Brief regering : Nederlandse inzet voor de toekomstige relatie tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 378
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2020
In reactie op het verzoek van de vaste Commissie voor Europese Zaken over de Nederlandse
inzet voor de toekomstige relatie tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
en het verzoek van de algemene Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de rol en inzet van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
inzake het toekomstige handelsakkoord tussen de EU en het VK, beide van 19 december
2019, gaat deze Kamerbrief in op de Nederlandse belangen en inzet in de toekomstige
betrekkingen tussen de EU en het VK, alsmede het voorziene tijdpad, de structuur van
de onderhandelingen en de manier waarop uw Kamer hierover zal worden geïnformeerd.
Na de uitslag van de Britse verkiezingen van 12 december 2019 is de verwachting dat
het VK het terugtrekkingsakkoord, waarover op 17 oktober 2019 overeenstemming werd
bereikt, zal ratificeren. Daarnaast dient de ratificatieprocedure aan Europese zijde
te worden voltooid. Het VK zal dan per 1 februari 2020 de EU verlaten. Tegen die achtergrond
acht het kabinet de kans op een no deal op 1 februari 2020 nihil en heeft daarom het besluit genomen de Nederlandse contingency planning af te schalen. Afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen over
de toekomstige relatie zullen sommige contingency maatregelen na afloop van de overgangsperiode opnieuw nodig zijn, waarbij andere
maatregelen kunnen worden omgezet in preparedness maatregelen omdat die in elk geval nodig zullen zijn in de context van de toekomstige
relatie tussen de EU en het VK. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
zal, in samenwerking met de andere betrokken bewindspersonen, het bedrijfsleven en
andere belanghebbenden blijven informeren over wat zij kunnen verwachten van de situatie
na het einde van de overgangsperiode en hoe daarop voor te bereiden.
Met de ratificatie en inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord zullen de hoofddoelen
van de EU en Nederland in de Artikel 50 onderhandelingen zijn bereikt: de rechten
van EU-burgers in het VK worden gegarandeerd, het VK committeert zich om te voldoen
aan alle verplichtingen die het tijdens het lidmaatschap van de EU is aangegaan en
een harde grens op het Ierse eiland wordt voorkomen waarbij de integriteit van de
interne markt zoveel mogelijk geborgd wordt.
Na de terugtrekking van het VK uit de EU met het terugtrekkingsakkoord zal vervolgens
de overgangsperiode van kracht worden. Gedurende deze overgangsperiode zullen de onderhandelingen
over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK worden gevoerd. De Europese
Commissie zal de onderhandelingen voeren aan de hand van een mandaat. Bij het bepalen
van de inhoud van dat mandaat zullen de aan het terugtrekkingsakkoord gehechte Politieke
Verklaring over het kader voor de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK
en de eerder overeengekomen richtsnoeren en verklaringen van de Europese Raad in acht
worden genomen.
Nederlandse inzet
Zoals het kabinet steeds heeft aangegeven, wordt Nederland bij vertrek van het VK
uit de EU hard geraakt. Om mogelijke verstoringen zoveel mogelijk te voorkomen en
verzachten, is de inzet van het kabinet vanaf het eerste moment gericht geweest op
een zo breed en diep mogelijke toekomstige relatie tussen de EU en het VK die naast
handel ook sociaaleconomische onderwerpen en interne en externe veiligheid beslaat,
binnen de EU randvoorwaarden zoals uiteen gezet in de richtsnoeren van de Europese
Raad. Daarbij moet tevens rekening gehouden worden met de wensen van het VK, onder
andere de wens om de interne markt en de douane-unie te verlaten. Ondanks de ambitieuze
inzet van het kabinet zal de relatie met het VK als gevolg van de terugtrekking van
het VK uit de EU onherroepelijk in diepte en intensiteit afnemen. Daar komt bij dat
de beschikbare tijd voor onderhandelingen in alle gevallen beperkt is en het aantal
complexe onderwerpen groot. Binnen die beperkingen zet het kabinet in op de best mogelijke
uitkomst, waarbij rekening moet worden gehouden met het risico dat er aan het einde
van dit jaar een beperkter akkoord ligt dan het kabinet zou wensen. Europese Commissievoorzitter
Ursula von der Leyen heeft dit ook benoemd in een toespraak tijdens haar bezoek aan
Londen op 8 januari.
De Politieke Verklaring over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en het VK dekt
de voor Nederland belangrijke onderwerpen in voldoende mate af en het kabinet vertrouwt
er daarom op dat hetzelfde zal gelden voor het mandaat voor de Commissie. De Nederlandse
belangen zijn steeds op alle niveaus ingebracht in Brussel en in contacten met andere
Europese lidstaten. Gezien de grote belangen voor Nederland in de toekomstige relatie
tussen de EU en het VK, zal het gehele kabinet zich blijven inzetten om die goed voor
het voetlicht te brengen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
zal, in samenwerking met de andere betrokken bewindspersonen, opkomen voor de Nederlandse
handelsbelangen. Hieronder volgt een uiteenzetting van de voor Nederland belangrijkste
onderwerpen en de inzet van het kabinet.
Het kabinet zet in op een ambitieuze toekomstige relatie op basis van een balans tussen
rechten en verplichtingen, die de autonomie van EU besluitvorming en de integriteit
van de interne markt en de douane-unie waarborgt. Mede vanuit geopolitiek oogpunt
acht het kabinet het van groot belang dat de toekomstige relatie tussen de EU en het
VK een duurzame samenwerking en hecht partnerschap mogelijk maakt.
De EU en het VK zijn in de Politieke Verklaring reeds overeengekomen dat het streven
is dat de kern van het toekomstige economische partnerschap zal worden gevormd door
een alomvattend en evenwichtig vrijhandelsakkoord, aangevuld met bredere sectorale
samenwerking. Gezien de nauwe economische banden tussen Nederland en het VK is het
voor Nederland van belang dat maximale markttoegang (zonder tarieven en quota) wordt
gecombineerd met effectieve en handhaafbare afspraken op het gebied van het gelijk
speelveld om oneerlijke concurrentie te voorkomen, de bescherming van mens, dier,
plant en milieu te waarborgen en een «race naar de bodem» te voorkomen. Dit is ook
herhaaldelijk door uw Kamer benoemd als punt van aandacht.1 De koppeling tussen markttoegang en gelijk speelveld wordt onderschreven door de
Commissie en andere lidstaten, met name die lidstaten die net als Nederland relatief
hard geraakt worden door de terugtrekking van het VK uit de EU. Het VK heeft zich
in de Politieke Verklaring gecommitteerd aan ambitieuze gelijk speelveld afspraken,
maar heeft ook aangegeven dat het de vrijheid wil hebben af te wijken van EU-regelgeving.
De verwachting is dat dit een sleuteldossier zal worden in de onderhandelingen.
Bij afspraken over goederen heeft Nederland ook belang bij soepele douaneprocedures
en afspraken over handelsfacilitatie en regulatory cooperation. Dergelijke afspraken kunnen de noodzaak van controles niet wegnemen, maar die wel
versoepelen en de administratieve druk op bedrijven verlichten. Ook andere lidstaten
met relatief grote goederenstromen van en naar het VK hebben hier belang bij, net
als het VK zelf. Naast afspraken over goederen zet het kabinet in de context van het
handelsakkoord specifiek in op ambitie op het gebied van diensten, omdat een substantieel
deel van het economisch verkeer tussen Nederland en het VK uit diensten bestaat. Bij
de totstandkoming van de Politieke Verklaring zijn mede op initiatief van het kabinet
de paragrafen over diensten en daarmee gepaard gaande gegevensstromen vanuit dit oogpunt
ambitieus geformuleerd. Het zoveel mogelijk faciliteren van gegevensstromen zou wat
het kabinet betreft moeten worden gecombineerd met het spoedig starten van de procedure
om tot een adequaatheidsbesluit te komen, waarmee de uitwisseling van gegevens tussen
de EU en haar lidstaten en het VK wordt vergemakkelijkt en de privacy van EU burgers
kan worden gewaarborgd wanneer informatie met Britse partijen wordt gedeeld.
Gezien de grote connectiviteit tussen Nederland en het VK heeft Nederland belang bij
goede afspraken op het gebied van transport. Daarbij zet het kabinet specifiek in
op een EU-brede luchtvaartovereenkomst met het VK met nauwe samenwerking met het VK
op het gebied van luchtvaartveiligheid. Voor het VK en veel andere lidstaten is dit
eveneens belangrijk om de continuïteit van luchtvervoer te waarborgen. Op het gebied
van wegtransport biedt de politieke verklaring voldoende aanknopingspunten voor het
ambitieuze akkoord dat het kabinet graag zou zien, met onder andere een verwijzing
naar belangrijke punten zoals markttoegang en sociale standaarden. Ook voor zeescheepvaart
en zeehavens zijn markttoegang en een gelijk speelveld van groot belang, naast voortzetting
van de samenwerking op het gebied van maritieme veiligheid.
Visserij is voor Nederland een kernbelang in de onderhandelingen tussen de EU en het
VK over de toekomstige relatie en daarom ook zo benoemd in het regeerakkoord. Om die
reden heeft het kabinet, in samenwerking met andere lidstaten met grote belangen op
het gebied van visserij, dit onderwerp steeds ingebracht in het Brusselse proces waarbij
de inzet is om wederzijdse toegang tot wateren en bestanden (inclusief de relatieve
stabiliteit voor de allocatie van de vangstmogelijkheden) te koppelen aan het behoud
van de markttoegang van het VK tot de EU voor (vis)producten. Deze inzet wordt gedeeld
door de Commissie. In de Politieke Verklaring is vastgelegd dat de partijen alles
in het werk zullen stellen om over visserij een akkoord te bereiken vóór 1 juli 2020,
wat ook de datum is waarvóór een eventueel besluit over het verlengen van de overgangsperiode
moet worden genomen. De verwachting is dat er hierdoor extra druk op dit onderwerp
zal ontstaan.
Op het gebied van mobiliteit van burgers is duidelijk dat het VK een einde wil maken
aan het vrij verkeer van personen – dit was een van de drijvende krachten achter de
wens om de EU te verlaten. VK-burgers die na afloop van de overgangsperiode naar Nederland
komen om te wonen en/of werken en niet vallen onder de reikwijdte van het terugtrekkingsakkoord,
zullen worden behandeld als derdelanders. Dit betekent dat zij een verblijfsvergunning
en/of een tewerkstellingsvergunning nodig hebben, afhankelijk van hun verblijfsdoel.
Nederland heeft reeds een faciliterend beleid voor kennismigranten zoals onderzoekers
en voor studenten. De voorwaarden voor toegang en verblijf voor doeleinden zoals onderzoek,
studie, opleiding en jongerenuitwisseling zullen onderwerp zijn van de onderhandelingen
over de toekomstige relatie. Hetzelfde geldt voor de voorwaarden voor verblijf in
het kader van tijdelijke dienstverlening. Het kabinet heeft specifiek aandacht gevraagd
voor het belang van de coördinatie van sociale zekerheid en familierecht, hetgeen
ook is opgenomen in de politieke verklaring.
Gezien de geografische nabijheid van het VK heeft Nederland groot belang bij ambitieuze
afspraken over interne veiligheid. Het hoofdstuk over interne veiligheid in de Politieke
Verklaring biedt daartoe een goed uitgangspunt. Het kabinet zet op dit vlak in op
nauwe samenwerking, met name bij informatie-uitwisseling en rechtshulpsamenwerking
en bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme. Daarnaast is nauwe samenwerking
tussen EU-agentschappen zoals Europol en Eurojust en het VK belangrijk. Het is volgens
het kabinet van belang om spoedig te starten met de procedure om ook op het terrein
van de politie- en justitiesamenwerking tot een adequaatheidsbesluit te komen, waarmee
de uitwisseling van politie- en justitiegegevens tussen de EU en haar lidstaten en
het VK wordt vergemakkelijkt en de privacy van EU burgers kan worden gewaarborgd.
Tevens zet Nederland erop in om te regelen dat ook na Brexit justitiële documentatie
kan worden uitgewisseld in het kader van pre employment screening om kindermisbruik tegen te gaan. Ook andere lidstaten en het VK zelf hebben belang
bij nauwe interne veiligheidssamenwerking. Bij de vorm en inhoud van de te maken afspraken
dienen een balans van rechten en verplichtingen en passende waarborgen in acht te
worden genomen om de rechten van EU-burgers te beschermen (waaronder het recht op
bescherming van persoonsgegevens).
Hoewel het VK de EU verlaat, blijft het een belangrijke strategische partner op het
wereldtoneel. Het is voor het kabinet dan ook van belang dat als onderdeel van de
toekomstige relatie afspraken worden gemaakt over samenwerking op het gebied van externe
veiligheid en extern beleid. De Politieke Verklaring bevat goede aanknopingspunten
voor afspraken over consultatie, coördinatie van sanctiebeleid, VK deelname aan EU
missies en operaties, defensiecapaciteit en ontwikkelingssamenwerking. Het VK en andere
lidstaten hechten ook belang aan dit onderwerp.
Gezien de voorziene breedte en diepte van de toekomstige relatie tussen de EU en het
VK zijn een passende en effectieve geschillenbeslechting alsmede instrumenten voor
toezicht, implementatie en handhaving van groot belang. Daarbij is het kabinet van
mening dat de vorm van de afspraken hierover moet volgen uit de aard van het uit te
onderhandelen akkoord of akkoorden en de inhoud van de afgesproken rechten en verplichtingen.
Hierbij geldt dat daar waar bij de oplossing van een geschil door een arbitragepanel
EU-recht moet worden uitgelegd, er een rol voor het EU Hof van Justitie dient te zijn.
Tijdspad en structuur onderhandelingen
De verwachting is dat het VK het terugtrekkingsakkoord spoedig zal ratificeren. Ook
dient aan EU-zijde het Europees Parlement het terugtrekkingsakkoord goed te keuren,
waarna de Unie het ratificatieproces kan voltooien door het Raadsbesluit tot sluiting
van het terugtrekkingsakkoord vast te stellen en daarmee de voorzitter van de Raad
te machtigen om, namens de Unie, de kennisgeving als bedoeld in artikel 185 van het
terugtrekkingsakkoord te verrichten. Na de terugtrekking van het VK uit de EU per
1 februari 2020 met het terugtrekkingsakkoord zal de overgangsperiode van kracht worden,
die duurt tot en met 31 december 2020.
Deze overgangsperiode kan eenmalig worden verlengd met maximaal 24 maanden. De EU
en het VK moeten vóór 1 juli 2020 gezamenlijk besluiten tot een eventuele verlenging.
Het VK heeft vooralsnog aangegeven geen voorstander te zijn van een verlenging van
de overgangsperiode, hetgeen de beschikbare tijd voor onderhandelingen en ratificatie
van het te bereiken akkoord zou beperken tot het einde van 2020. Tegen de achtergrond
van de datum van 1 juli zal zowel de bijeenkomst van de Europese Raad (ER) in maart
als die in juni gebruikt worden om de voortgang van de onderhandelingen te bespreken.
Gezien de Nederlandse wens om tot een zo ambitieus en gebalanceerd mogelijke relatie
te komen, is de inzet van het kabinet erop gericht dat de onderhandelingen over de
toekomstige relatie zo spoedig mogelijk na de terugtrekking van het VK uit de EU beginnen
over zoveel mogelijk van de in de Politieke Verklaring genoemde onderwerpen.
Op aanbeveling van de Commissie zal een mandaat worden vastgesteld op basis waarvan
de Commissie met het VK zal onderhandelen. Dit mandaat kan pas worden vastgesteld
wanneer het VK de EU heeft verlaten. De Europese Raad in Artikel 50 samenstelling
(ER Artikel 50) heeft op 13 december 2019 de Commissie uitgenodigd direct na de terugtrekking
van het VK een uitgebreid ontwerpmandaat te presenteren. Het kabinet zet in op een
spoedige vaststelling van het mandaat, met inachtneming van de nodige procedures om
nationale parlementen te informeren, om zodoende zo goed mogelijk gebruik te maken
van de beperkt beschikbare tijd voor de daadwerkelijke onderhandelingen. De voortgang
van de onderhandelingen zal ook afhangen van het VK.
Binnen de Commissie is Michel Barnier aangesteld als «lead coordinator» van de onderhandelingen met het VK. Samen met zijn team zal hij het overzicht houden
over de voortgang aan de verschillende onderhandelingstafels, met als doel de balans
in de onderhandelingen en het akkoord of de akkoorden te bewaken.
Aan de kant van de lidstaten heeft de ER artikel 50 reeds geconcludeerd dat de ER
de onderhandelingen nauwlettend zal blijven volgen. Tevens heeft de ER geconcludeerd
dat de onderhandelingen in voortdurende coördinatie en permanente samenspraak met
de Raad en zijn voorbereidende instanties moeten worden gevoerd. Tussen bijeenkomsten
van de ER in zullen de Raad Algemene Zaken en het Coreper, bijgestaan door een speciale
Raadswerkgroep, zorgen dat de onderhandelingen overeenkomstig de door de ER overeengekomen
algemene standpunten en beginselen en het mandaat van de Raad gevoerd worden. Met
deze structuur is er aan de Raadskant een centrale kolom waar het overzicht wordt
bewaakt en coördinatie van de onderhandelingen plaatsvindt. Ook blijft de mogelijkheid
bestaan voor vakraden om op hun thema’s in gesprek te gaan met de Commissie, zodat
ook Ministers gestand kunnen doen aan hun politieke verantwoordelijkheid. Dit geldt
vanzelfsprekend ook voor de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
In Den Haag zal de Brusselse structuur worden gespiegeld en zal de centrale coördinatiestructuur
worden voortgezet met een coördinerende rol voor de Minister van Buitenlandse Zaken.
De ratificatieprocedure van het te sluiten akkoord of de te sluiten akkoorden tussen
de EU en het VK zal pas in een later stadium bepaald kunnen worden afhankelijk van
de inhoud daarvan en de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten.
Informatievoorziening
Gezien de grote belangen voor Nederland bij de terugtrekking van het VK uit de EU,
heeft het kabinet gedurende de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit
de EU steeds getracht uw Kamer zo volledig mogelijk te informeren. Het kabinet zal
deze inspanningen voortzetten tijdens de onderhandelingen over de toekomstige relatie.
Ook de grote mate van transparantie van de Commissie en de bereidheid van Michel Barnier
om herhaaldelijk met uw Kamer in gesprek te gaan, hebben een belangrijke rol gespeeld
in de informatievoorziening richting uw Kamer. Het kabinet zal in Brussel blijven
pleiten voor een voortzetting van het proces op dezelfde voet. De Commissie heeft
reeds aangegeven hiertoe bereid te zijn. De staande afspraken rondom informatievoorziening
over internationale onderhandelingen van de EU zullen gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking