Brief regering : Stand van zaken van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren en de uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 104 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Het aantal dak- en thuislozen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het kabinet
heeft uw Kamer op 6 december jl. geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen
om het aantal dak- en thuislozen fors te verminderen.1 Zij vormen een kwetsbare groep mensen die – vanzelfsprekend – het liefst zo zelfstandig
mogelijk wonen in de wijk en meedoen aan de samenleving, bijvoorbeeld door het volgen
van een opleiding of werk. Uit onderzoek blijkt dat het merendeel dit ook kan.2 Samen met een groot aantal partijen werk ik op verschillende manieren aan het bieden
van merkbaar betere ondersteuning van dak- en thuislozen en van mensen die, al dan
niet na een periode van dakloosheid, beschermd of begeleid wonen. Met deze voortgangsrapportage
informeer ik uw Kamer – in aanvulling op de brief van 6 december over het terugdringen
van dakloosheid – over de voortgang van verschillende trajecten die de afgelopen periode
in gang zijn gezet.
Kernpunten van deze brief
In deze brief ga ik in op:
• de stand van zaken van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren;
• de uitvoering van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang;
• de aanpak van schulden van mensen die beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang
zitten;
• de resultaten van het onderzoek naar de landelijke toegankelijkheid van beschermd
wonen en de maatschappelijke opvang;
• het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen;
• het traject om het inzicht in het gebruik van de maatschappelijke opvang en het beschermd
wonen te vergroten.
Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren
Op 14 maart jl. lanceerde ik het actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021
(Kamerstuk 29 325, nr. 97), waarmee ik een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar)
wil realiseren en de integrale ondersteuning op alle levensgebieden van deze jongeren
wil verbeteren. Dit is nodig omdat ons land op 1 januari 2018 volgens schatting van
het CBS 9.400 dak- en thuisloze jongeren telde. Een onacceptabel hoog aantal. De komende
jaren wil ik bereiken dat we (potentieel) dak- en thuisloze jongeren niet vanuit wantrouwen,
maar juist vanuit vertrouwen benaderen, onder andere door hun perspectief voorop te
zetten en leidend te laten zijn bij de geboden hulp. Dit is een randvoorwaarde om
het aantal dak- en thuisloze jongeren terug te dringen. Tot dusver zijn de volgende
activiteiten ondernomen en resultaten geboekt om dit doel te bereiken.
• Ik ben met 14 pilotgemeenten aan de slag gegaan om het aantal dak- en thuisloze jongeren
in die gemeenten met 100% terug te dringen. Dit doel moet eind 2021 zijn gerealiseerd.
Ook willen we met de aanpak voorkomen dat jongeren dak- en thuisloos worden. Het Instituut
voor Publieke Waarden begeleidt de pilotgemeenten hierbij. Om een gezamenlijke succesvolle
werkwijze te ontwikkelen, zijn door de gemeenten en jongeren zelf knelpunten in wet-
en regelgeving in beeld gebracht. Met de betrokken wethouders is de afspraak gemaakt
dat de mogelijkheden voor het leveren van maatwerk voor deze kwetsbare groep mensen
binnen o.a. de Participatiewet door hen wordt ingezet, om zo snel stappen te kunnen
zetten. Daar waar regelgeving verkeerd uitpakt, bespreek ik dit met mijn collega bewindspersonen
van de Ministeries van SZW en BZK. Met VNG, SZW en Divosa is afgesproken dat pilotgemeenten
in verschillende sessies actief worden meegenomen in de mogelijkheden voor maatwerk
binnen de Participatiewet. Hierbij worden ook goede voorbeelden gedeeld.
Tevens is op basis van de knelpunten een eerste set «startpunten» geformuleerd, die
duidelijk maken wat nodig is om dak- en thuisloze jongeren op een zo goed mogelijke
manier te helpen en hoe dak- en thuisloosheid onder jongeren zoveel mogelijk kan worden
voorkomen. Deze «startpunten» worden doorlopend geëvalueerd en bijgesteld, en zullen
na verloop van tijd ook worden gedeeld met andere gemeenten. Dit geldt ook voor de
belangrijkste opgedane inzichten vanuit de pilotgemeenten, waarbij in samenwerking
met het Kans fonds aan 70 jongeren met «ontschotte middelen» wordt getoond hoe op
een doelgerichte manier doorbraken kunnen worden gerealiseerd voor jongeren op alle
levensgebieden.
• Begin 2020 is de nulmeting beschikbaar die in beeld brengt hoeveel dak- en thuisloze
jongeren elk van de 14 pilotgemeenten op dit moment heeft. Hierbij wordt ook gemeten
bij hoeveel van deze jongeren sprake is van herhaalde dak- en thuisloosheid (terugval),
wat de gemiddelde wachttijd onder jongeren is voor een plek in de opvang en wat de
gemiddelde verblijfsduur in de opvang is.
• Jongeren worden actief betrokken bij de uitvoering van verschillende acties uit het
Actieprogramma, waarbij veel ruimte is voor eigen initiatief. Hiertoe is het zogeheten
«Wij-land» opgericht. Jongeren uit heel Nederland kunnen zich via de website aanmelden
om mee te denken. Wij-land bestaat uit drie onderdelen:
o Een werkplaats, waarin alle jongeren kunnen meedenken en meedoen aan het Actieprogramma;
o Het leertraject, dat een aantal dak- of thuisloze jongeren uit de werkplaats gaat
volgen. In dit traject werken zij toe naar een eigen toekomst in de vorm van bijvoorbeeld
een onderneming of initiatief dat ze een duurzame kans geeft op de arbeidsmarkt;
o Het Jongerenpanel, dat samen met de Klankbordgroep kritisch meedenkt over de beste
manier om het Actieprogramma vorm te geven, waarbij het perspectief van de jongeren
centraal staat.
• Tijdens de looptijd van het programma worden diverse «creatieve denksessies» georganiseerd,
waarin we bekijken op welke vernieuwende manieren we met dak- en thuisloosheid onder
jongeren kunnen omgaan. De eerste sessie stond in het teken van preventie. De aanwezigen
concludeerden dat het noodzakelijk is meer aandacht te hebben voor (1) het behoud
van het eigen sociale netwerk van de jongeren, (2) adequate hulp op school en (3) het
stimuleren van doorstroom via particuliere initiatieven. Deze uitkomsten deel ik met
relevante partijen.
• In afstemming met Movisie is het thema «dak- en thuisloosheid» tot een van de prioriteiten
gemaakt in het werkplan van Movisie. Eerste resultaten hiervan zijn twee publicaties
die gemeenten kunnen helpen bij het verder verbeteren van de aanpak van dak- en thuisloosheid
onder jongeren. Het betreft «Wat werkt bij de aanpak van dak- en thuisloosheid onder
jongeren?»3 en «Welk maatwerk werkt goed voor kwetsbare jongvolwassenen 16–27?; Opbrengsten uit
vier werksessies.»4
• Ik zie om mij heen inspirerende initiatieven op het gebied van wonen en begeleiding,
zonder dat hiervoor nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om Kamers met aandacht in Utrecht, Credo Huizen in o.a. Maastricht en Humanitas Deventer.
Deze goede voorbeelden worden actief gedeeld met andere gemeenten.
Zoals hierboven aangegeven is sinds de start van het Actieprogramma in maart jl. veel
in gang gezet. In de bijlage bij deze brief is de geactualiseerde actieagenda opgenomen,
met daarin de prioriteiten voor de eerste helft van het komende jaar5. Dit half jaar is gericht op het behalen van concrete resultaten in de praktijk,
zoals het werken met jongerenregisseurs in de pilotgemeenten. Ik zet hier maximaal
op in samen met mijn collega bewindspersonen van BZK, SZW, OCW en JenV, gemeenten
en vele andere samenwerkingspartners.
Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang
In de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang zijn acht thema’s
uitgewerkt die voortkomen uit de visie «Van beschermd wonen naar beschermd thuis»
van de commissie Toekomst beschermd wonen. Deze thema’s zijn gericht op het bieden
van passende ondersteuning aan (psychisch) kwetsbare mensen in de thuissituatie. De
concretisering van de ambities van de meerjarenagenda vindt plaats langs twee lijnen:
a. versnelling van de lokale en regionale samenwerking en b. landelijke ondersteuning
van lokale en regionale partijen. Onderstaand ga ik nader in op beide actielijnen.
a. Versnelling van de lokale en regionale samenwerking
Tijdens bestuurlijk overleg Toekomst beschermd wonen en maatschappelijke opvang op
11 december 2018 hebben Rijk en gemeenten afgesproken dat alle regio’s in 2019 concrete
uitvoeringsafspraken hebben ten aanzien van het bieden van passende ondersteuning
van mensen die beschermd wonen of in de maatschappelijke opvang zitten. De uitvoeringsafspraken
gaan o.a. over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten in de regio, de
verdeling van
het beschikbare budget en de wijze waarop partijen in de regio samenwerken. In de
eerste helft van 2020 doet de – begin 2020 in te stellen – Taskforce beschermd wonen
en maatschappelijke opvang onderzoek naar de stand van zaken in de regio’s. Bij de
volgende voortgangsrapportage over een half jaar informeer ik uw Kamer over de uitkomsten
van dit onderzoek.
b. Landelijke ondersteuning van lokale en regionale partijen
Om de landelijke en lokale partijen te ondersteunen bij de implementatie van de ambities
uit de meerjarenagenda is per 1 juli jl. bij ZonMw een subsidieprogramma gestart.
Tevens is een landelijk projectleider bij ZonMw aangesteld die aanspreekpunt is voor
landelijke en regionale partijen en de mogelijkheid heeft regio’s te faciliteren waar
bijvoorbeeld uitvoeringsafspraken moeilijker tot stand komen.
Hieronder noem ik enkele concrete activiteiten die in het kader van de meerjarenagenda
zijn of worden opgepakt:
• Het realiseren of beschikbaar krijgen van voldoende woonruimten is in alle regio’s
het meest urgent. Het landelijk actieprogramma «Weer thuis!» van Aedes, VNG, Federatie
Opvang, RIBW- Alliantie, GGZ Nederland en het Leger des Heils biedt intensieve ondersteuning
in het bijeenbrengen van partijen, analyse van de lokale/regionale problematiek en
het vormgeven van afspraken. Op uitvoerend niveau wordt ondersteuning geboden door
Platform 31.
• In het kader van het programma Langer thuis is een bestuurlijke Taskforce Wonen en
Zorg opgericht door VNG, Aedes, Actiz en de Ministeries van VWS en BZK, deze heeft
de focus op ouderen.6 Het bijbehorende ondersteuningsteam helpt gemeenten en betrokken partijen de komende
jaren visies, opgaven en plannen te realiseren, waar kwetsbare groepen, zoals dak-
en thuislozen uiteraard ook onderdeel van zijn.
• De afgelopen maanden is gewerkt aan het project «vernieuwing in de opvang». Doel van
dit traject is gemeenten te ondersteunen bij het maken van de beweging van «hulp in
de opvang» naar «begeleiding thuis». In acht gemeenten heeft de landelijke projectleider
praktische handvatten geboden om hier eerste stappen in te zetten. Tevens zijn twee
inspiratiesessies voor gemeenten en aanbieders georganiseerd.
• In de zomer van 2019 hebben werkplaats COMO en MIND de publicatie «Droom en Daad»
opgeleverd, die als bijlage aan deze brief is toegevoegd7. Dit rapport bevat een inventarisatie van goede voorbeelden en versterkingswensen
op het gebied van beleidsparticipatie en belangenbehartiging. Het rapport is verspreid
onder gemeenten, woningcorporaties en aanbieders en bevat waardevolle aanknopingspunten
om lokaal en regionaal cliënten beter te betrekken. Als vervolg wordt momenteel gewerkt
aan een «vliegende brigade» met (ervaringsdeskundige) experts die in de loop van 2020
op verzoek ingezet kunnen worden om in de regio de beleidsparticipatie en inzet van
ervaringsdeskundigen te bevorderen.
• Op het thema schulden werkt de Federatie Opvang in samenwerking met MIND, werkplaats
COMO, RIBW-alliantie, GGZ-Nederland, Aedes en Divosa aan de verbetering van de vroegsignalering,
innovatieve concepten, preventie en ook aan de curatieve aanpak van schulden. Voor
het delen van deze kennis wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het programma
«Beschermd thuis» bij ZonMw. De uitkomsten worden uitgewerkt en uitgevoerd in een
trainingsprogramma voor medewerkers (ook ervaringsdeskundigen) in de opvang. Hierdoor
worden mensen met multiproblematiek binnen de maatschappelijke opvang beter toegeleid
naar de gemeentelijke schuldhulp.
• Een belangrijk punt in de meerjarenagenda is dat meer mensen met een psychische kwetsbaarheid
zelfstandig met begeleiding in de wijken gaan wonen. Dit vergt aan de ene kant een
goede infrastructuur als het gaat om zorg en welzijn en aan de andere kant wijken
die deze mensen opnemen als wijkgenoten. Samen Sterk zonder Stigma heeft in Tilburg,
Apeldoorn en Utrecht pilots gedaan in wijken om te komen tot grotere acceptatie van
deze doelgroep. Hun werkwijze met ambassadeurs en procesbegeleiders blijkt succesvol
te zijn. Dit wordt verder doorgezet in andere plaatsen en wijken en aangevuld met
onderzoek om deze werkwijze nog verder te versterken.
• In de motie van het lid Hijink8 wordt de regering opgeroepen te onderzoeken of sociaal psychiatrisch verpleegkundigen,
die onderdeel zijn van gemeentelijke wijkteams, een rol kunnen krijgen in het indiceren
van bemoeizorg bij mensen bij wie een ernstig vermoeden van psychische problemen bestaat,
maar die nog niet in beeld zijn van de GGZ. Het inzetten van bemoeizorg bij mensen
die nog niet in beeld zijn van de GGZ is een taak van gemeenten op grond van de Wmo
2015. Dit kan op verschillende manieren vorm krijgen. De gemeente Den Haag financiert
bijvoorbeeld sociaalpsychiatrische hulverleners van Parnassia om de wijkteams bij
te staan. In de stad Utrecht zijn proeftuinen opgezet waarin professionals in de specialistische
GGZ samenwerken met ambulante woonbegeleiders, mensen die patiënten toeleiden naar
werk en ervaringsdeskundigen. Deze samenwerking vindt plaats in één geïntegreerd team
waarin sociaal domein en medisch domein samen de herstelvraag van de burger helpen
beantwoorden. Ik vind het van belang dat binnen gemeenten voldoende kennis beschikbaar
is over de signalering van en ondersteuning bij verward gedrag en psychische problematiek.
Gemeenten kunnen via ZonMw tot en met 2021 een aanvraag indienen voor financiering
van een trainingsplan, om de kennis over deze doelgroep ter verhogen. De trainingen
hebben als doel het vaardiger maken van de (gemeentelijke) hulpverleners in de omgang
met mensen met psychische of psychiatrische problemen, een licht verstandelijke beperking
en/of multiproblematiek.
Schuldenaanpak
In de voortgangsrapportage van 4 juli 2019 heb ik u geïnformeerd over de bijeenkomst
van het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak van 4 juli jl. met als thema schuldenproblematiek
in beschermd wonen en de maatschappelijke opvang.9 De gedachte achter deze themabijeenkomst was dat kwetsbare burgers (met name met
zware psychische problematiek in combinatie met een licht verstandelijke beperking
en laaggeletterdheid) vatbaarder zijn voor schulden en dat schulden zwaarder op hun
schouders wegen. Het aanpakken van de schuldenproblematiek is vaak een benodigd en
zelfs cruciaal onderdeel voor herstel. De GGZ-problematiek en andere problematiek,
zoals verslaving, criminaliteit en het ontbreken van een vast woonadres, schuldhulpverlening
en zorgverlening, zijn complex en kostbaar. Er ligt daarom een flinke uitdaging om
in het sociaal domein domeinoverstijgend te investeren in kennis (bijvoorbeeld over
stress sensitieve dienstverlening) en innovatieve aanpakken en -samenwerkingsverbanden.
Voordat effectief schuldhulpverlening kan worden ingezet, is rust creëren voor de
betrokkene wenselijk. Een praktische aanpak hiervoor is «EHBA»: Eerste Hulp bij Administratie.
Hierbij gaat het om het regelen van een inschrijfadres, een identiteitsbewijs, DigiD,
woonruimte, inkomen, zorgverzekering en toeslagen. Er ligt een uitdaging om efficiënt
met elkaar te organiseren, en daarmee deze hulp snel te kunnen bieden en hulpverleners
te ontlasten. Dit vraagt van publieke- en private schuldeisers om in een minnelijke
fase tot afspraken met elkaar te komen. Partijen hebben aangegeven vroegsignalering
belangrijk te vinden, zeker daar waar het om kwetsbare mensen gaat. De voorgenomen
wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zal bijdragen aan het verbeteren
van de schuldhulpverlening en vroegsignalering. Dit wetsvoorstel is recent door de
Staatssecretaris van SZW ingediend bij de Tweede Kamer.
Landelijke toegankelijkheid
Uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat ingezetenen van Nederland die maatschappelijke
opvang nodig hebben, altijd opgevangen moeten worden.
Deze «landelijke toegankelijkheid» is voorgeschreven in artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De afgelopen maanden is onderzoek gedaan naar de knelpunten rondom de landelijke toegankelijkheid.
Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan10. Het onderzoek van Significant/APE wijst een aantal knelpunten aan die het voor gemeenten
moeilijk maken om de landelijke toegankelijkheid goed te kunnen uitvoeren. Uit het
rapport blijkt dat de druk op de capaciteit van de maatschappelijke opvang door het
toenemend aantal daklozen voor veel gemeenten een groot knelpunt is. Andere genoemde
knelpunten, zoals het kunnen garanderen van een warme overdracht en de variaties in
het toegangsproces, hangen hier nauw mee samen. Dit benadrukt het belang van een goede
aanpak van het toenemende aantal daklozen, waarover het kabinet u op 6 december jl.
heeft geïnformeerd.11
Begin 2019 heb ik gesprekken gevoerd met de wethouders van gemeenten waar meerdere
mystery guests in 2018 geen toegang hebben gekregen tot een slaapplek in de maatschappelijke
opvang. De wethouders van de gemeenten waar meerdere mystery guests zowel in 2017
als in 2018 geen toegang kregen tot de maatschappelijke opvang heb ik – in het kader
van het interbestuurlijk toezicht – om een plan van aanpak en een voortgangsbericht
gevraagd. De gesprekken en de ontvangen informatie geven mij voldoende vertrouwen
dat de ernst van de zaak duidelijk is en dat zij actief aan de slag zijn met het doorvoeren
van verbeteringen.
Gemeenten zijn bezig met het implementeren van de nieuwe beleidsregels rondom de landelijke
toegankelijkheid. Gemeenten hebben aangegeven graag meer te willen leren van elkaar
op dit aspect. Ik wil gemeenten graag faciliteren in dit proces. Tegelijkertijd wil
ik blijven monitoren of deze inspanningen ertoe leiden dat de landelijke toegankelijkheid
verbetert. In het voorjaar van 2020 zal daarom actieonderzoek plaatsvinden dat gemeenten
enerzijds moet helpen om hun toegangsproces beter vorm te geven, en anderzijds inzicht
moet geven in het effect van de verbetermaatregelen van het afgelopen jaar. Zodra
dit onderzoek beschikbaar is, deel ik dit met uw Kamer.
Nieuw verdeelmodel
In de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang van 4 juli jl.
heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies van het Expertiseteam «Doordecentralisatie
Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen». Rijk en VNG hebben hiermee ingestemd,
met inachtneming van de benoemde aandachtspunten.
Samengevat houdt het advies in dat in tien jaar tijd wordt toegewerkt naar een objectief
verdeelmodel en algehele doordecentralisatie van beschermd wonen. Gemeenten stappen
in die periode geleidelijk over van de huidige historische verdeling over centrumgemeenten
naar een volledig objectieve verdeling over alle gemeenten. Het ingroeipad begint
in 2021, waarbij de middelen in 2021 100% historisch worden verdeeld. In 2022 wordt
een deel van de middelen voor het eerst objectief verdeeld. De centrumgemeenten blijven
verantwoordelijk voor bestaande cliënten. De nieuwe cliënten vallen vanaf 2022 onder
de verantwoordelijkheid van alle gemeenten. Over de eventuele doordecentralisatie
van de maatschappelijke opvang zal op basis van een evaluatie in 2026 een beslissing
worden genomen.
De afgelopen periode is de uitwerking van de 10 bouwstenen uit het advies voortvarend
ter hand genomen en hebben Rijk en VNG per bouwsteen afspraken gemaakt over de planning.
Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Kerstens en Özütok
van 22 mei 2019.12 De financiële punten worden uitgewerkt door onderzoeksbureau AEF als onderdeel van
de lopende herijking van de verdeelmodellen sociaal domein in het gemeentefonds.13 Uw Kamer ontvangt volgens planning in het voorjaar van 2020 een voorstel voor het
nieuwe verdeelmodel beschermd wonen van de fondsbeheerders (de Minister van BZK en
de Staatssecretaris van Financiën), als onderdeel van een brief over een nieuwe verdeling
voor het gehele gemeentefonds.
Inzicht in het gebruik van beschermd wonen en maatschappelijke opvang
Conform het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) werk ik aan het beter in beeld brengen van daklozen en dak- en thuisloze jongeren,
maar ook van de mensen die in beschermd wonen verblijven. Dit sluit aan bij de moties
van de leden Volp en Berckmoes-Duindam (Kamerstuk 29 325, nr. 84), de motie van het lid Bergkamp (Kamerstuk 29 325, nr. 86), de motie van het lid Leijten (Kamerstuk 29 325, nr. 82) en de motie van de leden Dik-Faber, Regterschot, Van den Berg en Diertens (Kamerstuk
35 300 XVI, nr. 73) waarin de regering wordt verzocht meer zicht te krijgen op bepaalde groepen.
Zoals ik u in de voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang 17 december
2018 meldde, heb ik samen met de VNG, VNG Realisatie en diverse gemeenten in 2018
de monitoringsbehoeften van gemeenten in kaart gebracht.14 De afgelopen periode hebben VWS, VNG en een aantal pilotgemeenten gewerkt aan het
operationaliseren van de indicatoren waar we op landelijk niveau beter inzicht in
willen krijgen. Het betreft: cliëntkenmerken, de mate van ambulantisering, cliëntzorgpaden,
verblijfsduur en verhuisbewegingen van cliënten. Het grootste deel van de informatie
is vanaf 2020 beschikbaar via de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein. In 2020 werken
we verder aan enkele indicatoren die minder snel inzichtelijk te maken zijn.
Tot slot
De relevante lokale, regionale en landelijke partijen voelen een grote verantwoordelijkheid
om (psychisch) kwetsbare mensen die dak- of thuisloos zijn, gebruik maken van de maatschappelijke
opvang, beschermd wonen of die begeleiding ontvangen vanuit de huissituatie, goed
te helpen. Door het bundelen van onze krachten willen wij de komende jaren de noodzakelijke
verbeteringen doorvoeren zodat deze mensen zo spoedig mogelijk weer op eigen wijze
deel kunnen nemen aan de samenleving. We staan voor een grote opgave. Onze dak- en
thuisloze, verslaafde en psychisch kwetsbare medemensen verdienen het dat wij ons
daarbij tot het uiterste inzetten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.