Brief regering : Alcohol- en drugstesten op de werkvloer
25 883 Arbeidsomstandigheden
32 761
Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 371
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2020
Werknemers die binnen een organisatie werkzaam zijn onder invloed van alcohol of drugs
leveren een veiligheidsrisico op voor zichzelf, voor hun collega’s en voor hun omgeving.
Dergelijk gedrag hoort niet thuis op de werkvloer. Ik vind het daarom belangrijk dat
wordt en kan worden opgetreden tegen werknemers die onder invloed van deze stoffen
(willen) werken. Waar mogelijk en noodzakelijk en flankerend aan hetgeen nu al mogelijk
is, ben ik voornemens om de voorbereidingen te starten om het afnemen van testen op
alcohol en drugs op de werkplek in specifieke risicovolle situaties mogelijk te maken.
Langs drie lijnen bereid ik dit voor: alcohol- en drugstesten in de Brzo-sector bij
voor de veiligheid cruciale functies, een wettelijke grondslag voor alcohol- en drugstesten
in specifieke situaties met een groot veiligheidsrisico en, in samenhang hiermee,
het verder versterken van de aanpak tegen alcohol en drugs binnen ondernemingen.
In deze brief schets ik allereerst de achtergrond van de problematiek. Vervolgens
ga ik in op het juridisch kader rond het testen op het gebruik van alcohol en drugs
op de werkvloer en op de bestaande, met name arbeidsrechtelijke mogelijkheden om werknemers
onder invloed van alcohol of drugs van de werkplek te weren. Daarna geef ik aan wat
de gesprekken die zijn gevoerd met sociale partners tot dusverre hebben opgeleverd.
Tenslotte zet ik uiteen welke maatregelen ik voornemens ben te treffen binnen het
arbeidsomstandighedendomein. Van de gelegenheid maak ik gebruik om u te informeren
over de stand van zaken met betrekking tot de eerder aangekondigde uitvraag naar de
ervaringen onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) met informatie-uitwisseling
rondom zieke werknemers.
Achtergrond
De werkgever moet op grond van de Arbeidsomstandighedenwet zorgdragen voor een veilige
en gezonde werkomgeving van de werknemers en voert daartoe een gericht arbobeleid.
De werknemer is op zijn beurt verplicht om, met in achtneming van de instructies van
de werkgever, naar vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid
en die van de andere betrokken personen. Werkgevers en werknemers werken samen bij
de uitvoering van het arbobeleid, waaronder preventie- en verzuimbeleid. Een onderdeel
hiervan is het beleid dat erop is gericht om het gebruik of verkeren onder invloed
van alcohol of drugs op het werk tegen te gaan. Overigens kan ook medicijngebruik
hier aan de orde zijn, vandaar dat gesproken wordt over ADM-beleid (alcohol, drugs,
medicijnen).
Naast duidelijke regels over het gebruik van alcohol en drugs gaat het dan ook om
voorlichting, preventie en voorzieningen voor werknemers met serieuze problematiek
in relatie tot gebruik van alcohol en drugs, waaronder begeleiding naar professionele
hulp. Ook dit valt onder het ADM-beleid.1
VNO-NCW en MBK Nederland hebben rond de behandeling van de Uitvoeringswet Algemene
Verordening Gegevensbescherming (UAVG) voor de problematiek van met name alcohol en
drugs op de werkvloer aandacht gevraagd bij de Minister voor Rechtsbescherming. Daarbij
is een oproep gedaan om het afnemen van alcohol- en drugstesten door werkgevers mogelijk
te maken om daarmee hun ADM-beleid effectief vorm kunnen geven.2 Conform mijn toezegging in het mondelinge vragenuur van 28 mei 2019 zijn er dit najaar
vanuit mijn departement gesprekken gevoerd met werkgevers en werknemers om te bezien
in welke specifieke gevallen behoefte bestaat aan het afnemen van alcohol- en drugstesten
(Handelingen II 2018/19, nr. 86, item 2). Dit in aanvulling op gesprekken die mijn departement daarover al voert met de Vereniging
van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI).
De Minister voor Rechtsbescherming heeft in zijn brieven van 1 april en 31 oktober
2019 hierop ook gewezen.3
,
4
Juridisch kader alcohol- en drugstesten
Persoonsgegevens verkregen uit het afnemen van alcohol- en drugstesten zijn bijzondere
gezondheidsgegevens in het kader van de AVG. Het verwerken van dergelijke gegevens
is in beginsel niet toegestaan. Het tijdens werktijd controleren op het gebruik van
alcohol en drugs is op grond van de AVG alleen toegestaan als daar een wettelijke
grondslag voor is, het noodzakelijk is en daarnaast passende maatregelen getroffen
worden om de inbreuk op de privacy en grondrechten van de werknemer te minimaliseren.5
Uit het oogpunt van veiligheid kan het inperken van grondrechten6 van werknemers door het toestaan van alcohol- en drugstesten bij uitzondering noodzakelijk
zijn. Het moet dan gaan om situaties waarbij er sprake is van ernstige veiligheidsrisico’s,
met name voor de werknemers zelf of hun collega’s maar ook voor derden (bezoekers)
en zelfs de omgeving van de onderneming. Tevens moeten er dan duidelijke voorwaarden
zijn geformuleerd waaronder de inbreuk gerechtvaardigd is en moet in goede waarborgen
zijn voorzien. Het moet dus gaan om specifieke risicovolle situaties of beroepen binnen
een onderneming.
Op dit moment bestaan er al enkele specifieke wettelijke regelingen in het kader van
de strafrechtelijke aanpak van de verkeersveiligheid waarbij deelnemers aan het wegverkeer,
treinmachinisten, boordpersoneel van vliegtuigen, schippers en loodsen onderworpen
kunnen worden aan alcohol- en drugstesten. Dergelijke testen worden afgenomen door
daartoe bevoegde (opsporings-)ambtenaren of door de Minister aangewezen personen.7
In de arbeidsverhouding gelden van oudsher de normen van goed werkgeverschap en goed
werknemerschap (7:611 BW) en het instructierecht van de werkgever (7:660 BW). Naast
deze artikelen geldt de Arbeidsomstandighedenwet met daarin ook voor werknemers specifieke
verplichtingen. Zo is in artikel 11 de algemene verplichting opgenomen dat de werknemer
verplicht is in zijn doen en laten op de arbeidsplaats naar vermogen zorg te dragen
voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen.
Daarnaast is in artikel 11 bepaald dat de werknemer door hem opgemerkte gevaren voor
de veiligheid of gezondheid ter kennis moet brengen aan de werkgever. Onder omstandigheden
kan hiertoe ook worden gerekend het melden van gevaren die voortkomen uit alcohol-
of drugsgebruik op de werkvloer. Voor het niet naleven van artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet
kan een werknemer beboet worden.
De genoemde bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) bieden een werkgever de mogelijkheid
contractueel het gebruik en de beschikbaarheid van alcohol en drugs te verbieden of
te beperken en maatregelen te nemen tegen werknemers, die onder invloed van alcohol
en drugs verkeren. Zo kan de werkgever een werknemer de toegang tot de arbeidsplaats
ontzeggen. Verder valt te denken aan het nemen van disciplinaire maatregelen, zoals
een waarschuwing, een tijdelijke overplaatsing of een contractuele boete (7:650 en
7:632 BW). Ook zou de werknemer structureel ander werk opgedragen kunnen worden (art
7:613 BW). In het uiterste geval is ontslag op staande voet mogelijk of ontbinding
door de rechter op grond van verwijtbaar handelen.
Gesprekken met sociale partners
In de afgelopen periode zijn diverse gesprekken gevoerd met sociale partners in de
Stichting van de Arbeid om te bezien in welke specifieke gevallen behoefte en noodzaak
bestaat aan het afnemen van alcohol- en drugstesten. Daarbij is tegen de achtergrond
van het wettelijk kader ook de vraag aan de orde gekomen in welke gevallen de huidige
arbeidsrechtelijke mogelijkheden en het huidige ADM-beleid onvoldoende uitkomst bieden
en voor welke specifieke sectoren en functie(groepen) alcohol- en drugstesten dan
noodzakelijk zouden zijn.
Het belang van een goed ADM-beleid, waarin preventie, voorlichting, begeleiding en
de mogelijkheid tot het treffen van sancties aan de orde komen, wordt door alle partners
onderschreven. Maar bij werkgevers en werknemers blijkt er nog geen eenduidig beeld
te bestaan over de aard en de omvang van het door werkgevers aangegeven knelpunt.
Ook zijn nog onvoldoende specifieke situaties (sector/functies) in beeld gebracht
waarin alcohol- en drugstesten door hen noodzakelijk worden geacht in het kader van
de veiligheid.
Naast de besprekingen met de sociale partners is mijn ministerie al enige tijd in
gesprek met de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) over de mogelijkheid
om alcohol- en drugstesten toe te staan ter voorkoming van een zwaar ongeval. Het
gaat hierbij om bedrijven die werken met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Een
zwaar ongeval kan direct of op een later moment leiden tot gezondheidsschade bij zowel
werknemers als in de omgeving. In het Brzo8 is bepaald dat een bedrijf alle maatregelen moet treffen die nodig zijn om een zwaar
ongeval te voorkomen. Ten aanzien van de functies die voor de veiligheid in de Brzo-sector
van cruciaal belang zijn, acht zowel de VNCI als ik de mogelijkheid tot het afnemen
van alcohol- en drugstesten, als sluitstuk van deugdelijk ADM-beleid, van belang omdat
een zwaar ongeval grote maatschappelijke gevolgen kan hebben.
Maatregelen
Ondanks het feit dat het huidige ADM-beleid, in combinatie met arbeidsrechtelijke
grondslagen, een aantal mogelijkheden biedt om actie te ondernemen tegen medewerkers
die onder invloed van alcohol of drugs op de werkvloer verschijnen, krijg ik signalen
vanuit de werkgevers dat bedrijven in de praktijk toch niet altijd kunnen optreden.
Ik neem deze signalen serieus. Juist ook in het belang van de andere werknemers op
de werkvloer. Waar zich grote veiligheidsrisico’s kunnen voordoen doordat werknemers
onder invloed verkeren van alcohol of drugs moeten deze werknemers van de werkvloer
geweerd kunnen worden. Niet alleen voor hun eigen veiligheid, maar ook voor die van
hun collega’s. Hoewel ik mij er van bewust ben dat de sociale partners nog niet tot
een gedeeld beeld zijn gekomen, waarbij ik het dilemma dat zij signaleren goed begrijp,
voel ik mij doordrongen van de problematiek en start ik de voorbereidingen om in specifieke
gevallen het afnemen van alcohol- en drugstesten mogelijk te maken, aanvullend op
het huidige ADM-beleid. Dit doe ik langs drie lijnen:
Ten eerste richt ik mij op de Brzo-sector, omdat de veiligheidsrisico’s zich binnen
deze sector het meest evident voordoen. Voor Brzo-bedrijven verken ik, met inachtneming
van het juridisch kader, de wettelijke mogelijkheid voor het afnemen van alcohol-
en drugstesten bij voor de veiligheid cruciale functies. Ik zet het overleg met de
VNCI hierover voort.
Ten tweede ga ik onderzoeken of een wettelijke grondslag geformuleerd kan worden voor
andere specifieke gevallen waarin een zodanig groot veiligheidsrisico bestaat en er
een zwaarwegend algemeen belang is die de mogelijkheid van een alcohol- en drugstest
als sluitstuk van en aanvulling op het ADM-beleid rechtvaardigen. Ik wil hierbij ook
de vraag betrekken in welke mate de ondernemingsraad een rol kan spelen bij het al
dan niet initiëren van de mogelijkheid binnen een bedrijf om alcohol- en drugstesten
toe te staan. Ik wijs er hier wel op dat het opstellen van een dergelijke wettelijke
regeling complex is, onder meer omdat uitgewerkt zal moeten worden in welke specifieke
gevallen, bij wat voor soort werkzaamheden zich dusdanige veiligheidsrisico’s kunnen
voordoen waartegen binnen het ADM-beleid onvoldoende effectief kan worden opgetreden
en welke instrumenten je daarvoor door wie zou kunnen/moeten inzetten. Daarvoor heb
ik bij voorkeur ook inbreng nodig van de sociale partners.
In afwachting daarvan neem ik niettemin het initiatief om alvast te starten met mijn
onderzoek en daarin de nodige stappen te zetten.
Ten derde ga ik inzetten op het verder versterken van het ADM-beleid binnen ondernemingen.
Dit is ook van belang om vast te stellen in welke situatie testen kunnen worden toegestaan.
Het creëren van een wettelijke grondslag, zoals hierboven uiteengezet wil ik daarop
dan ook afstemmen. Tegen de achtergrond van het door werkgevers aangegeven, en door
mij onderschreven, standpunt dat werknemers onder invloed van alcohol of drugs niet
thuishoren op de werkvloer, roep ik werkgevers op het ADM-beleid verder aan te scherpen,
actiever vorm te gaan geven en meer uit te dragen. Bijvoorbeeld door richtsnoeren
te verduidelijken en door preventie, voorlichting en begeleiding van de werknemer
te verbeteren. Ik zal met de sociale partners het gesprek hierover voeren en hen uitdagen
hierin nadere stappen te zetten. Ook werknemers dragen hierin een verantwoordelijkheid,
want deze is op grond van artikel 11 van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht om
op zijn werkplek zorg te dragen voor de eigen veiligheid en gezondheid en die van
andere betrokken personen. Ik ga onderzoeken of deze bepaling verdere aanscherping
behoeft. Werknemers hebben immers ook een grote verantwoordelijkheid naar hun werkgever
én naar hun collega’s om niet onder invloed van alcohol of drugs op het werk te verschijnen.
In deze context wijs ik er nog op dat in het kader van het Nationaal Preventieakkoord9 VNO-NCW/MKB-Nederland samen met de Ministeries van VWS en SZW het programma Vitaal
Bedrijf10 zijn gestart. Vitaal Bedrijf is een programma dat zich richt op zoveel mogelijk bedrijven
en organisaties integraal en structureel te laten werken aan een gezonde leefstijl
van werkenden. Het terugdringen van alcohol- en drugsgebruik is één van de speerpunten.
Vitaal Bedrijf stimuleert de inzet van goed beschreven en wetenschappelijk bewezen
interventies die hieraan bijdragen. Vooral in branches en bedrijven waar de grootste
gezondheidswinst is te behalen.
Tot slot merk ik nog het volgende op: De problematiek van alcohol en drugs op de werkplek
zie ik als urgent. Ik realiseer mij dat ik met mijn voornemens vooruitloop op een
eventueel voorstel vanuit de sociale partners. Mochten de sociale partners alsnog
met een (gezamenlijk) voorstel komen voor een andere, meer effectieve aanpak dan de
inzet die ik u geschetst heb, dan sta ik daar vanzelfsprekend positief tegenover.
Ik ben dan bereid mijn plannen bij te stellen. Maar bij het uitblijven van zo’n gezamenlijk
voorstel zet ik onverminderd de voorbereidingen volgens de hierboven geschetste lijnen
voort.
Ik informeer uw Kamer rond de zomer over de voortgang.
Uitvraag ervaringen met informatie-uitwisseling inzake zieke werknemers
Aan uw Kamer heb ik ook toegezegd11 om te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvraag naar ervaringen
onder de AVG inzake informatie-uitwisseling rondom zieke werknemers. Zoals eerder
aangegeven, maak ik van de gelegenheid gebruik u hierover ook te informeren.
Er is een vragenlijst opgesteld die is uitgezet onder stakeholders. Er zijn inmiddels
al diverse reacties ontvangen. Een enkele respondent heeft aangegeven dat zij meer
tijd nodig hebben om te reageren. Zodra alle reacties zijn ontvangen en verwerkt en
besproken met stakeholders zal ik uw Kamer nader informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid