Brief regering : Toezegging gedaan tijdens debat over de Tijdelijke wet Groningen over de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid (Kamerstuk 35250)
35 250 Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)
Nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Den Haag, 20 januari 2020
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke wet Groningen (Handelingen II 2019/20,
nr. 40, Tijdelijke wet Groningen) is door het Lid Van Otterloo een amendement ingediend
(Kamerstuk 35 250, nr. 20) met als strekking dat de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid opgenomen in
artikel 6:178, onderdeel c, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet van toepassing
wordt verklaard. Ik heb toegezegd dat ik per brief toelicht waarom ik dit amendement
ontraad. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging.
Met het amendement beoogt de indiener te voorkomen dat NAM haar betalingsplicht voor
de kosten van de afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning
uit het Groningenveld (hierna: schade) door het Instituut Mijnbouwschade Groningen
(hierna: Instituut) in bepaalde gevallen zou kunnen afwentelen op de Staat.
Inhoud van artikel 6:178, onderdeel c, van het BW
In artikel 6:178, onderdeel c, van het BW is geregeld dat als de overheid een bevel
of dwingend voorschrift vaststelt dat door een derde partij moet worden uitgevoerd,
deze derde partij niet risicoaansprakelijk is voor de schade die uitsluitend door
het bevel of het dwingend voorschrift wordt veroorzaakt. De gedachte achter dit artikel
is dat het in dat geval niet redelijk is om een derde partij – die de uitvoering van
het bevel of voorschrift niet kan weigeren – voor die schade te laten opdraaien. De
schade veroorzaakt door de uitvoering van het overheidsbesluit behoort in dat geval
voor rekening te komen van de overheid. Dit artikel heeft een algemene gelding en
geldt niet alleen voor mijnbouwactiviteiten.
Artikel 6:178, onderdeel c, BW en de winningsplicht
Zoals gezegd is artikel 6:178, onderdeel c, BW een algemeen artikel. Wanneer dit artikel
wordt toegepast op NAM als exploitant van het Groningenveld, betekent dit het volgende.
Ingevolge artikel 52f, eerste lid, van de Mijnbouwwet is NAM verplicht de winning
uit het Groningenveld uit te voeren overeenkomstig de door de Minister vastgestelde
operationele strategie (winningsplicht).
Met deze winningsplicht is niet beoogd een wijziging aan te brengen in de risicoaansprakelijkheid
van de exploitant (zie Kamerstuk 34 957, nr. 3, p. 13). De winningsplicht is dus niet bedoeld als grond voor een uitzondering op
de risicoaansprakelijkheid. Er is geen jurisprudentie over de toepassing van artikel
6:178, onderdeel c, van het BW. Om te voorkomen dat deze winningsplicht onbedoeld
tot gevolg zou hebben dat NAM zich in een procedure bij de rechter tegenover een gedupeerde
kan beroepen op de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid is, ten behoeve van
de rechtszekerheid, in artikel 52f, tweede lid, van de Mijnbouwwet bepaald dat artikel
6:178, onderdeel c, van het BW niet van toepassing is.
Deze maatregel is volgens de toelichting (Kamerstuk 34 957, nr. 3, p. 13) een voorlopige voorziening, in afwachting van een definitieve voorziening
in wat het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet Groningen is geworden. In dat wetsvoorstel
vervalt de uitzondering op artikel 6:178, onderdeel c, van het BW. Dit omdat het belang
van de gedupeerde op een andere manier wordt beschermd: vanaf de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel beoordeelt het Instituut aanvragen om schadevergoeding. NAM is
geen partij in deze procedure. Het IMG past bij de beoordeling van aanvragen de uitzondering
op de risicoaansprakelijkheid niet toe, zie het voorgestelde artikel 2, vijfde lid,
van het wetsvoorstel.
De discussie over het verhaal van de kosten wordt, in het kader van de heffing, gevoerd
tussen de Staat en de exploitant. NAM kan namelijk tegen een heffingsbesluit in bezwaar
en beroep gaan. Als NAM als gevolg van de winningsplicht in die procedure een succesvol
beroep doet op de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid, gaat het niet om alle
schade. Alleen de schade die uitsluitend door de uitvoering van de winningsplicht
is veroorzaakt valt in dat geval onder de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid.
Daarbij moet worden opgemerkt dat de oorzaak van de schade, zoals ook de Inspecteur-generaal
der Mijnen heeft bevestigd in de technische briefing van 26 juni 2018, grotendeels,
zo niet geheel, gelegen is in de gaswinning van de afgelopen decennia (Kamerstukken
33 529 en 34 957, nr. 500). De kans dat NAM – bij een succesvol beroep op de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid
– niet risicoaansprakelijk is voor een deel van de schade wordt dientengevolge als
zeer gering tot nihil ingeschat. Alleen voor het stukje van de schade waarvoor NAM
kan aantonen dat deze uitsluitend is veroorzaakt als gevolg van de winningsplicht
zou de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid gelden. Voor dat stukje schade zou
dit, in het licht van de overweging achter de uitzondering op de risicoaansprakelijkheid,
ook redelijk zijn. Om die reden ontraad ik het schrappen van de uitzondering op de
risicoaansprakelijkheid.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat