en vaardigheden
op alle afzonderlijke onderdelen verder ontwikkeld. Gemeenten krijgen steeds meer
zicht op kwaliteit en de prestaties van de door hen gecontracteerde aanbieders. Ik
ben ervan overtuigd dat het instrumentarium waarover het gemeentebestuur en de medewerkers
beschikken toereikend is om tot een adequaat toezicht te komen dat steeds vaker in
staat zal zijn om aanbieders waar nodig bij te sturen dan wel uit te sluiten.
Binnen de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Rijk en gemeenten span ik mij
in om op alle bovenstaande onderdelen de lokale processen verder te versterken en
de ontwikkeling te versnellen. De IGJ rapporteert jaarlijks over de stand van zaken
van (ontwikkeling van) het gemeentelijk toezicht. Mede aan de hand van die rapportages
bezie ik jaarlijks in overleg met VNG of en hoe het gemeentelijk toezicht verder versterkt
kan worden en kan inspelen op ontwikkelingen. Ik zie op dit moment geen aanleiding
om toezichtstaken elders, bijvoorbeeld centraal, te beleggen. Overigens zou het landelijke
positioneren van de toezicht functie ook fundamentele gevolgen hebben voor de wettelijke
opdracht voor gemeenten in het kader van de Wmo 2015 en de uitwerking daarvan. Om
deze reden is ook besloten aanbieders die uitsluitend actief zijn binnen de Wmo niet
onder de reikwijdte te brengen van het wetsvoorstel Wet toetreding zorgaanbieders
en het recent aangekondigde wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorgaanbieders.4
Zorgfraude bij beschermd en begeleid wonen/ het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ)
Onlangs heeft het IKZ onderzoek uitgevoerd naar fraude en zorgverwaarlozing bij beschermd
en begeleid wonen.5 Het beeld dat uit de signalen naar voren komt is schokkend. Er wordt misbruik gemaakt
van kwetsbare mensen die afhankelijk en beïnvloedbaar zijn. Deze mensen moeten we
– samen met onze partners in het veld – beschermen. Het rapport laat vooral zien dat
beschermd of begeleid wonen en het persoonsgebonden budget een risicovolle combinatie
kan zijn. In het programmaplan rechtmatige zorg is een aparte actielijn voor de bestrijding
van pgb-fraude opgenomen. Pgb-fraude wordt aangepakt langs een aantal sporen:
1. Versterken van controle en handhaving door gemeenten: dit zal een extra impuls krijgen.
Naast de bestaande ondersteuning van gemeenten door de VNG zal er een aanvullend plan
worden opgesteld dat specifiek toeziet op het weren en achterhalen van malafide zorgaanbieders.
2. Pilot PGB-risicoscan: deze scan geeft inzicht in mogelijke risico’s op oneigenlijk
gebruik en misbruik van PGB-gelden. De pilot is recent afgerond. Gezien de goede bijdrage
die de pilot levert aan het signaleren van mogelijke fraude heb ik de SVB en de VNG
gevraagd om de pilot te continueren. Aan de SVB heb ik tevens gevraagd om na te gaan
of er signalen kunnen worden gegenereerd voor gemeenten en zorgkantoren gericht op
mogelijke misstanden bij beschermd en begeleid wonen.
3. Betere gegevensuitwisseling: het wetsvoorstel bevorderen rechtmatige zorg en samenwerking
voorziet in een basis voor partijen om gegevens met elkaar te delen waardoor fraude
beter kan worden opgespoord.
Gecombineerd thematisch toezicht beschermd wonen
De IGJ zal zich in 2020 in samenwerking met gemeentelijke toezichthouders specifiek
richten op instellingen voor beschermd wonen. De verantwoordelijkheid voor het toezicht
op beschermd wonen instellingen in het kader van de Wmo 2015 blijft daarbij bij de
gemeenten liggen. Het doel van het gecombineerde toezicht is om aan de hand van dit
gezamenlijk thematisch toezicht kennis over en weer over te dragen, de samenwerking
tussen beide toezichthouders te verstevigen en hiermee het Wmo-toezicht te versterken.
Ik schets u hierbij hoe dit toezicht eruit zal zien.
Een selectie van gemeenten wordt door de IGJ uitgenodigd deel te nemen aan dit gecombineerd
toezicht. Zij selecteren in samenspraak met de inspectie de locaties voor beschermd
wonen die zij gaan onderzoeken, hierbij zal ook aandacht zijn voor aanbieders die
op basis van een pgb ondersteuning bieden. Daarnaast zal gekeken worden welke aanbieders
onlangs nog bezocht zijn vanuit enerzijds het Wmo-toezicht en anderzijds de IGJ vanuit
haar verantwoordelijkheid in het kader van het toezicht in de Wlz. Hierdoor kan de
belasting voor aanbieders zo veel mogelijk geminimaliseerd worden. De criteria voor
selectie van die locaties stellen zij in onderling overleg op. Aan de hand van het
bestaande afsprakenkader en de draaiboeken wordt een plan van aanpak opgesteld voor
de uitvoering van het onderzoek. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het toetsingskader
gebaseerd op de kaders die de lokale toezichthouders en de inspectie hebben voor de
beoordeling van de kwaliteit en de veiligheid van de zorg. Hetzelfde geldt voor de
onderzoeksinstrumenten. Op basis van dit gecombineerd thematisch toezicht kan na afloop
bepaald worden op welke facetten mogelijke extra ondersteuning nodig is om het Wmo-toezicht
verder te versterken.
De aard van de groep cliënten en de lokale context kunnen aanleiding zijn het kader
en de instrumenten bij te stellen. Gemeenten en inspectie nemen ieder vanuit hun eigen
verantwoordelijkheid de noodzakelijke maatregelen als de kwaliteit en/of de veiligheid
niet op orde is, conform het afsprakenkader tussen Rijksinspectie(s) en gemeenten.
De inspectie zal daarnaast een compacte rapportage verzorgen over het toezicht op
locaties voor beschermd wonen. Tenslotte is daarna ook een evaluatie voorzien om vast
te stellen of de beoogde doelstellingen van dit gecombineerde thematisch toezicht
zijn gehaald.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
BIJLAGE 1: OVERZICHT VAN OVERIGE (NIET EXPLICIET IN DE BRIEF GENOEMDE) ACTIES GERICHT
OP PROFESSIONALISERING VAN CONTRACTEREN, CONTRACTMANAGEMENT, VOORKOMEN VAN FRAUDE
EN (WMO-)TOEZICHT
(1) Gemeenten extra ondersteunen bij de contractering van aanbieders
Via het programma inkoop en aanbesteden sociaal domein worden gemeenten extra ondersteund
bij het opnemen van kwaliteitseisen, zowel inhoudelijk als op het proces, in de aanbesteding
en in het verlengde hiervan de overeenkomsten.
(2) Een effectievere aanpak van fraude door betere kennisdeling
KCHN
Het VNG Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) biedt gemeenten ondersteuning
bij vragen over fraudepreventie in de Wmo 2015. Gemeenten kunnen hier ook terecht
met vragen over controle, handhaving en de aanpak van fraudesignalen. Hiervoor zijn
verschillende producten ontwikkeld, met als recentste aanvulling het pgb-fraudebarrièremodel
in samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).
Dit wordt mogelijk gemaakt met een jaarlijkse VWS-subsidie aan het KCHN.
Wet Bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg
Met het wetsvoorstel Bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz) wordt ingezet
op een verbetering van de samenwerking tussen verschillende instanties bij het aanpakken
van zorgfraude. Het wetsvoorstel regelt dat gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren
gegevens over fraudeurs in een Waarschuwingsregister kunnen registreren op één centrale
plek. Men kan dan bijvoorbeeld het register raadplegen voordat een nieuw contract
wordt afgesloten en, indien dit wenselijk is, risico-beperkende maatregelen nemen.
Dit onderdeel van de wet moet voorkomen dat frauderende zorgaanbieders, verzekerden
en cliënten ook in andere domeinen in de zorg fraude plegen.
Het wetsvoorstel zorgt er daarnaast voor dat verschillende partijen, waaronder toezichthouders,
opsporingsdiensten, zorgverzekeraars en gemeenten, signalen over fraude beter uit
gaan wisselen waar dit nu beperkt of niet mogelijk is. Deze partijen kunnen hierdoor
– ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid – fraude beter opsporen en aanpakken.
Het streven is dit wetsvoorstel eind tweede kwartaal 2020 aan uw Kamer te verzenden.
(3) Versterking lokale toegang: Verbeteragenda Toegang
De VNG start op korte termijn het traject verbeteragenda lokale toegang. Een sterke
en professionele lokale toegang helpt cliënten naar een passende aanbieder toe te
leiden, maar heeft ook zeker effect om vroegtijdig signalen over het functioneren
en de prestaties van aanbieders te verzamelen.
(4) Verdere versterking en professionalisering toezicht Wmo 2015
De IGJ heeft in haar jaarrapportage over 20186 geconstateerd dat er verbetermogelijkheden zijn in de uitvoering van het Wmo-toezicht.
In de beleidsreactie op de jaarrapportage van de IGJ zijn diverse acties aangekondigd
waarmee gemeenten worden ondersteund bij een verbetering van het kwaliteitstoezicht:
Toolkit
De VNG ontwikkelt een toolkit met praktische tips over opdrachtgever- en opdrachtnemerschap
bij het Wmo-toezicht (een afsprakenlijst, voorbeeldwerkplannen, procesbeschrijvingen,
etc.).
Intensivering samenwerking GGD-GHOR en KCHN
Er wordt verkend of en hoe de GGD-GHOR en KCHN hun samenwerking kunnen intensiveren
en vorm kunnen geven aan een landelijk kennisnetwerk op Wmo-toezicht. Deze verkenning
is inmiddels op ambtelijk niveau gestart.
Meer transparantie door verplichte openbaarmaking toezichtrapportages
Gemeenten worden wettelijk verplicht gesteld toezichtrapportages op grond van de Wmo
2015 actief openbaar te maken. Dat gebeurt nu nog niet overal. Het verplicht stellen
van actieve openbaarmaking, specifieke ingericht voor het Wmo-toezicht, vergt een
wetswijziging. Parallel aan de voorbereiding van deze wetswijziging wordt een handreiking
opgesteld waarin opgenomen wordt hoe gemeenten het proces van actieve openbaarmaking
van toezichtrapportages en handhavingsoordelen vorm kunnen geven. Deze handreiking
wordt naar verwachting in het voorjaar van 2020 opgeleverd. Met de handreiking kunnen
gemeenten die dit nog niet hebben geregeld, vooruitlopend op de wetswijziging al aan
de slag met een actieve openbaarmaking van toezichtrapportages en handhavingsoordelen.
Door te werken aan actieve openbaarmaking wordt gewerkt aan de professionalisering
van het Wmo-toezicht in zijn algemeenheid. Openbaarmaking vergt namelijk dat een toezichthouder
transparant en gemotiveerd zijn afwegingen overlegd.
Tevens versterkt actieve openbaarmaking de lokale «checks and balances», omdat de
gemeenteraad hierdoor beter in staat is de uitvoering van het beleid van het college
van burgemeester en wethouders te controleren. Dit moet bijdragen in het algemene
vertrouwen in het (lokale) bestuur.
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport