Brief regering : Voortgang Programma Aardgasvrije Wijken
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 587
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2020
Hierbij ontvangt u de eerste voortgangsrapportage van het interbestuurlijk Programma
Aardgasvrije Wijken (PAW)1. Het PAW is in 2018 gestart als samenwerking van het Rijk (ministeries van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijkrelaties en Economische Zaken en Klimaat), de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW).
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) heeft een belangrijke rol in de
uitvoering.
Daarnaast adviseert de Adviescommissie Aardgasvrije Wijken over de opzet en ontwikkeling
van het PAW en de selectie van de proeftuinen. De Adviescommissie bestaat uit het
Rijk, de interbestuurlijke partners, Aedes, Woonbond, Netbeheer Nederland, Energie-Nederland,
NVDE, Bouwend Nederland, TechniekNL en twee onafhankelijke deskundigen.
Het PAW is nog in ontwikkeling en tegelijkertijd is er in het afgelopen jaar al veel
kennis en ervaring opgedaan. De eerste 27 proeftuinen aardgasvrije wijken zijn aan
de slag, het Kennis- en Leerprogramma, het digitale platform www.aardgasvrijewijken.nl en de helpdesk zijn ingericht en een nieuwe uitvraag is gestart voor een tweede tranche
van circa 25 proeftuinen mede op basis van een evaluatie van het proces van de eerste
uitvraag2.
In deze brief geef ik aan wat het doel van PAW is, uit welke onderdelen het programma
bestaat en hoe de monitoring is ingericht. Daarna zal ik ingaan op de resultaten van
de gesprekken met de wethouders en projectleiders die verantwoordelijk zijn voor de
eerste proeftuinen (de zgn. reflectieve monitor) en op de wijze waarop het kabinet
wil omgaan met de leerervaringen en de gesignaleerde knelpunten.
Programma Aardgasvrije Wijken: georganiseerd leren
Het aardgasvrij maken van wijken is geen eenvoudige opgave: nog veel is onduidelijk,
alle wijken zijn verschillend en iedere bewoner en gebouweigenaar zal met de opgave
te maken krijgen. Het doel van het PAW is om te leren op welke wijze de wijkgerichte
aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Hierbij staat lokaal, collectief en institutioneel
leren centraal.
Het lokale leren vindt plaats in de proeftuinen waar gemeenten samen met (lokale)
partijen en bewoners aan de slag zijn met het aardgasvrij maken van een wijk, ondersteund
door een rijksbijdrage. De leerervaringen van de proeftuinen, maar ook van andere
wijken, worden via het Kennis- en Leerprogramma (KLP) breder ontsloten zodat de kennis
voor alle gemeenten beschikbaar komt. Dit noemen we het collectief leren. De proeftuinen
en het KLP vormen samen een vliegwiel waardoor steeds meer gemeenten samen met de
betrokken partijen aan de slag kunnen gaan met de wijkgerichte aanpak. Het institutioneel
leren is de vertaling van de leerervaringen op lokaal en collectief niveau naar beleid
op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau om de condities te realiseren om
opschaling van de wijkgerichte aanpak mogelijk te maken. Het leren heeft onder meer
betrekking op de wijze waarop de regierol door gemeenten kan worden ingevuld, de wijze
waarop een haalbare en betaalbare aanpak vorm kan krijgen, het betrekken van bewoners
en het verbinden met andere opgaven in de wijk zoals leefbaarheid.
Het Kennis- en Leerprogramma
Het Kennis- en Leerprogramma (KLP) ondersteunt gemeenten in hun nieuwe rol in de aardgasvrij
transitie en wordt gecoördineerd door de VNG. Het KLP richt zich op bewustwording
bij alle 355 gemeenten, het uitwisselen van kennis en ervaringen en het signaleren
van knelpunten.
Het KLP is in 2019 gestart. Het afgelopen jaar zijn binnen het KLP circa 60 bijeenkomsten
georganiseerd zoals leerkringen, netwerkbijeenkomsten, expertmeetings en kennissessies
waarbij ruim 2.200 gemeenteambtenaren, bestuurders en raadsleden zijn bereikt. Tevens
zijn concrete producten ontwikkeld, zoals het stappenplan voor gemeenten om te komen
tot een Transitievisie Warmte3. Een vergelijkbaar stappenplan zal worden gemaakt voor het uitvoeringsplan op wijkniveau.
Om de drempel voor het uitwisselen van kennis en ervaringen zo laag mogelijk te maken,
worden er in 2020 ook webinars en podcasts ontwikkeld. Het activiteitenprogramma van
het KLP wordt elk half jaar vormgegeven aan de hand van vragen en behoefte van de
proeftuinen en andere gemeenten.
Een groeiende community
Het PAW creëert een groeiende community van professionals die met de aardgasvrijopgave
aan de slag zijn. Op 23 januari 2020 vindt het eerste Congres Aardgasvrije Wijken
plaats met meer dan 1.000 deelnemers. Op dit congres wordt de eerste versie gepubliceerd
van de Handreiking Participatie en Communicatie en de essaybundel waarin negen Nederlandse
professoren uit verschillende disciplines inspireren en advies geven aan allen die
betrokken zijn bij het realiseren van de warmtetransitie. Ook zijn de wethouders van
de 27 proeftuinen bij elkaar gekomen om leerervaringen en dillema’s binnen de proeftuinen
uit te wisselen.
Het online platform www.aardgasvrijewijken.nl vormt de schakel tussen de actieve deelnemers uit de proeftuinen en het KLP en vele
andere professionals die willen leren voor de wijkgerichte aanpak. Op het platform
worden de resultaten van het PAW gedeeld in de vorm van producten, interviews en verslagen.
Ook worden de PAW-activiteiten aangekondigd, is er een helpdesk ingericht en kunnen
gemeenten in een besloten omgeving leerervaringen delen. In de eerste vijf maanden
is de online community snel gegroeid, met ruim 27.000 bezoekers. Het platform is gekoppeld
aan de andere platforms die een rol hebben in de uitvoering van het Klimaatakkoord
voor de gebouwde omgeving: het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie, het
Expertise Centrum Warmte (ECW), het Netwerk Aquathermie en het Landelijk Communicatie
Netwerk Klimaat.
Monitoring
De monitor is ingericht om de bijdrage van PAW aan de doelstelling te volgen en te
versterken: het leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en
opgeschaald. De monitor bestaat uit vier samenhangende onderdelen:
– De reflectieve monitor analyseert de voortgang, de leerervaringen en de knelpunten
binnen de proeftuinen. De resultaten van de eerste reflectieve monitor zijn beschreven
in de bijlage van deze brief. Dit onderdeel wordt jaarlijks herhaald.
– De kwantitatieve monitor analyseert kwantificeerbare gegevens binnen de proeftuinen
zoals gegevens van de helpdesk en het KLP en gegevens op het gebied van de businesscases
en betaalbaarheid van de aanpak. De kwantitatieve monitor zal starten in 2020.
– De wetenschappelijke analyse wordt uitgevoerd door PBL en kijkt met name naar de bijdrage
en inrichting van het PAW aan het lerend vermogen. De eerste resultaten hiervan zijn
beschikbaar eind 2020.
– De analyse van overige bronnen is gericht op relevante signalen en inzichten vanuit
andere bronnen dan de programmaonderdelen van het PAW.
De monitor van het PAW is vormgegeven als een lerende beleidsevaluatie die bestaat
uit vier elkaar onderling versterkende onderdelen. Het plan van aanpak hiervoor wordt
afgerond in het eerste kwartaal van 2020.
Resultaten reflectieve monitoring van de proeftuinen
De reflectieve monitoring is ingericht om een open gesprek te hebben met de proeftuingemeenten
over de voortgang, de leerervaringen en knelpunten vanuit het partnerschap tussen
de proeftuingemeenten en het PAW. In het najaar van 2019 is met de verantwoordelijke
wethouders en projectleiders van de 27 proeftuinen gesproken. De verslagen van de
gesprekken worden gepubliceerd op www.aardgasvrijewijken.nl. In de bijlage is de analyse weergegeven van de belangrijkste bevindingen. Hieronder
geef ik gecategoriseerd een appreciatie van de bevindingen en licht ik toe welk vervolg
ik zal geven aan de opgehaalde leerervaringen en knelpunten.
Algemeen beeld
Uit de startblokken, werken aan concreet aanbod
De proeftuinen zijn zeer actief aan de slag gegaan met het realiseren van de eerste
aardgasvrije wijken en het delen van ervaringen met andere proeftuinen. Het grootste
deel van de proeftuinen werkt toe naar uitgewerkte businesscases met een concreet
aanbod voor de bewoners in 2020. Enkele proeftuinen zijn inmiddels gestart met de
uitvoering.
Positieve impuls, maar arbeidsintensief proces
De gemeenten geven aan dat een proeftuin een positieve impuls geeft: er worden wijkteams
opgericht en nieuwe verbindingen in de wijk gelegd, het vergroot draagvlak voor de
transitie in de gemeente (inclusief de gemeenteraad), het bevordert de cohesie in
de wijk en het werkt als een vliegwiel richting andere wijken en bewonersinitiatieven.
Anderzijds vraagt het meer van de gemeenten dan voorzien. De samenwerking met stakeholders
en met name de participatie en communicatie met bewoners en gebouweigenaren blijkt
veel intensiever dan gedacht. Gemeenten geven aan dat laagdrempelig persoonlijk contact
met bewoners en eigenaren nodig is, waardoor ook het proces om te komen tot de uitvoering
aanzienlijke tijdsinspanning vergt.
In de eerste uitvraag heb ik geen ruimte gegeven aan gemeenten om de projectgebonden
proceskosten mee te nemen in de aanvraag voor een rijksbijdrage. Om dit knelpunt op
te lossen voor de huidige proeftuinen, heb ik een extra bijdrage per proeftuin van
€ 400.000 euro ter beschikking gesteld4.
In de tweede uitvraag is het wel mogelijk om de proces- en advieskosten mee te nemen
in de aanvraag. Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord in de breedte wordt een
artikel 2 Wet financiële verhoudingen onderzoek uitgevoerd om beter zicht te krijgen
op de extra uitvoeringslasten voor gemeenten, provincies en waterschappen.
Communicatie, belangrijk om als rijk en gemeenten samen op te trekken
De proeftuingemeenten geven aan behoefte te hebben aan een ondersteunende boodschap
van het Rijk over het belang van het aardgasvrij maken van woningen en gebouwen. Het
kabinet onderstreept het doel van een aardgasvrije gebouwde omgeving in 2050. Het
kabinet kiest echter voor een aanpak waarbij dit in de komende 30 jaar stap voor stap
gaat plaatsvinden op een logisch moment passend bij de wijk en de bewoners. Daarom
ligt de focus in de communicatie richting alle burgers op het handelingsperspectief
dat voor iedereen passend is: isoleren. De boodschap over het einddoel -aardgasvrij
wonen- zal geleidelijk prominenter worden, als er meer inzicht is in de fasering per
wijk. Het PAW biedt gemeenten ondersteuning in het vormgeven van de communicatie richting
de bewoners in de proeftuinen bijvoorbeeld middels de handreiking Participatie en
Communicatie.
Regie en organisatie
Gemeenten zijn zoekende naar de invulling van de regierol
De gemeenten hebben de regierol in het aardgasvrij maken van wijken en dorpen. De
proeftuingemeenten zijn zoekende in wat deze rol precies van hen vraagt, hoe ze daar
het beste invulling aan kunnen geven en welke instrumenten en bevoegdheden daarvoor
nodig zijn. De proeftuingemeenten maken gebruik van verschillende sturingsstijlen,
tevens afhankelijk van de fase in het proces. Daarnaast is de lokale context van invloed
op de invulling van de regierol, zoals de aanwezigheid van een bewonersinitiatief.
Het PAW blijft de verschillende wijzen van invulling van de regierol in de proeftuinen
volgen om hier lessen uit te kunnen trekken en de leerervaringen te delen. Ook kan
de kennis en ervaring bij gemeenten met vergelijkbare opgaven zoals in de stads- en
dorpsvernieuwing worden gebruikt. Tenslotte wordt er op verzoek van de bestuurders
van de proeftuinen een bestuurlijke sessie georganiseerd in 2020 om in gesprek te
gaan over de invulling van de regierol.
Samenwerking gemeente en partijen
De wijkgerichte aanpak vraagt om een intensieve samenwerking met verschillende partijen.
Naast de bewoners en gebouweigenaren zijn in alle gevallen de woningcorporaties en
de netbeheerders in beeld. Bij een deel van de proeftuinen zijn warmte-, bouw-, isolatie-
en installatiebedrijven betrokken. Gemeenten geven aan dat woningcorporaties belangrijke
aanjagers kunnen zijn onder andere via de Startmotor en dat de netbeheerders onmisbaar
zijn in de keuze ten aanzien van de energie-infrastructuur. Dit vergt volgens de gemeenten
voor henzelf, de woningcorporaties en de netbeheerders een andere manier van werken.
In 2020 ga ik met Aedes en Netbeheer Nederland nadere invulling geven aan de samenwerking
op dit punt. Ook met warmtebedrijven en andere partijen zal verder worden verkend
op welke wijze samenwerking wenselijk en mogelijk is. De meest betrokken partijen
zijn onderdeel van de Adviescommissie Aardgasvrije Wijken.
Bestuurlijk commitment en rol gemeenteraad
Bestuurlijk commitment voor de proeftuin bij zowel het college van B&W als de gemeenteraad
blijkt belangrijk. Daarom heeft het KLP, de Vereniging van Raadsleden, de Vereniging
van Griffiers, Democratie in Actie, in samenwerking met Platform31 bijeenkomsten georganiseerd
met raadsleden uit het hele land. Op basis van de inzichten uit deze bijeenkomst worden
in 2020 gerichte kennissessies en een ondersteuningsaanbod ontwikkeld voor raadsleden
en griffiers onder andere op een digitale leeromgeving.
Wetgeving en juridische aspecten
Planvorming en wijkuitvoeringsplannen
De proeftuingemeenten geven aan behoefte te hebben aan informatie over welke juridische
instrumenten beschikbaar komen ten aanzien van de planvorming en doorvertaling naar
wijkuitvoeringsplannen. Het kabinet werkt aan de uitwerking hiervan op basis van de
afspraken in het Klimaatakkoord. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd op 17 december
20195.
Naar Warmtewet 2
De proeftuingemeenten die gekozen hebben voor de aanleg van een warmtenet, ervaren
de huidige regelgeving als knellend. Gemeenten geven aan dat het onder meer ontbreekt
aan heldere besluitvormingskaders en inzicht in financiële consequenties. Ze vinden
de mogelijkheid om te sturen op de publieke belangen onvoldoende gewaarborgd. De Minister
van Economische Zaken en Klimaat heeft hierover op 20 december 20196 een brief naar uw Kamer gezonden over de voortgang van het wetstraject van de Warmtewet
2. In het wetstraject van Warmtewet 2 worden fundamentele wijzigingen voorgesteld
voor de marktordening, tariefregulering en de verduurzaming. Dit moet bijdragen aan
een betaalbare, duurzame en betrouwbare warmtemarkt en biedt daarmee ondersteuning
aan de regierol van gemeenten op basis van de wijkgerichte aanpak, de bescherming
van eindgebruikers en een bestendig investeringsklimaat voor warmtebedrijven.
Aedes en de warmtebedrijven zijn naar aanleiding van de startmotor in gesprek over
het inzichtelijk maken van de businesscase(s) voor warmtenetten. In januari zal ik
samen met deze partijen en het Ministerie van EZK, de VNG en het IPO een traject starten
om toe te werken naar een gestandaardiseerd kostenoverzicht voor warmtenetten op basis
van kentallen, die beschikbaar komen via het Expertise Centrum Warmte (ECW). Het ECW
en het KLP zullen waar mogelijk gemeenten ondersteunen via bijeenkomsten en kennisproducten
als het gaat over hun rol en positie bij de planvorming, investeringen en aanleg van
nieuwe warmtenetten. Verder worden de gemeenten nader geïnformeerd over de consultatie
omtrent de nieuwe Warmtewet en ontwikkelt het ECW een handreiking om gemeenten te
ondersteunen bij de ontwikkeling van warmtenetten.
Gebruik Crisis- en Herstelwet
Ten slotte vragen de proeftuingemeenten zich af hoe om te gaan met bewoners die niet
van het aardgas willen aangezien er geen juridische mogelijkheden zijn om dit te verplichten.
Op dit moment zitten de meeste proeftuingemeenten in de beginfase van de wijkaanpak
en motiveren zij bewoners om mee te doen op basis van een vrijwilligheid. Op termijn
hebben de proeftuingemeenten de mogelijkheid nodig om de levering van aardgas daadwerkelijk
te kunnen beëindigen. Het in stand houden of zelfs nieuw aanleggen van het gasnet
in een wijk voor slechts enkele woningen zorgt voor hoge maatschappelijke kosten.
In dat kader heeft een aantal proeftuingemeenten aangeven mee te willen doen aan een
experiment om op grond van de Crisis- en Herstelwet de levering van aardgas te stoppen,
indien het aardgasnet op korte termijn vervangen moet worden en er dus sprake is van
urgentie. Ik zal eventuele aanvragen in behandeling nemen om de Crisis- en Herstelwet
te gebruiken. Ik acht het van belang om nu al te kunnen onderzoeken onder welke voorwaarden
een zorgvuldig besluit om de levering van aardgas te beëindigen, genomen kan worden.
Tevens zullen in het KLP kennissessies voor gemeenten worden georganiseerd om de mogelijkheden
die de Crisis- en Herstelwet op dit punt biedt toe te lichten.
Participatie en communicatie
Laagdrempelig en persoonlijk contact
Een belangrijk inzicht dat de proeftuingemeenten hebben opgedaan is dat laagdrempelig
persoonlijk contact met bewoners en een buurtgerichte aanpak een voorwaarde is voor
een succesvolle aanpak. Veel gemeenten die zijn begonnen met een meer grootschalige
aanpak bijvoorbeeld met grote informatiebijeenkomsten, zijn overgestapt op een meer
kleinschalige interactieve manier van werken. Vaak worden activiteiten op een kleinere
schaal dan de wijk georganiseerd, op buurtniveau waar mensen elkaar makkelijker weten
te vinden. Mogelijk dilemma voor de toekomst is in hoeverre een dergelijke benadering
op grote schaal kan worden toegepast tegen aanvaardbare kosten.
Verschillende vormen van participatie
Voor de bewoners in de wijken is het essentieel om vooraf helderheid te bieden over
hoe het participatieproces er uit komt te zien: welke rol de bewoners hebben, wanneer
bewoners kunnen meedenken en/of meebeslissen en hoe de besluitvorming gaat. De vormgeving
van het participatieproces om te komen tot keuzes voor technieken en businesscases
verschilt tussen de proeftuinen. Een deel van de gemeenten zoekt samen met de bewoners
naar oplossingen zonder van tevoren te weten wat hier uit komt. Dit is zeker het geval
indien er actieve bewonersgroepen of energiecoöperaties zijn die al initiatieven nemen.
Vaak wordt hier ook breder gekeken dan de energietransitie, naar maatregelen die de
leefomgeving in de buurt of wijk verbeteren. Een ander deel communiceert wel met de
bewoners over het proces, maar wacht met actieve participatie totdat er een duidelijk
aanbod ligt. Het PAW gebruikt de ervaringen in de proeftuinen om inzicht te krijgen
welke aanpak het beste past bij verschillende wijkentypen. Het Overlegorgaan Fysieke
Leefomgeving adviseert het PAW hierbij. De eerste leerervaringen zijn opgenomen in
de Handreiking Participatie en Communicatie7.
Handreiking participatie en communicatie
De «Handreiking Participatie en Communicatie wijkaanpak aardgasvrij» biedt gemeenten
ondersteuning in het vormgeven van de participatie en communicatie voor het aardgasvrij
maken van een wijk. De Handreiking bevat de eerste lessen uit de proeftuinen en andere
gemeenten en wordt in de toekomst regelmatig aangescherpt en aangevuld met leerervaringen
en inzichten van experts. Het opstellen van de Handreiking is afgesproken in het Klimaatakkoord.
De onderdelen zijn niet uitgewerkt als een blauwdruk, maar bevatten handvatten en
zijn voorzien van praktijkvoorbeelden, instrumenten en achtergrondmateriaal. Door
de Universiteit van Tilburg wordt in opdracht van het PAW literatuuronderzoek uitgevoerd
naar burgerparticipatie bij wijkaanpakken. De resultaten komen beschikbaar in het
voorjaar van 2020.
Verbinden met andere opgaven
In een deel van de proeftuinen die van het aardgas af gaat zijn er ook sociale-economische
opgaven, bijvoorbeeld opgaven op het gebied van werkgelegenheid, armoede, gezondheid
en veiligheid. De transitie naar aardgasvrij kan een aanjager zijn voor integrale
wijk- en dorpsverbeteringstrajecten en kan maatschappelijke meerwaarde creëren. De
gemeenten hebben een brede belangstelling voor het verbinden van deze opgaven8, maar hebben de vraag hoe deze verbindingen te leggen zijn en of de koppeling niet
leidt tot toenemende complexiteit en daarmee een vertraging in het aardgasvrij worden
van de wijk.
Onderzoeksagenda en City Deal
Komend jaar zal het PAW in samenwerking met gemeenten, maatschappelijke partners,
kennisinstellingen en andere departementen een onderzoeksagenda opstellen. Ook loopt
er sinds 2018 onder leiding van Platform31 en Nyenrode Business Universiteit, ondersteund
door het Ministerie van BZK, het Experimenteerprogramma Verduurzaming Kwetsbare Wijken,
waarin vijftien gemeenten werken aan de ambitie om de energietransitie te gebruiken
als impuls voor integrale wijkverbetering. Dit wordt voortgezet en geïntensiveerd.
In aanvulling hierop zal extra ondersteuning geboden worden aan gemeenten in het KLP,
bijvoorbeeld door middel van leerkringen en verdiepende sessies. Tot slot wordt een
City Deal gesloten met een aantal gemeenten, maatschappelijke partners en departementen
om te onderzoeken op welke wijze het aardgasvrij maken gecombineerd kan worden met
sociaaleconomische opgaven, mede op basis van de nieuwe proeftuinen. De City Deal
is ook toegankelijk voor middelgrote of kleinere gemeenten. In de lopende uitvraag
wordt dit thema nadrukkelijk benoemd.
Kosten en financiering
Betaalbaarheid en woonlastenneutraliteit
De gemeenten geven aan dat betaalbaarheid het belangrijkste element is voor bewoners
en dat dit voor hen voorop staat bij het aardgasvrij maken van de wijk. Veel proeftuinen
hanteren woonlastenneutraliteit als uitgangspunt. Het is voor hen echter niet altijd
duidelijk welke invulling daar precies aan kan worden gegeven. Tevens geven diverse
proeftuingemeenten aan dat kosten soms hoger uitvallen zoals de aansluiting aan een
warmtenet, inclusief de aanpassing aan de woning.
Het kabinet heeft woonlastenneutraliteit als uitgangspunt genomen in het Klimaatakkoord,
wat betekent dat de maandelijkse financieringslasten niet hoger zijn dan de besparing
op de energierekening. Het realiseren van woonlastenneutraliteit is een blijvend aandachtspunt
voor het kabinet en komt voor steeds meer huishoudens en situaties binnen bereik door
de kosten te reduceren door opschaling via aanbod- en vraagbundeling, digitalisering
en innovatie, de schuif in de energiebelasting en subsidies. Voor de proeftuinen is
de Rijksbijdrage beschikbaar die bijdraagt aan een woonlastenneutrale aanpak. Samen
met de VNG werk ik aan het beschikbaar stellen van informatie over woonlastenneutraliteit
en andere relevante aspecten voor de businesscase bij verschillende woningtypen en
warmteoplossingen voor gemeenten9. De behoeften van de proeftuingemeenten worden hierbij betrokken.
Businesscases van de verduurzamingsopties in de wijk
De gemeenten hebben de businesscases voor het aardgasvrij maken van de wijk in de
meeste gevallen nog onvoldoende scherp in beeld. Hierdoor is er nog geen precies beeld
wat de optimale technische oplossing is en wat het concrete aanbod aan bewoners wordt.
In 2020 werken de meeste gemeenten toe naar een concreet aan bod voor bewoners. Tijdens
de evaluatie van de eerste uitvraag is al gebleken dat het niet eenvoudig is de businesscases
voor de wijkgerichte aanpak op te stellen. In de tweede uitvraag heb ik daarom meer
nadruk gelegd op de verschillende elementen van een goede businesscase. Ook heb ik
het Economisch Instituut voor de Bouw gevraagd een maatschappelijk-economische analyse
op projectniveau te maken op basis van de aanpakken van verschillende proeftuinen.
De eerste resultaten komen in 2020 beschikbaar. Tenslotte zullen in het kader van
het KLP diverse activiteiten worden georganiseerd voor gemeenten om leerervaringen
te delen en kennis op te bouwen over het opstellen van de businesscases.
Financiering
De proeftuingemeenten geven aan dat er dringend behoefte is aan financieringsmogelijkheden
voor eigenaar-bewoners, met name voor diegenen die weinig financiële mogelijkheden
hebben zoals bewoners met een BKR-registratie of ouderen. In mijn brief aan uw Kamer
van 17 december 2019 ben ik nader ingegaan op de verschillende instrumenten die in
ontwikkeling zijn10. Het Warmtefonds gaat voor iedereen aantrekkelijke financiering voor verduurzaming
van de woning bieden. Het streven is het financieringsproduct voor eigenaar-bewoners
die op basis van hun inkomen niet in aanmerking komen voor reguliere financiering
vanaf juli 2020 aan te bieden vanuit het Warmtefonds. Dit product wordt in rechtstreekse
verbinding met de praktijk in de proeftuinen uitgewerkt zodat het hanteerbaar is bij
de uitvoering van de wijkgerichte aanpak.
Rechtvaardige transitie
Verschillende proeftuingemeenten geven aan het belangrijk te vinden dat er een eerlijke
lastenverdeling van de energietransitie in de gebouwde omgeving binnen de gemeente
is. Het gaat daarbij zowel om de verschillen tussen de bewoners binnen de proeftuinen
als verschillen tussen de wijken. Binnen de proeftuinen hebben sommige bewoners al
geïnvesteerd in het verduurzamen van hun woning en anderen niet. Gemeenten willen
deze koplopers niet benadelen. Temeer omdat dit hun positieve houding en potentiële
ambassadeurschap kan schaden. Hetzelfde vraagstuk speelt ook in de rechtvaardigheid
tussen de proeftuin en andere wijken. Bewoners van de proeftuinen worden financieel
ondersteund vanwege de voorloperrol die zij hebben gekregen. Dit neemt niet weg dat
er ook voor de wijken die in de toekomst aan de slag gaan betaalbare oplossingen moeten
komen.
Technische oplossingen
Komen tot een technisch ontwerp
Veel gemeenten kiezen ervoor meerdere technische alternatieven voor aardgas goed in
beeld te krijgen, waaronder die vanuit de wijk zelf worden ingebracht. De ervaring
van proeftuingemeenten is dat bewoners het prettig vinden als er iets te kiezen valt
en als de mogelijkheid wordt geboden actief mee te denken met technische oplossingen.
Vaak worden woningtypen in de wijk in beeld gebracht om standaard maatregelpakketten
op te stellen. Zowel voor collectieve als individuele warmteoplossingen helpt dit
de gemeenten grip te krijgen op de opgave. Diverse gemeenten stellen woningscans beschikbaar
voor particulieren zodat inzicht wordt verkregen in warmteverlies en verduurzamingsmogelijkheden.
Dit betekent niet automatisch dat bewoners tot actie overgaan; daarvoor is begeleiding
nodig.
Verhouding isoleren en duurzame warmte
In de proeftuinen worden veel verschillende beoogde isolatieniveaus nagestreefd. Om
over te kunnen gaan naar een aardgasvrije verwarming moet naast het ontwikkelen van
een duurzame warmtevoorziening ook een bijpassend isolatieniveau worden gerealiseerd.
Zorgvuldig omgaan met restwarmte of (groene) stroom maakt dat meer huishoudens aanspraak
kunnen maken op dezelfde bronnen. Binnen de eerste tranche proeftuinen is er door
de gemeenten voor verschillende mate van isolatie gekozen en is de achterliggende
afweging voor de keuze niet altijd helder. In de volgende uitvraag wordt hier explicieter
naar gevraagd. Daarnaast werk ik in het kader van het Klimaatakkoord aan een standaard
en streefwaarden voor de isolatiegraad in de bestaande woningvoorraad vooral bedoeld
voor woningen waarvoor het alternatief voor aardgas nog niet bekend is. Ik verwacht
uw Kamer in de eerste helft van 2020 hierover te kunnen informeren.
Beschikbaarheid van duurzame energiebronnen
Gemeenten geven aan dat het kiezen voor technische oplossingen wordt bemoeilijkt door
de beeldvorming (over de beschikbaarheid) van verschillende energiebronnen zoals restwarmte,
aquathermie, biomassa en waterstof. Het is belangrijk dat de afweging van alternatieven
zo veel mogelijk op feiten wordt gebaseerd. Het ECW en het KLP werken gezamenlijk
aan de ondersteuning van gemeenten om goed geïnformeerd aan de warmtetransitie te
werken. Zo is een serie factsheets gemaakt ter ondersteuning van gemeenten, waarin
over de strategieën uit de Startanalyse van de Leidraad en over mogelijke technieken
voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving, waaronder groen gas en waterstof11. Daarbij wordt aangegeven dat waterstof nog geen rol van betekenis zal spelen bij
het aardgasvrij maken van wijken vóór 2030, zoals ook aangegeven in het Klimaatakkoord.
De levering van restwarmte wordt door een aantal proeftuinen als ingewikkeld ervaren.
In de Warmtewet 2 worden voor restwarmte aanvullende regels opgenomen om mogelijkheden
voor benutting te vergroten12.
Datagedreven planvorming
Veel gemeenten zijn samen met andere stakeholders bezig met joint fact finding en ondersteunen dit met data. Er is behoefte om meer met data te werken: gemeenten
zijn zich er van bewust dat data kan helpen om beleidskeuzes inzichtelijk te maken
en te onderbouwen, maar ze weten vaak nog niet goed hoe ze dat het beste kunnen aanpakken.
Het KLP gaat aandacht besteden aan de beschikbaarheid van data, inzicht in data en
datavaardigheid. De verwachting is dat er schaalvoordeel te behalen valt door de databehoefte
van gemeenten centraal te faciliteren. Met de Handreiking voor lokale analyse kunnen gemeenten, voortbouwend op de Startanalyse, een meer gedetailleerde analyse
(laten) uitvoeren waarin rekening wordt gehouden met lokale omstandigheden. Voor ondersteuning
bij het werken met de Leidraad kunnen gemeenten terecht bij het ECW.
Utiliteitsbouw
De rol van utiliteitsbouw heeft nog beperkt aandacht in de huidige proeftuinen. Desondanks
is er veel potentie in het betrekken van utiliteitsbouw bij het aardgasvrij maken
van wijken. In bijna iedere wijk staan wel utiliteitsgebouwen zoals scholen, buurthuizen,
zorginstellingen, winkels of horecagelegenheden. Naast dat deze gebouwen aardgasvrij
worden gemaakt, zijn dit in veel gevallen plekken in de wijk waar bewoners samenkomen
en waar een impuls kan worden gegeven aan het draagvlak voor de transitie in de wijk.
Daarnaast kunnen er situaties zijn waarbij utiliteitsbouw een voortrekkersrol kan
vervullen bij de verduurzaming van de gehele wijk. Bijvoorbeeld binnenstedelijke bedrijventerreinen
of kantoren kunnen als warmtevrager en/of warmteleverancier in de wijk functioneren
of warmte uitwisselen met woningen. In de selectie van de tweede tranche proeftuinen
krijgt utiliteitsbouw daarom extra aandacht. Bovendien wordt er vanuit het Klimaatakkoord
gewerkt aan «Routekaarten Maatschappelijk Vastgoed» voor 12 sectoren. Er ontstaat
een mooie koppelkans als de uitvoering van de routekaarten samenkomt met de wijkaanpak.
Tot slot
Op basis van deze eerste voortgangsrapportage kom ik tot de conclusie dat het Programma
Aardgasvrije Wijken goed uit de startblokken is gekomen. Er is grote interesse en
bereidheid in deelname aan de proeftuinen en het Kennis- en Leerprogramma. De proeftuinen
geven een impuls aan de warmtetransitie in de gemeente en er ontstaat een levendige
dynamiek tussen de vele betrokkenen dat ook als vliegwiel fungeert naar andere wijken
en bewonersinitiatieven.
Tegelijkertijd zijn er ook zorgen. De proeftuinen vergen een zeer intensief proces
met bewoners en gebouweigenaren, waarvoor veel capaciteit nodig is. Bewoners maken
zich zorgen om de betaalbaarheid, om het «gedoe» en willen een rechtvaardige aanpak
waar de lusten en lasten evenwichtig verdeeld worden.
In deze brief is ingegaan hoe het PAW bijdraagt aan deze opgaven.
Tegen de zomer wordt de nieuwe selectie proeftuinen bekend gemaakt. Na deze tweede
selectie kunnen gemeenten opnieuw een aanvraag indienen voor een derde selectie die
in 2021 wordt gedaan. Na de tweede ronde zal opnieuw een evaluatie worden gedaan om
te bezien of de wijze van uitvraag verdere bijstelling behoeft. Ik zal uw Kamer hierover
informeren voordat de derde uitvraag gestart zal worden.
In de tweede helft van 2021, wanneer het PAW drie jaar loopt, volgt een brede evaluatie
om te bezien in hoeverre het programma erin slaagt om te leren op welke wijze de wijkgerichte
aanpak kan worden ingericht en opgeschaald en of het nodig is aanpassingen te doen.
Op basis van deze evaluatie zal ook bepaald worden op welke wijze de resterende middelen
worden ingezet. Ik zal uw Kamer over de opzet van deze evaluatie in 2021 informeren.
Tevens zal ik vanaf 2020 ieder jaar een voortgangsrapportage van het PAW naar de Tweede
Kamer sturen.
Mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Indieners
-
Indiener
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.