Brief regering : Terugdringen van dakloosheid
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 103
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, DE MINISTER
VOOR MILIEU EN WONEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2019
Het geschatte aantal daklozen is de afgelopen twee jaar gestegen van 30.500 in 2016
naar 39.300 in 2018.1 Een onacceptabel hoog aantal mensen heeft dus geen (eigen) woonplek en slaapt op
straat, in de opvang of elders. Het zijn mensen die vaak niet meer mee kunnen doen
in de samenleving. Het is belangrijk dat wij – Rijk, gemeenten en andere relevante
partijen – nu stevig onze krachten bundelen om het aantal dak- en thuislozen in Nederland
fors terug te dringen. Dit sluit aan bij de oproep die verschillende partijen in een
brandbrief over de stijging van het aantal daklozen hebben gedaan.2 Het kabinet heeft begrip voor de zorgen die gemeenten in hun brieven hebben uitgesproken.
Zoals aangekondigd in de brief van 17 september jl. van de Staatssecretaris van VWS
sturen wij u daarom namens het kabinet de aanpak waarmee we deze mensen willen helpen
hun leven weer op de rit te krijgen en een zelfstandig bestaan op te bouwen.3 Met deze brief komen wij tegemoet aan het verzoek van uw Kamer om te reageren op
de brandbrieven van het Leger des Heils, Stichting Zwerfjongeren Nederland, de wethouders
van de G4 en de Nationale ombudsman.
Wat is al in gang gezet?
De afgelopen periode hebben wij met gemeenten en betrokken (landelijke) partijen op
diverse manieren gewerkt aan het terugdringen van het aantal dak- en thuislozen. Enerzijds
via specifieke, op deze doelgroep gerichte trajecten, zoals de meerjarenagenda beschermd
wonen en maatschappelijke opvang4 en het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren.5 Anderzijds via bredere trajecten die ook een bijdrage leveren aan het voorkomen van
dakloosheid en het versnellen van de doorstroom uit de maatschappelijke opvang, zoals
de Brede Schuldenaanpak, de Nationale Woonagenda en de Stimuleringsaanpak Flexwonen.
We zien goede resultaten in een aantal gemeenten, zoals in de gemeente Zwolle, waar
nauwelijks wachtlijsten zijn en mensen adequaat worden geholpen.
Ook hebben wij met het hoofdlijnenakkoord ggz extra financiële middelen beschikbaar
gesteld voor gemeenten.6 Het gaat om een reeks van € 50 miljoen in 2019 tot € 95 vanaf 2022. Het kabinet ziet
de noodzaak van een structurele financiële bijdrage, omdat met de ambulantisering
van de GGZ een steeds groter beroep wordt gedaan op gemeenten om kwetsbare mensen
op een goede manier in de thuisomgeving te helpen.
Maar er is meer nodig
Wij hebben vertrouwen in de koers die met deze trajecten is ingezet. Gezien de forse
toename van het aantal daklozen in de periode 2016–2018 zijn het kabinet, gemeenten,
aanbieders, woningcorporaties en cliëntenorganisaties ervan overtuigd dat meer nodig
is om het aantal daklozen te laten dalen.7
Het kabinet ziet de urgentie van een gezamenlijke aanpak: alleen daarmee kunnen we
onze ambitie – niemand slaapt tegen zijn zin op straat en voor alle dak- en thuislozen
is zo snel mogelijk een eigen woonplek met begeleiding beschikbaar – waarmaken. Hiervoor
zijn maatregelen nodig die snel effect sorteren en maatregelen die langer doorgezet
moeten worden.
In deze brief gaan wij in op:
• de knelpunten – een tekort aan woningen met begeleiding voor (ex-)dak- en thuislozen en de grote
hoeveelheid schulden die dak- en thuislozen hebben vormen een belemmering om weer
een eigen woonplek te krijgen;
• de beoogde situatie (in lijn met het advies van de commissie Dannenberg) – Rijk, gemeenten, aanbieders en corporaties zetten in op het zo snel mogelijk bieden
van een woonruimte met begeleiding. Housing First lijkt daarvoor in veel gevallen
een passende methodiek;
• de aanpak om deze beoogde situatie te kunnen realiseren – het kabinet gaat het volgende
doen:
– het kabinet treft op korte termijn extra maatregelen om het creëren van extra woonruimten
en het bieden van maatwerk te stimuleren. Daarnaast heeft het kabinet gemeenten gevraagd
samen met woningcorporaties, zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en andere relevante
partijen de regionale opgave in kaart te brengen, conform de motie van de leden Dik-Faber,
Regterschot, Van den Berg en Diertens en in aansluiting op de regionale uitvoeringsafspraken
voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang waar regio’s al aan werken.8
– op basis van de door gemeenten aangeleverde informatie komt het kabinet, in gesprek
met gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties, tot een
overkoepelend plan voor de aanpak van dakloosheid.
– in mei bepaalt het kabinet welke concrete doelstellingen voor deze kabinetsperiode
kunnen worden gesteld. Dit overkoepelende plan zal vervolgens naar Uw Kamer worden
gezonden.
De knelpunten
Mensen die de thuissituatie (noodgedwongen) hebben verlaten en niet in staat zijn
zich op eigen kracht of met behulp van hun netwerk te handhaven in de samenleving
kunnen gebruik maken van de maatschappelijke opvang. Gemeenten geven aan dat steeds
meer mensen de afgelopen jaren een beroep hebben gedaan op de maatschappelijke opvang
en dat dit in toenemende mate gebeurt vanwege woonproblematiek. Veel gemeenten hebben
de afgelopen jaren de maatschappelijke opvang uitgebreid. Desondanks zit de maatschappelijke
opvang op de meeste plaatsen overvol. De doorstroom naar begeleid wonen en de uitstroom
naar meer reguliere woonruimte stokken wegens een gebrek aan beschikbare woningen
met begeleiding, of doordat mensen hun schulden onvoldoende op orde hebben om voor
een woning in aanmerking te komen.
Een te lang verblijf in de maatschappelijke opvang belemmert het herstel; de situatie
van mensen verslechtert er vaak door. Een ex-dakloze vrouw verwoordde het treffend:
«Thuis is de rust in je hart en in je hoofd. De opvang, hoe hard die ook nodig is,
is helaas verre van thuis. Je kan daar niet jezelf zijn.»
Deze situatie is onwenselijk. Een gezamenlijke inspanning van het Rijk, gemeenten,
corporaties, aanbieders, private partijen en ervaringsdeskundigen is nodig om hier
verandering in te brengen.
Uit onderzoek9 blijkt het volgende:
• het aantal daklozen is volgens schattingen van het CBS gestegen van 17.800 in 2009
naar ruim 39.300 in 2018;
• ongeveer een derde van de daklozen is tussen de 18–30 jaar;
• 8 op de 10 daklozen is man;
• de helft van de daklozen heeft een niet-westerse achtergrond;
• mensen worden vaak vanuit een relatieve situatie van armoede dakloos;
• 90% van de mensen in de maatschappelijke opvang heeft schulden;
• iets minder dan de helft van de daklozen werd in de drie jaar voorafgaand aan hun
registratie [in de systemen waar het CBS mee werkt] geconfronteerd met ggz-problematiek;
• ongeveer twee derde van de daklozen verblijft in West-Nederland;
• ongeveer 60% van de dak- en thuisloze jongeren (18–27 jaar) heeft een verleden in
de Jeugdzorg;
• de levensverwachting van daklozen is gem. 12 jaar lager dan die van niet-daklozen.
In bijlage 2 bij deze brief treft u de analyse van het CBS over de toename van het
aantal daklozen in de periode 2016–2018 aan. Het beeld komt overeen met de analyse
van eind 2018: mensen worden vaak vanuit een situatie van relatieve armoede dakloos,
i.p.v. dat er sprake is van specifieke life events.
De beoogde situatie
Onze ambitie is dat niemand tegen zijn zin op straat slaapt en dat voor alle dak-
en thuislozen zo snel mogelijk een eigen woonplek met begeleiding beschikbaar is.
Alleen als er echt geen andere mogelijkheid is, verblijven mensen in de maatschappelijke
opvang, maar idealiter nooit langer dan drie maanden.
Finland laat zien dat het beschikken over een eigen woonplek de belangrijkste stap
is naar herstel. Door toepassing van het Housing First-principe is het aantal chronisch
daklozen met 86% gedaald in de jaren 2008–2017. Daarmee behoort Finland tot de koplopers
in Europa: alleen in Finland en Noorwegen is sprake van een daling van het aantal
daklozen. In andere Europese landen is sprake van een stijging.
De commissie Dannenberg concludeert in haar advies «Van beschermd wonen naar beschermd
thuis» het volgende: «Kwetsbare burgers [...] hebben een voorkeur voor zelfstandig
wonen in een wijk10. Deze woonwens is intrinsiek en een belangrijke voorspeller voor het realiseren van
zelfstandig wonen11. Het merendeel van de mensen met een verstoorde zelfregulatie wil en kan dit ook.»12
De beoogde werkwijze is daarom even helder als uitdagend: we helpen dak- en thuislozen
het liefst direct, maar in elk geval zo snel mogelijk, weer aan een passende woonruimte
waar zij – met de benodigde begeleiding – weer een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen
en mee kunnen doen aan de samenleving. Het kan daarbij gaan om een eigen woonruimte
of een plek in beschermd wonen. Vandaaruit worden zij begeleid bij het oplossen van
problemen die op specifieke levensgebieden spelen. De toepassing van Housing First
heeft daarbij voor een groot deel van de groep de voorkeur volgens Rijk, gemeenten
en aanbieders.
Op deze manier kunnen gemeenten de relatief hoge financiële inzet voor maatschappelijke
opvang gebruiken voor (intensieve) begeleiding van mensen in hun eigen woonruimte.
Housing First is een methode die in een aantal landen met succes wordt gebruikt om
daklozen te helpen en wetenschappelijk bewezen effectief is: ten minste 80% van de
(ex-) daklozen blijft – ook na langere tijd – stabiel gehuisvest. Bij Housing First
krijgen mensen direct van de straat een passende woonruimte toegewezen met daarbij
(in het begin) veel begeleiding. In Nederland hanteert men over het algemeen twee
voorwaarden om in aanmerking te komen voor Housing First:
• de (ex-) dakloze moet een huurovereenkomst afsluiten en begeleiding accepteren;
• de medewerker van Housing First moet wekelijks tot de woning worden toegelaten voor
een huisbezoek.
Over het algemeen wordt de woning aanvankelijk door de eigenaar verhuurd aan de zorgaanbieder,
die de woning doorverhuurt aan de huurder. Na enkele jaren wordt de overeenkomst «omgeklapt»:
de zorgaanbieder is dan niet langer de huurder, maar de (ex-) dakloze zelf.
In 2006 ging het eerste Housing First project in Nederland van start. In 2019 zijn
verspreid over heel Nederland zo’n 33 Housing First-initiatieven.
De aanpak
De aanpak kan alleen slagen wanneer sprake is van nauwe samenwerking tussen Rijk,
gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en andere relevante
lokale en landelijke (publieke en private) partijen. De aanpak vraagt om een lange
adem: de stijging van het aantal daklozen in de afgelopen tien jaar zal niet in één
jaar ongedaan gemaakt kunnen worden.
Gezien de urgentie van het probleem neemt het kabinet reeds diverse maatregelen (zie
bijlage 1) en zet zij een aantal acties de komende periode extra kracht bij. Bij deze
maatregelen is het meenemen van de ervaringen van (ex-) dak- en thuislozen belangrijk.
In het kader van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang zal
begin 2020 een «Vliegende Brigade ervaringsdeskundigheid» ingericht worden, bestaande
uit een groep van (ervaringsdeskundige) experts. De brigade ondersteunt gemeenten,
cliënt- en familie-initiatieven om het perspectief en de kennis van ervaringsdeskundigen
goed te benutten. Hierbij zal ook aandacht zijn voor het op een goede manier toerusten
van ervaringsdeskundigen, conform de motie van het lid Renkema13.
Creëren van extra woonruimten met begeleiding
Er is een groep van (ex)dak- en thuislozen die vooral een huisvestingsvraag heeft.
Voor deze groep mensen is het met de huidige krappe woningmarkt lastig om aan (andere)
huisvesting te komen. Om deze mensen snel van huisvesting te voorzien – en om verder
afglijden te voorkomen – heeft het kabinet reeds verschillende maatregelen genomen.
De Minister voor Milieu en Wonen wil kijken hoe deze maatregelen in samenwerking met
lokale partijen juist voor deze groep hanteerbaar zijn te maken. Hiermee geeft zij
invulling aan de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes14 die vraagt om een huisvestingsstrategie juist voor deze groep daklozen.
– Met een impuls van € 2 miljard voor maatregelen op de woningmarkt maakt het kabinet
het mogelijk dat sneller en meer betaalbare woningen kunnen worden gebouwd en het
woningtekort wordt teruggedrongen, ook voor dak- en thuislozen.15 Deze bestaat uit een woningbouwimpuls van € 1 miljard en een vermindering op de verhuurderheffing
van in totaal € 1 miljard. De Kamer is op 8 november jl. geïnformeerd over de stand
van zaken van de woningbouwimpuls.16
– Uit de mindering van verhuurdersheffing wordt de bouw van betaalbare sociale woningen
– waar de groep (ex) daklozen vooral behoefte aan heeft – bevorderd. Zo kunnen verhuurders
vanaf 2020 een vermindering van de verhuurderheffing van € 25.000 per woning krijgen
indien ze nieuwe goedkope huurwoningen bouwen in schaarstegebieden.
– In het kader van het programma Langer thuis hebben de Ministers van VWS en BZK een
Taskforce Wonen en Zorg opgericht met de focus op ouderen.17 Het bijbehorende ondersteuningsteam helpt gemeenten en betrokken partijen visies,
opgaven en plannen te realiseren, waar kwetsbare groepen, zoals dak- en thuislozen
uiteraard ook onderdeel van zijn.
– Flexwoningen die tussen 1 januari 2020 en 31 december 2024 worden gerealiseerd, worden
vrijgesteld van de verhuurderheffing. Het kabinet roept partijen op lokaal niveau
op hier – mede in het kader van de beoogde beweging – gebruik van te maken.
– In het kader van de stimuleringsaanpak Flexwonen, organiseert het Ministerie van BZK
zogeheten versnellingskamers voor gemeenten. In een versnellingskamer wordt op gestructureerde
wijze toegewerkt naar een haalbaar en gedragen flexwonenconcept, waarin ook aandacht
is voor de huisvestingsopgave van dak- en thuislozen. De mogelijkheden van flexwonen
brengt het kabinet actief onder de aandacht bij gemeenten18.
– Het Ministerie van VWS en het Ministerie van BZK stimuleren samen met gemeenten en
betrokken partijen bredere toepassing van goede initiatieven voor wonen met begeleiding,
zonder dat hiervoor nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Bijvoorbeeld:
• Kamers met aandacht – waarbij particulieren die iets willen betekenen voor een kwetsbare
/ dak- en thuisloze jongere, minimaal twee jaar woonruimte en mentorschap bieden;
• Credo Huizen – gericht op het bieden van een tijdelijke zo «thuis mogelijke» woonplek
met toekomstgerichte begeleiding;
• Humanitas Deventer – woonzorgcentrum voor ouderen, dat een aantal plekken biedt aan
kwetsbare jongeren;
• Onder de Pannen – waarbij nieuwe daklozen tijdelijk worden ondergebracht bij mensen
die een kamer beschikbaar hebben en bereid zijn een stadsgenoot hulp te bieden;
• Skills in de Stad – initiatief van het Rijksvastgoedbedrijf en de Rijksbouwmeester
in een aantal pilotgemeenten waarbij rijks- of publiek vastgoed wordt ingezet om woonplekken
te bieden voor kwetsbare jongeren, gericht op actieve arbeidsparticipatie.
– Het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie (OCW) stelt eind 2019 een call open
voor ontwerpers om samen met de 14 pilotgemeenten uit het Actieprogramma Dak- en Thuisloze
Jongeren op zoek te gaan naar slimme oplossingen om extra passende woonplekken te
realiseren, specifiek gericht op (potentieel) dak- en thuisloze jongeren.
Ruimte voor maatwerk in relevante wet- en regelgeving
– Het kabinet is van mening dat de huidige wet- en regelgeving veel ruimte geeft voor
het bieden van maatwerk waardoor iedereen op een goede manier geholpen kan worden.
Er is geen aanleiding om in wet- en regelgeving een categoriale uitzondering te introduceren
voor dak- en thuislozen. Als het gaat om de inkomensvoorzieningen op grond van de
Participatiewet kunnen gemeenten aan de hand van individuele feiten en omstandigheden
beoordelen of het toepassen van individueel maatwerk aan de orde is. Gemeenten kunnen
dus geen categoriale uitzonderingen maken, bijvoorbeeld voor de kostendelersnorm,
maar zij kunnen wel gebruik maken van de mogelijkheden voor individueel maatwerk die
de wet biedt.
– Om gemeenten daarin te faciliteren, zal het Rijk met VNG en Divosa nagaan op welke
manieren gemeenten aan individueel maatwerk een invulling geven opdat gemeenten hun
ervaringen met elkaar kunnen delen.
De Ministeries van SZW en VWS gaan de komende periode samen met de VNG en Divosa in
de 14 pilotgemeenten van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren actief aan
de slag om de maatwerkmogelijkheden die de Participatiewet biedt nader bij de uitvoering
onder de aandacht te brengen. Door middel van dit gesprek kunnen professionals aangeven
wat zij nodig hebben en kan dit volgend jaar onder alle gemeenten worden verspreid.
– Dak- en thuisloosheid belemmert het behalen van een diploma of een baan. In het Actieprogramma
Dak- en Thuisloze Jongeren wordt daarom specifiek aandacht besteed aan de noodzaak
van maatwerk bij het toeleiden van kwetsbare jongeren naar opleiding en werk. In het
Interdepartementaal beleidsonderzoek naar jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt
neemt het kabinet in bredere zin maatregelen om deze afstand te verkleinen.
– Het aantal huisuitzettingen in Nederland daalt al jaren gestaag. In 2018 is het aantal
huisuitzettingen 19% afgenomen naar 3.000.19 De voornaamste reden voor een huisuitzetting is huurachterstanden. Natuurlijk moet
huur worden betaald, maar achter een huisuitzetting kan veel menselijk leed schuil
gaan en het gaat gepaard met veel (maatschappelijke) kosten. Aan een huisuitzetting
gaat veelal een heel traject vooraf. Woningcorporaties zetten zich al enorm in om
huurachterstanden en huisuitzetting te voorkomen. Ook de wijziging van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening in verband met vroegsignalering van onder meer huurachterstanden
gaat gemeenten helpen om eerder actie te ondernemen en huisuitzettingen verder te
voorkomen. Met Aedes, gemeenten en andere relevante partijen bekijken wij hoe huisuitzettingen
nog verder teruggedrongen kunnen worden.
De opgave in beeld
De cijfers van het CBS geven inzicht in het aantal daklozen in Nederland. Om tot een
goede aanpak te komen, is echter meer nodig dan een landelijk beeld van het aantal
daklozen en de oorzaken van dakloosheid. De problematiek verschilt immers per regio
en gemeente. De aanpak moet aansluiten op deze specifieke problematiek. Het kabinet
gaat daarom het volgende doen:
1. Het kabinet heeft – conform de motie van de leden Dik-Faber, Regterschot, Van den
Berg en Diertens en in aansluiting op de regionale uitvoeringsafspraken voor beschermd
wonen en maatschappelijke opvang waar regio’s al aan werken – de centrumgemeenten
gevraagd samen met relevante partijen in de regio voor 1 februari 2020 in kaart te
brengen:20
– hoeveel dak- en thuislozen zij in de regio hebben;
– welke zorgbehoefte er is en (eventueel) hoe deze behoefte zich in de afgelopen jaren
heeft ontwikkeld;
– hoe de (preventieve) integrale aanpak (op het terrein van financiële bestaanszekerheid,
schulden, wonen, opleiding, toeleiding naar werk, zorg, begeleiding, onafhankelijke
cliëntondersteuning en de inzet van ervaringsdeskundigen) onder regie van gemeenten
eruit ziet (conform het huidige regioplan beschermd wonen en maatschappelijke opvang21);
– welke concrete afspraken gemeenten hierover hebben gemaakt of willen maken met woningcorporaties,
(zorg)aanbieders en andere relevante partijen.
2. Het kabinet gaat in gesprek met gemeenten, woningcorporaties, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties
over de opgave voor Nederland, ook in relatie tot de motie van de leden Dik-Faber
en Ronnes over het ontwikkelen van een huisvestingsstrategie toegespitst op daklozen.22 Dit zal leiden tot een overkoepelend plan voor de aanpak van dakloosheid, waarbij
de focus in eerste instantie zal liggen op die regio’s waar het meeste effect kan
worden bereikt. Daarbij leggen wij ook de verbinding met de woondeals die de Minister
van BZK met diverse (stedelijke) regio’s heeft gesloten. In dit plan is zowel aandacht
voor het voorkomen van dakloosheid, als het terugdringen van het huidige aantal daklozen.
3. In het voorjaar bepaalt het kabinet welke concrete doelstellingen voor de komende
jaren kunnen worden gesteld en wat ieders verantwoordelijkheid hierin is. Deze uitkomst
verwerkt het kabinet in het overkoepelende plan. De Staatssecretaris van VWS informeert
u – als coördinerend bewindspersoon op de aanpak van dak- en thuisloosheid – voor
de zomer van 2020 hierover.
En verder
• Om dit proces te ondersteunen, start het Ministerie van VWS met een maatschappelijke
kosten en batenanalyse. Onderzoek uit 2011 laat zien dat het zoveel mogelijk voorkomen
en inkorten van een periode op straat en/of in de maatschappelijke opvang aanzienlijk
meer oplevert dan het kost.23
• VWS is een verkenning gestart naar succesvolle publiek-private samenwerkingstrajecten.
Hieruit blijkt dat Nederland al diverse goede en succesvolle initiatieven kent, waarbij
o.a. overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de krachten bundelen
om met dak- en thuislozen samen te werken aan een nieuw perspectief. De komende periode
bekijkt de Staatssecretaris van VWS of een alliantie kan worden gevormd tussen diverse
private partijen, Rijk en gemeenten, die bij kan dragen aan opschaling van succesvolle
initiatieven. Verder verkent het Ministerie van VWS de mogelijkheden voor de inzet
van middelen uit Europese fondsen. De Staatssecretaris van VWS informeert uw Kamer
dit voorjaar over de uitkomst hiervan.
• Het Ministerie van VWS heeft de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving gevraagd
om advies uit te brengen over maatregelen op de middellange en lange termijn. Het
gaat daarbij zowel om maatregelen die dakloosheid kunnen voorkomen (preventie), als
maatregelen waarmee dak- en thuislozen versneld over een woonruimte met begeleiding
kunnen beschikken. Dit advies is naar verwachting in het voorjaar van 2020 beschikbaar.
• Gemeenten breiden in de winterperiode het aantal plekken in de opvang uit, zodat geen
enkele dak- en thuisloze buiten moet slapen. Op een uitvraag van de VNG hebben 33
van de 43 centrumgemeenten gereageerd en aangegeven de winterkoudeopvang adequaat
te hebben geregeld. VNG gaat na hoe het in de overige 10 centrumgemeenten is geregeld.
Tot slot
De aanpak moet ertoe leiden dat niemand meer tegen zijn zin op straat slaapt. Wij
spannen ons met gemeenten en andere relevante partijen tot het uiterste in om dak-
en thuislozen weer zo snel mogelijk te helpen aan een passende woonruimte met begeleiding,
gericht op een breed aantal aspecten: financiële bestaanszekerheid, schuldenaanpak,
opleiding, toeleiding naar werk en zorg. Op deze manier wil het Rijk in samenwerking
met gemeenten, aanbieders, corporaties en cliëntenorganisaties ervoor zorgen dat mensen
zich weer «mens» voelen en zo zelfstandig mogelijk deel kunnen nemen aan de maatschappij.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-Van der Meer
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Bijlage 1 – Lopende trajecten
De afgelopen periode heeft het kabinet samen met gemeenten en andere relevante partijen
diverse trajecten in gang gezet die een bijdrage leveren aan het voorkomen en terugdringen
van het aantal daklozen in Nederland.
Preventie
Het kabinet neemt verschillende maatregelen die bijdragen aan het voorkomen van dakloosheid:
– De Staatssecretaris van SZW heeft een wetsvoorstel voor wijzigingen van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening naar uw Kamer gestuurd. Doel is dat het voor gemeenten makkelijker
wordt om inwoners met schulden sneller te helpen. Het wetsvoorstel geeft woningcorporaties,
naast zorgverzekeraars, energie- en waterbedrijven, een wettelijke basis om gemeenten
te informeren wanneer mensen betalingsachterstanden hebben. Hiermee kunnen ook huisuitzettingen
voorkomen worden. Daarnaast maakt het wetsvoorstel het mogelijk voor gemeenten om
sneller een compleet overzicht van schulden en bezittingen te maken.
– In sommige ingewikkelde situaties waarin sprake is van verwaarlozing, verloedering
en zorgmijdend gedrag kunnen gemeenten bemoeizorg inzetten. Gemeenten hebben op grond
van de Wmo 2015 de taak om deze outreachende hulpverlening te organiseren. Hiermee
kan voorkomen worden dat mensen verder afglijden en dakloos raken. Als bemoeizorg
onvoldoende blijkt en het niet lukt om mensen vrijwillig tot zorg te verleiden, kan
gedwongen zorg nodig zijn. Per 1 januari 2020 gebeurt dit op grond van de Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er dient een goede aansluiting te zijn tussen
bemoeizorg en gedwongen zorg. Bij de implementatie van de Wvggz zal ik volgen hoe
deze aansluiting verloopt. De Wvggz heeft als uitgangspunt het beginsel van wederkerigheid:
bij gedwongen zorg moet rekening worden gehouden met de voorwaarden die nodig zijn
om de deelname aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De zorgverantwoordelijke
zoekt contact met de gemeente als deze voorwaarden ontbreken. Daarnaast introduceert
de Wvggz de plicht voor de gemeente om een verkennend onderzoek te doen als er een
melding is vanuit de omgeving dat iemand wellicht gedwongen zorg nodig heeft. Dit
verkennend onderzoek naar signalen uit het sociale domein kan tot bemoeizorg leiden
of het startpunt zijn voor de procedure om te komen tot een zorgmachtiging op grond
van de Wvggz. Met die zorgmachtiging kan ook behandeling of toezicht worden opgelegd
– ook in de ambulante setting.
– Het Ministerie van VWS verkent met betrokken partijen hoe de sociaal medische zorg
aan daklozen versterkt kan worden. Met goede sociaal medische zorg kan verder verergering
van sociale en medische problematiek voorkomen worden.
Schulden
Het kabinet treft een groot pakket maatregelen om het aantal mensen met schulden verder
terug te dringen. Met de Brede Schuldenaanpak24 zet het kabinet in op het voorkomen en oplossen van (problematische) schulden:
– Een belangrijke maatregel is de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
en het bijhorende Besluit in het kader van vroegsignalering. Hierdoor komen mensen
met betalingsachterstanden op de vaste lasten eerder in beeld bij gemeenten en kan
hen een aanbod worden gedaan.
– Vanuit het Actieplan Brede Schuldenaanpak is bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar maatwerkdienstverlening
door rijksoverheidsschuldeisers aan dak- en thuisloze jongeren met schulden.
– Het programma Schouders Eronder heeft als doel bij te dragen aan de professionalisering
van het vakmanschap van schuldhulpverlening. Zo werkt het programma met «lerende praktijken»,
verbindt het wetenschap aan praktijk en heeft het een opleiding laten ontwikkelen.
– In het kader van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang werken
partijen o.a. aan de ontwikkeling van een kennis basispakket en kennisbijeenkomsten
op het terrein van schulden voor professionals.
– De essentie van de BRP en het bijhouden daarvan is dat de overheid haar burgers kent
en weet te bereiken. Dit betekent dat een inwoner altijd ingeschreven moet zijn in
de BRP op een woonadres of op een briefadres. Dit is ook van toepassing op personen
die dak- en thuisloos zijn. Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een
verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen
deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist
deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk
alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen
niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke
en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk
ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij
gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze
groep noodzakelijk.
Wonen
Het kabinet neemt diverse maatregelen om te stimuleren dat meer geschikte woonruimten
beschikbaar komen – ook voor de groep dak- en thuislozen –, waaronder de totstandkoming
van Woondeals waar diverse regio’s en de Minister van BZK zich aan hebben gecommitteerd.
Inzet in deze schaarstegebieden (Metropoolregio Amsterdam, Metropoolregio Rotterdam/Den
Haag, Regio Utrecht, Regio Eindhoven en Groningen-stad) is een stevige toename van
de bouw van woningen in het algemeen en meer aandacht voor specifieke doelgroepen
in het bijzonder.
Vernieuwing in de opvang
Voor de uitvoering van de meerjarenagenda heeft ZonMw het programma Beschermd thuis.
Daar was al € 3,75 mln voor beschikbaar. Inmiddels heeft de Staatssecretaris van VWS
besloten daar € 2 mln aan toe te voegen zodat (centrum)gemeenten meer ruimte krijgen
om projecten uit te voeren voor een thema dat bij hen aandacht verdient.
De afgelopen maanden is in het kader van de meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke
opvang gewerkt aan het project «vernieuwing in de opvang». Doel van dit traject is
gemeenten te ondersteunen bij het maken van de beweging van «hulp in de opvang» naar
«begeleiding thuis». In acht gemeenten heeft de landelijke projectleider praktische
handvatten geboden om hier eerste stappen in te zetten. Tevens zijn twee inspiratiesessies
voor gemeenten en aanbieders georganiseerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen