Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 3 december 2019, over het bericht dat voor de productie van houtige biomassa op grote schaal hele bomen gebruikt worden in tegenstelling tot wat de minister eerder beweerde
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 430 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2019
Op 3 december jl. heeft uw Kamer verzocht om een reactie op een opinieartikel over
de bijstook van duurzame biomassa in kolencentrales1 (Handelingen II 2019/20, nr. 31, Regeling van werkzaamheden). Met deze brief voldoe
ik, mede namens de Minister voor Milieu en Wonen, aan dit verzoek.
Belang van duurzame biomassa
In mijn brief van 15 november jl. (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 404) heb ik uitgebreid toegelicht dat het kabinet ziet dat er duurzaamheidsrisico’s bestaan
bij het gebruik van biomassa voor energie, dat het terecht is dat hier aandacht voor
wordt gevraagd en dat het kabinet beleid heeft om deze risico’s te mitigeren. Alleen
wanneer we waarborgen dat houtpellets daadwerkelijk duurzaam zijn, draagt de inzet
ervan bij aan het realiseren van de klimaatopgave.
Om ervoor te zorgen dat de biomassa – houtpellets – die in Nederland gebruikt worden
voor het bij- en meestoken in kolencentrales daadwerkelijk duurzaam is, zijn in overleg
met natuur- en milieuorganisaties en energiebedrijven strenge duurzaamheidseisen opgesteld.
Deze duurzaamheidseisen zijn vervolgens in wetgeving vastgelegd, en het verkrijgen
van SDE+-subsidie voor bij- en meestook is gekoppeld aan het voldoen aan de wettelijke
eisen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid ben ik aanspreekbaar op de juistheid van de
subsidieverlening.
In mijn brief van 15 november jl. heb ik beschreven wat het kabinet beoogt met de
duurzaamheidseisen die voor de gesubsidieerde inzet van houtpellets gelden. Het opinieartikel
schetst een beeld alsof deze eisen in de praktijk niet worden nageleefd en het kabinetsbeleid
zelfs een averechts effect zou hebben. Graag zet ik hier het volgende beeld tegenover.
Borgen van duurzaamheid
De wettelijk vastgestelde Nederlandse duurzaamheidseisen zijn opgesteld om te waarborgen
dat de productie van houtpellets op verschillende aspecten duurzaam is. In de eisen
is onder andere aangegeven dat:
• Gebruik van biomassa niet leidt tot het ontstaan van een langlopende koolstofschuld:
de bosbeheereenheid waaruit het hout afkomstig is, wordt beheerd met het oog op het
op lange termijn of middellange termijn behouden of vergroten van koolstofvoorraden.
• Productie van houtpellets mag niet leiden tot kap van oerbossen.
• Het bos moet zodanig worden beheerd dat de biodiversiteit in stand wordt gehouden
en waar mogelijk versterkt.
Wanneer houtpellets aan deze (en alle andere gestelde) eisen voldoen, kan met recht
worden gezegd dat deze duurzaam zijn. Deze pellets kunnen van allerlei soorten hout
gemaakt zijn, zoals kroonhout, snoeihout, dunningshout, en houtresten uit zagerijen.
In mijn brief van 15 november jl. heb ik dit omschreven als de onvermijdelijke reststromen
van de reguliere productie van hout. Dit kunnen ook «hele bomen» zijn, zoals het in
het opinieartikel genoemd wordt. Deze term is evenwel misleidend, want ook hele bomen
die in het reguliere dunningsproces worden gekapt, behoren tot een onvermijdelijke
reststroom.
In het opinieartikel wordt daarbij verwezen naar informatie van een grote pelletfabrikant,
waaruit zou blijken dat slechts 1/5-deel van de houtpellets gemaakt wordt van «afval»;
dit is echter een onjuiste interpretatie van deze informatie. Uit de informatie van
de pelletfabrikant blijkt dat de houtpellets voor 1/5-deel van zaagsel en andere resten
uit zagerijen wordt gemaakt, en voor 4/5-deel van hout uit verschillende soorten bossen.
Dit zegt echter niets over de kwaliteit van het hout, en/of er sprake is van de hierboven
benoemde, onvermijdelijke reststromen. Zodoende kan hier geen verdere conclusie aan
worden verbonden.
In tegenstelling tot de stelling in het opinieartikel, ben ik van mening dat de SDE+
geen economische prikkel is waardoor hout wordt verstookt dat zonder subsidie hoogwaardiger
zou worden toegepast. Uit openbare informatie over bijvoorbeeld de houtprijzen in
het zuiden van de Verenigde Staten blijkt dat de prijs van pulphout – de grondstof
voor houtpellets, maar ook voor papier en spaanplaat – ongeveer de helft is van zaaghout
en dat deze verhouding de afgelopen 10 jaar nagenoeg ongewijzigd is2. De Nederlandse subsidie heeft hierop geen zichtbare invloed gehad. Daarmee wordt
ook de stelling uit het opinieartikel dat de Nederlandse subsidie voor bijstook van
duurzame biomassa indirect leidt tot meer houtkap ontkracht. Uiteraard is het van
belang dit te blijven volgen.
Tot slot
Ik begrijp de zorgen over de duurzaamheid van biomassa en houtige biomassa in het
bijzonder. Dat is exact de reden dat het kabinet – in overleg met de belanghebbenden
– strenge wettelijke duurzaamheidseisen heeft opgesteld voor houtpellets en werkt
aan een duurzaamheidskader voor alle biomassastromen en de toepassing hiervan. Daarbij
is, zoals het Klimaatakkoord aangeeft, het streven om toe te werken naar een zo hoogwaardig
mogelijke toepassing van duurzame biomassa.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat