Brief regering : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16-17 december 2019
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1213 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad
die op 16 en 17 december aanstaande plaatsvindt te Brussel. Tot op heden is er geen
definitieve agenda beschikbaar. Ik ben voornemens deel te nemen aan deze Raad. Conform
toezegging in het AO «Behandelvoorbehoud EU-voorstellen over het nieuwe GLB» van 4 september
2018 (Kamerstuk 34 965, nr. 4), informeer ik uw Kamer tevens over de zaken die aan bod zijn geweest in de Raadswerkgroepen
over dit thema.
GEAGENDEERDE ONDERWERPEN OP DE RAAD
Toekomst GLB
Gedachtewisseling
Het Finse voorzitterschap zal tijdens de Raad een voortgangsrapportage presenteren
over het verloop van de onderhandelingen over de drie verordeningen voor het toekomstig
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Tijdens de gedachtewisseling beoogt het Finse
voorzitterschap aandacht te besteden aan thema’s uit de verordeningen die de afgelopen
zes maanden in de Raadswerkgroepen en het CSA zijn besproken. Er is geen besluitvorming
voorzien.
Tijdens de Raad zal ik kennisnemen van het voortgangsrapport van het voorzitterschap
en benadrukken dat Nederland de verordeningen gelet op de samenhang als een totaalpakket
ziet. Besluitvorming op onderdelen is niet gewenst. Ook wenst Nederland pas besluitvorming
over de GLB-verordeningen nadat een akkoord is bereikt over het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader (MFK).
Tijdens de Raad zal ik wederom het belang onderstrepen van een werkbare groene architectuur
waar ambitie uit spreekt. Het Finse voorzitterschap heeft getracht om deze discussie
verder te brengen tijdens de Raad van 18 november jl., echter is daar nog geen overeenstemming
over bereikt. Ik acht het belangrijk dat het nieuwe GLB bijdraagt aan de doelen die
zowel nationaal als Europees zijn vastgesteld. Daarom is Nederland voor de verplichting
voor lidstaten om eco-regelingen in het Nationaal Strategisch Plan op te nemen, om
de positieve bijdrage die het GLB kan leveren aan klimaat en leefomgeving te borgen.
Ook zet ik mij ervoor in dat een minimum percentage van het te besteden budget wordt
geoormerkt voor eco-regelingen met het oog op een gelijk speelveld. Aangezien een
aanzienlijk aantal lidstaten de eco-regelingen juist facultatief wil maken, is dat
nog een lastige discussie.
Ik zal daarnaast het belang van een verdere discussie van de GMO-wijzigingsverordening
benadrukken. Deze verordening wordt op onderdelen gewijzigd en richt zich nadrukkelijk
op de juridische kaders voor de interne markt, waaronder Europese regels voor handelsnormen,
erkenning van producten- en brancheorganisaties en mededingingsvoorschriften. Nederland
vindt echter dat een transitie naar een duurzamere landbouw niet alleen kan worden
gerealiseerd door de boeren, maar betrokkenheid vereist van alle actoren in de keten.
Hierom zal ik aandacht vragen voor een verdere discussie over het versterken van de
rol van producenten- en brancheorganisaties. Het is lastig om hier medestanders te
vinden, onder meer omdat men bang is voor verstoring van de concurrentie of wegvloeien
van gelden naar andere spelers in de keten.
Verder zal ik aandacht vragen voor het goedkeuringsproces van de Nationale Strategische
Plannen. De bepalingen in de Strategisch Plan verordening zijn niet duidelijk over
hoe de Europese Commissie de Nationale Strategische Plannen van de Lidstaten zal toetsen
en goedkeuren. Helderheid over dit proces is belangrijk gezien de uitgesproken hogere
ambities in het nieuwe GLB en de wenselijkheid om dit in de Nationale Strategische
Plannen te borgen met behoud van een gelijk speelveld.
Ook zal ik aan het inkomende Kroatische voorzitterschap kenbaar maken dat Nederland
uitziet naar een goede samenwerking en een constructieve voorzetting van de onderhandelingen
over het nieuwe GLB.
Vangstmogelijkheden 2020 EU- en niet-EU-wateren
Politiek akkoord
Het Finse voorzitterschap wil tijdens de Raad een politiek akkoord bereiken over de
verordening inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2020. Het voorstel
van de Europese Commissie is op 24 oktober jl. gepubliceerd en aangevuld op 7, 20
en 27 november jl. Aangezien de Raad al op 16 en 17 december een besluit over de vangstmogelijkheden
neemt, is besloten geen BNC-fiche op te stellen. In deze brief informeer ik uw Kamer
over mijn inzet.
Voorstel van de Europese Commissie
Het voorstel van de Europese Commissie bevat de vangstmogelijkheden (Total Allowable
Catch, TAC) voor de visserij voor 2020. Het voorstel is gebaseerd op de uitgangspunten
die vastliggen in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), te weten meerjarenbeheerplannen
waar die van kracht zijn, bevissing op Maximum Sustainable Yield (maximale duurzame
opbrengst, MSY) waar mogelijk en toepassing van de voorzorgbenadering in alle andere
gevallen. Dit beleid is erop gericht een ecologisch, economisch en sociaal duurzame
visserij te bereiken en wordt door Nederland gesteund. Voor het deel van de bestanden
waarover de Europese Commissie overeenkomsten sluit met derde landen wacht het voorstel
op de uitkomst van die onderhandelingen.
Voor Nederland gaat het hierbij om bilaterale onderhandelingen met Noorwegen en om
multilaterale onderhandelingen met de zogeheten kuststaten IJsland, Groenland, Rusland,
de Faeröer en Noorwegen. Het is de inzet van de Europese Commissie deze onderhandelingen
tijdig af te ronden zodat de uitkomst onderdeel kan zijn van de besluitvorming tijdens
de Raad op 16 en 17 december. Gelet op deze lopende onderhandelingen bevat het voorliggende
Commissievoorstel nog geen voorstellen voor vangsthoeveelheden van onder meer de soorten
schol, haring en kabeljauw.
Inzet Nederland
Ik ben van mening dat de vaststelling van vangstmogelijkheden gebaseerd moet zijn
op de uitgangspunten van het GVB en de meerjarenplannen waar van toepassing. Daarom
kan ik instemmen met het voorstel van de Commissie voor de meeste voor Nederland belangrijke
bestanden. Ik heb echter wel enkele punten op te merken over het voorstel voor zeebaars.
Ik ben het eens met het Commissie voorstel om de maatregelen bij zeebaars te handhaven.
Daarbij stelt de Commissie net als voorgaande jaren uitzonderingen voor bij een aantal
visserijcategorieën. Deze categorieën zijn de demersale visserij, zegenvisserij, visserij
met haken en lijnen, staand wantvisserij en recreatieve visserij. Het wetenschappelijke
advies van ICES (International Council for the Exploration of the Sea) is om een kleine
toename van de vangsthoeveelheden toe te staan vergeleken met vorig jaar. Ondanks
dit advies heeft de Europese Commissie de vangsthoeveelheden voor alle categorieën
gelijk gehouden met de hoeveelheden die dit jaar gelden.
Ik zal verzoeken de toename, waarvoor het wetenschappelijk advies ruimte ziet, toe
te passen en zal mij ervoor inzetten deze kleine toename toe te wijzen aan de kleinschalige
visserij (haken en lijnen en staand want), omdat zeebaars voor deze vissers een belangrijk
bestand is voor het visserij- inkomen. Daarnaast zal ik pleiten voor meer flexibiliteit
voor de demersale visserij. Ook zal ik mijn toezegging (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1149) gestand doen en vragen om opname van een extra toegestane vistuigcategorie waardoor
enkele vissers die met dit type tuig vissen de door hen gevangen zeebaars mogen aanlanden
binnen de kaders van de Verordening. Tot slot zal ik net als vorig jaar pleiten voor
een verhoging van de bag-limit voor recreatievisserij.
Overigens heeft de Commissie in het voorstel aangegeven recreatieve visserij op zeebaars
met staand want te willen verbieden vanaf 2020. Ik heb bij de Commissie om toelichting
gevraagd, omdat dit voornemen de Nederlandse praktijk raakt. Zo wordt er in een aantal
gemeentes met recreatief staand want op zeebaars gevist. Er moet echter rekening mee
worden gehouden dat deze praktijk eindig is, omdat deze manier van vissen niet selectief
is en de overleving van zeebaars in deze netten zeer laag is. De betrokken gemeenten
heb ik over dit voornemen van de Commissie geïnformeerd.
Het gaat nog steeds niet goed met het aalbestand in Europa. Dat blijkt uit het ICES
advies van november 2019. De Europese Commissie stelt daarom voor de huidige maatregelen
te handhaven. Concreet betekent dit een vangstverbod van 3 maanden voor beroeps- en
recreatieve vissers in alle Europese zee- en kustwateren. Het verbod zal dan ook gelden
voor de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de recreatieve vissers. Evenals de Commissie
maak ik me zorgen over de toestand van de aal en daarom steun ik het maatregelenpakket
zoals voorgesteld Hiermee wordt tevens een gelijk speelveld na gestreefd. Nederland
heeft al sinds 2010 een vangstverbod voor 3 maanden en voert conform de Raadsverklaring
van december 2017 de afspraken uit het Nederlandse aalbeheerplan uit.
Met tong in de Noordzee gaat het al enkele jaren zeer goed. Het Maximum Sustainable Yield (MSY) advies voor tong dat is opgenomen in het voorstel van de Commissie, wat een
toename van 40% ten opzichte van het huidige quotum is, zal ik daarom ook steunen.
Ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit beoordeelt het kabinet het
voorstel voor de vangstmogelijkheden 2020 positief. De voorstellen vallen onder de
exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie en de maatregelen dragen bij aan het doel
van het GVB om te zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt
duurzame exploitatie van de visbestanden.
Aanlandplicht
Uw Kamer heeft mij in de procedurevergadering van 6 november jl. verzocht in te gaan
op de volledige invoering van de aanlandplicht en de consequenties van de voorgestelde
vangstmogelijkheden voor de Nederlandse vissers. In de geannoteerde agenda van december
2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1138) heb ik aangegeven dat er zorgen bestonden over de beschikbaarheid van quota in 2019
als gevolg van de volledige implementatie van de aanlandplicht.
In 2019 heeft de invoering van de aanlandplicht niet tot problemen geleid voor de
visserij. In de eerste plaats heeft de ruil van quota tussen lidstaten diverse potentiële
quota-problemen kunnen oplossen. Daarnaast hebben ook de wetenschappelijk onderbouwde
uitzonderingen op de aanlandplicht, opgenomen in discardplannen, quota-problemen kunnen
vermijden. Dit leverde een werkbare situatie op voor de visserij waarbij tevens doorlopend
onderzoek naar selectiviteitsverbetering en overleving gestalte werd gegeven.
Vangstmogelijkheden Middellandse Zee en Zwarte Zee
Onderdeel van de vangstmogelijkheden voor 2020 zijn ook de vangstmogelijkheden in
Middellandse en Zwarte Zee. Ik heb de Kamer geïnformeerd op 4 november jl. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1203) dat de Europese Commissie haar voorstel voor de vangstmogelijkheden 2020 voor de
Middellandse en Zwarte Zee had gepubliceerd. De voorgestelde vangstmogelijkheden voor
de Westelijke Middellandse Zee zijn conform het Multi-Annual Plan (MAP). Met uitzondering
van sprot in de Zwarte Zee zijn de overige vangstmogelijkheden voor dit gebied afgesproken
in General Fisheries Commission for the Mediterranean (GFCM) verband. De vangstmogelijkheden
die hier zijn overeengekomen in november 2019 zijn conform de inzet van de Europese
Commissie, die gericht was op het beperken van de visserijinspanning.
Non-paper over budget flexibiliteit binnen het EFMZV
Informatie van de Tsjechische delegatie
Vanuit de noodzaak om bepaalde maatregelen te versterken en de uitvoering ervan door
de lidstaten te verzekeren, is onder het Europese Fonds voor Maritieme zaken en Visserij
(EFMZV) gekozen om bij bepaalde unieprioriteiten budgetten te oormerken. Het is daarmee
niet mogelijk om deze feitelijk afgeschermde bedragen gedurende de looptijd van het
fonds op een andere unieprioriteit te alloceren. Daarbij heeft het niet behalen van
de prestatie indicatoren op deze unieprioriteiten financiële correcties tot gevolg.
Deze regels van het EFMZV maken het lastig om in te spelen op de behoefte die vanuit
vooruitschrijdend inzicht ontstaan. Daarbij hebben ze ook onder uitputting van het
fonds tot gevolg. Ik ben van mening dat, rekening houdend met het onderliggende doel
van dit fonds, het toewijzen van middelen aan unieprioriteiten moet zijn gebaseerd
op de daadwerkelijke behoefte van de betreffende lidstaat. Daarom ben ik voornemens
om de door Tsjechië in te brengen non-paper te steunen.
Het initiatief voor het eventueel wijzigingen van de verordening ligt bij de Europese
Commissie. Indien zij met een dergelijk voorstel komt, zal ik dat beoordelen en bepalen
of ik daar mijn steun aan kan geven.
Conclusies EU Bio-economiestrategie
Informatie van het voorzitterschap
De Raad voor Concurrentievermogen heeft op 29 november jl. conclusies aangenomen over
de bio-economiestrategie van de EU. Tijdens de Raad zal het voorzitterschap hierover
een korte update geven. In de conclusies wordt een actualisatie gegeven van de bio-economie
strategie van de Europese Unie die eind 2018 verscheen en vergezeld ging van een actieplan.1 Regelmatig wordt een actualisatie van de strategie in de Landbouw- en Visserijraad
geagendeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1177) maar ook in de Raad voor Concurrentievermogen. Daarbij wordt de integrale benadering
die inherent is aan de strategie benadrukt, alsmede het belang van onderzoek en innovatie
bij de transitie naar een bio-economie. Alle lidstaten, waaronder Nederland, zijn
positief over de actualisatie in de Raadsconclusies en de integrale aanpak die wordt
voorgesteld. Die aanpak sluit ook goed aan bij het Nederlandse beleid.
Pesticides Minor Use
Informatie van het voorzitterschap
Het voorzitterschap heeft het belang van gecoördineerde samenwerking tussen de EU
lidstaten over kleine toepassingen geagendeerd. Voor deze coördinatie is een bureau
in het leven geroepen, de Minor Uses Coordination Facility (MUCF) die in de beginfase
met financiële bijdragen van de Europese Commissie en de lidstaten Duitsland, Frankrijk
en Nederland is opgezet. Het bureau is gehuisvest bij EPPO (European and Mediterean
Plant Protection Organisation). Vanaf 2018 is dit bureau afhankelijk van financiële
bijdragen van alle lidstaten. Nu blijkt dat niet alle landen, ondanks herhaalde oproepen,
financieel willen bijdragen waardoor het coördinerend werk niet optimaal kan verlopen
en de continuïteit onzeker is. Door het te agenderen tijdens de Raad wordt getracht
andere landen te wijzen op het belang van een gecoördineerde aanpak en daartoe ook
financieel bij te dragen.
Voor de Nederlandse land en tuinbouw zijn kleine toepassingen (gewasbeschermingsmiddelen
voor kleine teelten of beperkt gebruik in grote teelten) van groot belang. Werkzame
stoffen en middelen worden vaak door de industrie aangevraagd voor grote teelten.
Het is dan belangrijk om ervaringen tussen landen uit te wisselen om het gebruik in
nationale toelatingen uit te breiden naar kleine toepassingen. En om zoveel mogelijk
harmonisatie tussen lidstaten te bewerkstelligen. Om die reden is Nederland een van
de «founding fathers» van de MUCF en speelt daarin nog steeds een actieve rol. Daarom
zal ik in de Raad pleiten voor continuïteit van het coördinerend werk op dit terrein
en alle lidstaten oproepen daar ook financieel aan bij te dragen.
INFORMATIE TOEKOMST GLB
Stand van zaken Raadswerkgroepen
Raadswerkgroep Horizontale Vraagstukken
De Raadswerkgroep Horizontale Vraagstukken heeft op 13 en 21 november jl. met name
gesproken over het jaarlijkse prestatieverslag, de tweejaarlijkse prestatiebeoordeling
en technische aanpassingen van een aantal artikelen die hoofdzakelijk verband houden
met de Verordening gemeenschappelijke bepalingen voor de EU-fondsen en het gebruik
van financiële instrumenten. Veel lidstaten hebben nog twijfels en wensen meer flexibiliteit
voor het rapporteren van eenheidsbedragen. Daardoor werden de bijeenkomsten deels
besteed aan additionele uitleg van de Commissie over de voorgestelde systematiek.
Raadswerkgroep Agrifin
De Raadswerkgroep Agrifin is op 6 en 21 november jl. bijeengekomen om te spreken over
tekstvoorstellen voor de Horizontale Verordening. De tekstvoorstellen betreffen technische
wijzigingen in artikelen over o.a. de betaalorganen, de jaarlijkse prestatiegoedkeuringsprocedure,
regels over controles en het voorkomen van dubbele betalingen die de inhoud niet veranderen.
De discussie in de Raadswerkgroep richt zich voornamelijk op het wel of niet schrappen
van administratieve nacontroles, het garanderen van een echte single audit en het belang dat sommige lidstaten bepleiten om regionale betaalorganen in stand
te houden. Het Finse voorzitterschap heeft enkele compromisvoorstellen gedaan voor
de artikelen over administratieve nacontroles teneinde de systematiek te vereenvoudigen
en ook voorgesteld de single audit terug te laten komen in de overwegingen van de
verordening. Nederland is echter van mening dat deze wijzigingen nog niet voldoende
zijn en zal hier aandacht voor vragen tijdens de Raad.
Er is brede overeenstemming onder de lidstaten dat er pas definitief ingestemd kan
worden met de voorgestelde wijzigingen in de Horizontale verordening als er een akkoord
over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) is bereikt alsook over de Strategischplanverordening,
aangezien een aantal onderdelen artikelen in de Horizontale Verordening kan beïnvloeden.
De volgende Raadswerkgroep zal onder Kroatisch voorzitterschap plaatsvinden.
Raadswerkgroep Landbouwproducten
De Raadswerkgroep Landbouwproducten is niet meer bijeengeweest sinds 25 oktober jl.
Tijdens deze enige bijeenkomst heeft Nederland een toelichting gegeven op haar verzoek
om aanpassing van de erkenningseisen voor producentenorganisaties in de groente- en
fruitsector om de ruimte die er nu al is voor contracten tussen telers en afnemers
te verduidelijken. De Commissie heeft daarop aangegeven oog te hebben voor het probleem
maar geen voorstander te zijn van de door Nederland gewenste aanpassing, omdat deze
de rol van producentenorganisaties zou kunnen ondermijnen. Er wordt nu gekeken naar
mogelijke andere oplossingen. Er zijn verder geen nieuwe Raadswerkgroepen Landbouwproducten
gepland.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.