Brief regering : Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio (artikel 100-brief)
29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies
Nr. 398 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2019
Op 15 juli 2019 is uw Kamer door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
van Defensie middels een Kennisgevingsbrief geïnformeerd over de ontvangst van een
schriftelijk verzoek van de Verenigde Staten waarin wordt gevraagd om met daarvoor
geschikte middelen een bijdrage te leveren aan het waarborgen van vrije en veilige
doorvaart en doortocht in de Golfregio (Kamerstuk 29 521, nr. 384). In de genoemde Kennisgevingsbrief werd tevens gemeld dat het kabinet de wenselijkheid
en mogelijkheid onderzoekt om aan dit verzoek tegemoet te komen teneinde bij te dragen
aan een verhoging van de maritieme veiligheid in de Golfregio.
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de Kamerbrief
over ontwikkelingen sinds verzending van de «Samenhangbrief» (Kamerstuk 29 521, nr. 381) informeren wij u hierbij over het besluit van het kabinet om met een schip bij te
dragen aan de Europees-geleide maritieme missie, genaamd European-Led mission Awareness
Strait of Hormuz (EMASOH), ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio.
Essentie
Het onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan
maritieme veiligheid in de Golf, volgde op de incidenten die in mei en juni van dit
jaar plaatsvonden in de Golf van Oman en de Straat van Hormuz, waarbij in totaal zes
olietankers door explosies beschadigd raakten. Ook werden in juli een tweetal olietankers
in de Straat van Hormuz geconfisqueerd, waarbij de Mesdar (Liberiaans gevlagd, eigendom
Britse rederij) nog dezelfde dag werd vrijgegeven terwijl de Brits gevlagde Stena
Impero ruim twee maanden werd vastgehouden.
Het kabinet acht het waarschijnlijk dat Iran betrokken is bij deze aanvallen. De aanvallen
vormden de aanleiding voor het verzoek van de VS.
De incidenten onderstrepen de hoge mate van urgentie om de vrije doorvaart in de regio
veilig te stellen. De hoeveelheid olie die dagelijks door de Straat van Hormuz wordt
vervoerd komt overeen met ruim 20% van de wereldvraag en behelst ongeveer 35% van
alle olie die dagelijks per schip wordt vervoerd. Incidenten die de scheepvaart ontregelen,
en de onzekerheid daaromtrent, hebben directe gevolgen. Dat blijkt ook uit de onmiddellijke
stijging van de olieprijzen na de incidenten met olietankers in mei en juni. Grote
prijsschommelingen en toenemende onzekerheid zijn schadelijk voor de wereldeconomie
en daar is Nederland als exportland extra gevoelig voor. Ook de Nederlandse rederijvereniging
heeft zijn zorgen geuit over de aanhoudende onzekerheid, die onder andere tot een
tienvoudige stijging van de verzekeringspremies heeft geleid. De rederijvereniging
heeft aangegeven dat door de aanhoudende spanningen, de bewegingsvrijheid in de Golfregio
beperkt is. Voor de Nederlands gevlagde schepen in de regio is de dreiging voelbaar
en zijn veiligheid van de scheepvaart en het voorkomen van verdere escalatie de belangrijkste
prioriteiten. Waarborging van de continuïteit en veiligheid van al het maritieme verkeer
in de Golfregio is dan ook nadrukkelijk in het Nederlands belang.
Naar aanleiding van de voornoemde incidenten, zijn verschillende veiligheidsinitiatieven
tot stand gekomen. Zo leidt de VS een maritieme missie in de Golfregio – het International Maritime Security Construct (hierna: IMSC). Frankrijk leidt het initiatief voor een Europees-geleide coalitie
voor maritieme veiligheid in de Golfregio (hierna: EMASOH), met inzet op zowel operationeel
als diplomatiek spoor. In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid
een bijdrage te leveren aan maritieme veiligheid in de Golfregio, heeft het kabinet
verschillende inzetopties overwogen. Uitgangspunten hierbij zijn preventie van verdere
incidenten en de-escalatie van de spanningen. EMASOH omvat een brede strategie berustend
op twee pilaren: inzet van militaire capaciteiten van deelnemende landen in een maritime surveillance & situational awareness missie en de inzet van diplomatieke kanalen voor het de-escaleren van de spanningen
o.a. door het streven naar van een inclusieve regionale dialoog. De missie bestaat
uit een coalitie van Europese partners en opereert autonoom van het IMSC. De Europees-geleide
maritieme missie sluit hiermee aan op de uitgangspunten van het kabinet.
In het licht van het voorgaande heeft het kabinet besloten om met ingang van eind
januari tot eind juni 2020, inclusief de uit- en thuisreis van enkele weken, een schip
met boordhelikopter en een aantal stafofficieren voor het Frans geleide hoofdkwartier
in te zetten ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio. Het schip
zal onderdeel worden van de Europees-geleide maritieme missie.
Gronden voor deelname
De incidenten in de Straat van Hormuz en Golf van Oman, met grote gevolgen op de wereldeconomie
en voor de Nederlandse reders, raken direct Nederlandse veiligheids- en economische
belangen. Het waarborgen van de vrije en veilige doorvaart van al het maritieme verkeer
in dit gebied is dan ook nadrukkelijk in het Nederlands belang.
Met een deelname aan EMASOH draagt Nederland bij aan de naleving van het internationale
recht op vrije doorvaart en doortocht en de bevordering van de internationale rechtsorde.
Dit ten behoeve van de schepen die onder de vlag van het Koninkrijk dagelijks gebruik
maken van deze belangrijke zeevaartroute, maar ook ten behoeve van de schepen die
onder de vlag varen van onze (Europese) bondgenoten en partners. Het kabinet hecht
aan de rol van Nederland als betrouwbare partner en de Nederlandse fair share als
het gaat om inzet van de krijgsmacht, zoals aangegeven in de Gemeenschappelijke Buitenland-
en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Defensienota. In dat kader streeft Nederland
naar een proportionele bijdrage aan de internationale inspanningen om dreigingen voor
Europa en Nederland tegen te gaan en de internationale rechtsorde te versterken. Met
een bijdrage aan de maritieme veiligheid in de Golfregio, toont Nederland zich solidair
jegens Europese bondgenoten, en levert het een bijdrage aan een Europa dat verantwoordelijkheid
neemt voor het belang van veilige doorvaart in de Golfregio. Ten slotte wil Nederland
actief bij blijven dragen aan het waarborgen van veiligheid in een reeds volatiele
regio.
Met de inzet van een marineschip via EMASOH, beoogt het kabinet een preventief effect
te sorteren om op die manier bij te dragen aan het voorkomen van verdere acties van
welke actor dan ook tegen commerciële schepen en de daarmee samenhangende toename
van verder oplopende spanningen. Ook zal de aanwezigheid een versterking van de Nederlandse
informatiepositie opleveren die gezien de spanningen in de regio zeer waardevol is.
Zoals gezegd berust de missie op twee sporen: een operationeel spoor en een diplomatiek
spoor. Via het diplomatieke spoor zal het kabinet zich aldus, parallel aan de militaire
bijdrage, blijven inzetten voor de-escalatie van de spanningen. Hiermee beoogt de
missie, conform Nederlandse uitgangspunten, een multidimensionale en geïntegreerde
aanpak van de maritieme veiligheid in de Golfregio.
Politieke aspecten
Huidige politieke context
De politieke spanningen in de Golf zijn de afgelopen maanden hoogopgelopen. De Iraanse
destabiliserende invloed in de regio, de Amerikaanse terugtrekking uit de nucleaire
deal met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA), de Iraanse overschrijdingen
en de door de VS geïnitieerde maximale drukcampagne tegen Iran hebben de verhoudingen
in de regio onder druk gezet. De stabiliteit en veiligheid van de scheepvaart in de
Straat van Hormuz en Golf van Oman is door verschillende incidenten afgelopen zomer
in het geding gekomen. Met een deelname aan een Europees geleidde missie, wordt de
Nederlandse inzet ook niet geassocieerd met de maximale drukcampagne van de VS tegen
Iran. Hiermee worden politieke risico’s zo goed mogelijk gemitigeerd.
Nederlandse inzet JCPOA
Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop. Nederland draagt dan ook bij
aan het voortbestaan ervan, onder andere door in te zetten op behoud van de economische
voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA. In deze context
zal Nederland zoals gezamenlijk aangekondigd op 29 november 2019 met België, Denemarken,
Noorwegen, Finland en Zweden aandeelhouder worden van het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX), het Special Purpose Vehicle voor Iran waarmee legitieme handel tussen de EU en Iran wordt gefaciliteerd (Frankrijk,
Duitsland, het VK hadden dit mechanisme op 31 januari 2019 reeds opgericht). Door
toe te treden als aandeelhouder geeft Nederland invulling aan de gebalanceerde Nederlandse
inzet en de blijvende steun voor het JCPOA. Ook wordt het effect van onrechtmatige
extraterritoriale werking van VS-sancties op het Nederlands bedrijfsleven beperkt.
Het kabinet geeft rekenschap van het feit dat de belangen van het Nederlands bedrijfsleven
in de VS een veelvoud betreffen van de belangen in Iran. Bedrijven zullen hun eigen
commerciële afweging blijven maken hierin. INSTEX zal daarom geen volledige oplossing
bieden, maar is een belangrijke stap binnen de Europese maatregelen om het JCPOA in
stand te houden.
Het akkoord is namelijk van groot veiligheidsbelang voor Nederland en Europa. Het
blijft de beste manier om een Iraans kernwapen te voorkomen, op basis van een ongeëvenaard
en strikt verificatieregime van het IAEA. Nederland betreurt dan ook de Amerikaanse
terugtrekking uit het akkoord. Als gevolg hiervan onderhouden de huidige deelnemers
van het JCPOA een zeer precaire balans in het overeind houden van het akkoord. Iran
zet het nucleaire akkoord verder onder druk door bepaalde onderdelen ervan niet meer
na te leven omdat Iran van mening is dat andere partijen bij het akkoord ook hun verplichtingen
niet nakomen. Daar spreekt het kabinet met grote regelmaat zijn zorgen over uit.
Nederland hanteert een inzet van kritisch engagement met Iran en spreekt Iran waar
nodig aan, maar zoekt ook samenwerking op terreinen waar dat mogelijk en in Nederlands
belang is. Daarom steunt Nederland het JCPOA en zoekt Nederland de samenwerking met
o.a. Iran voor de instandhouding ervan. Ook zal Nederland zorgen blijven adresseren
ten aanzien van bijvoorbeeld het Iraanse ballistische raketprogramma, de Iraanse rol
in de regio en mensenrechtenschendingen. Deze gemixte inzet van kritisch engagement
is wezenlijk anders dan het Amerikaanse beleid van maximale druk.
Aandachtspunten
Hoewel de missie expliciet geen onderdeel uitmaakt van de door VS-geleide IMSC en
het, gezien de inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor nadrukkelijk een
de-escalatoir karakter heeft, is het niet ondenkbaar dat Iran ervoor kiest de missie
op te vatten als een bijdrage aan de Amerikaanse maximale drukcampagne tegen Iran.
Het ontwerp van de missie, de strategische communicatie rondom de missie en het diplomatieke
spoor mitigeren dit risico.
Iran vindt dat Europa te weinig levert om het nucleaire akkoord in stand te houden.
Ook hier kan Iran ervoor kiezen om het aansluiten bij een maritieme missie op te vatten
als een verdere afname van het Nederlandse en Europese politieke commitment aan het
akkoord – wat risico’s op uiteenvallen van het akkoord met zich mee brengt. De inzet
ter versterking van maritieme veiligheid in de Golfregio staat echter volledig los
van de Nederlandse steun voor JCPOA. Dat Iran de inzet mogelijk zal uitleggen als
een provocatie moet worden afgezet tegen het risico dat Iran de commerciële scheepvaart
zal blijven ontregelen indien er geen maatregelen worden genomen. Ook hier gelden
de diplomatieke dialoog, het ontwerp van de missie en de strategische communicatie
daaromtrent als mitigerende maatregelen.
Nederland is kritisch ten opzichte van veel aspecten van het gedrag van Iran (o.m.
mensenrechten, ballistische raketprogramma, destabiliserende rol in de regio). Het
kabinet spreekt Iran hierop ook aan in een kritische dialoog, o.m. en marge van de
AVVN bij een onderhoud van Minister Blok met zijn ambtgenoot Zarif. Een Nederlandse
bijdrage aan een (bredere) Europees-geleide maritieme missie samen met Europese ondertekenaars
van het JCPOA, zal gericht zijn op het bewaken van vrijheid van navigatie ten behoeve
van vrije en onbelemmerde doorvoer. Hiermee is de bijdrage niet gericht op verhogen
van spanningen en staat het nadrukkelijk los van de Amerikaanse maximale drukcampagne
tegen Iran.
Bij een eventuele escalatie van de situatie in de regio kan Nederland eigenstandig
beslissen om de inzet te beëindigen en terug te keren. Er wordt bewust gekozen voor
inzet in een Europees-geleide maritieme missie, zodat de inzet niet geassocieerd wordt
met de Amerikaanse maximum pressure campagne. Ook is het van belang om bij de landen in de regio de boodschap af te geven
dat de Nederlandse inzet louter is gericht op het veiligstellen van het recht op vrije
doorvaart.
Mandaat
Het juridisch kader voor inzet van het fregat, met boordhelikopter, is het internationale
zeerecht, in het bijzonder het VN-Zeerechtverdrag. Er kan enkel sprake zijn van zelfverdediging.
Het fregat met haar helikopter opereert te allen tijde onder de eigen, nationale geweldsinstructie
(rules of engagement) die voldoende ruimte geeft voor zelfverdediging.
Deelnemende landen
Frankrijk heeft 12 Europese landen benaderd. De nationale besluitvormingsprocedures
in deze landen lopen nog. Onder andere Denemarken heeft zich positief geuit over EMASOH.
Invloed
Politieke sturing en controle vinden plaats in reguliere bijeenkomsten van vertegenwoordigers
van deelnemende staten, een zogenoemd «Political Contact Group (PCG)», die in ministerieel of ambtelijk verband bij elkaar kan komen. Hiermee behoudt Nederland
te allen tijde invloed op (de nadere invulling van) het mandaat, de wijze van uitvoering
en de duur van de operatie.
Militaire aspecten
Nederlandse bijdrage
Inzet van een fregat met boordhelikopter en een aantal stafofficieren voor het Frans
geleide hoofdkwartier.
Haalbaarheid
De beoogde militaire missie gaat uit van «light footprint» bestaande uit maximaal
twee schepen en één of meer vliegtuigen. De missie kent een relatief klein operatiegebied
bestaande uit het westelijke deel van de Golf van Oman (internationale wateren), de
Straat van Hormuz zelf (internationale zeestraat) en het oostelijke deel van de PerzischeGolf
(internationale wateren). Het is op dit moment niet voorzien om het fregat in te zetten
voor escortes van Nederlands gevlagde schepen door bijv. de Straat van Hormuz, wat
– indien wenselijk – enkel buiten de missie onder nationaal bevel kan gebeuren.
Geweldsinstructie
T.b.v. het operationele niveau wordt het missiedoel vertaald naar een (zo veel als
mogelijk) gezamenlijke set van Rules of Engagement (ROE’s). De door Frankrijk voorziene set ROE’s sluit aan bij de set die Nederland
voor deze inzet voorziet. Tenslotte is er in algemene zin sprake van spanningen in
de regio, wat gevolgen kan hebben voor veiligheidssituatie en de mogelijk daaruit
voortvloeiende risico’s voor het fregat. Dit wordt voortdurend in de gaten gehouden
om hierop te kunnen anticiperen.
Bevelstructuur
Bij de inzet behoud de Commandant der Strijdkrachten te allen tijde Full Command (FULLCOM) over de Nederlandse eenheden. De Nederlandse bijdrage komt onder lokaal
commando van de Commandant van het Fleet Headquarter (FHQ) dat momenteel wordt opgezet en deel zal uitmaken van het bestaande Franse
Joint Hoofdkwartier in Abu Dhabi. Het FHQ zal eind 2019 Initial Operational Capable (IOC) en eind januari Full Operational Capable (FOC) zijn. De logistieke ondersteuning valt eveneens onder de nationale bevelsstructuur
waarbij waar mogelijk wordt samengewerkt met de andere deelnemers binnen de missie.
Duur van de deelname
De inzet van een fregat is mogelijk tussen januari en juni 2020. In verband met onderhoud
moet het fregat eind juni terug zijn in Den Helder. Indien ontwikkelingen daartoe
aanleiding geven beziet het kabinet of en zo ja onder welke voorwaarden een verlenging
of wijziging van de inzet wenselijk wordt geacht. Hierbij zullen de consequenties
voor de gereedstelling en de verdringingseffecten van bestaande verplichtingen en
eventuele bijdragen in het kader van een van de drie hoofdtaken van Defensie zorgvuldig
worden afgewogen.
Risico’s
Veiligheid
De militaire missie kent een defensief karakter en beperkt zich tot maritime surveillance & situational awareness. Er bestaat echter de mogelijkheid dat statelijke actoren in de regio irregulier
optreden, waardoor deze moeilijk te onderscheiden zijn van niet-statelijke actoren.
In voorkomend geval kan het fregat zichzelf verdedigen. Met een goede informatiepositie
kan dit risico echter tot een minimum worden beperkt.
Medisch
De bekende planmatige 10-1-2 afdekking is bij maritieme operaties gezien de geografische
factoren niet uitvoerbaar en ook niet van kracht. Er wordt gestreefd naar een keten
die hier zo dicht mogelijk bij aansluit. De tijdslijn voor chirurgische hulp zal echter
in veel gevallen niet gehaald worden. Aan boord is door de Medische Actiedienst (MAD),
de aanwezige Algemeen militair Verpleegkundige en de scheepsarts de eerste opvang
goed afgedekt. Voor de 2e lijns-zorg wordt, zoals gebruikelijk bij maritieme operaties,
teruggevallen op hospitalen op de wal. De aanwezige boordhelikopter kan worden gebruikt
voor tijdige afvoer van een patiënt.
Dreiging
De huidige politieke spanningen hebben geleid tot enkele geweldsincidenten. Een Nederlands
schip in de regio kan in theorie te maken krijgen met vergelijkbare vormen van geweld.
Die dreiging wordt echter laag ingeschat omdat de Iran vermoedelijk niet uit is op
escalatie. Wel zal de aandacht van Iran voor Nederland en specifiek het ingezette
fregat toenemen. Diverse specifieke dreigingen, zoals cyberspionage en -sabotage,
zijn onderzocht, zonder ernstige constateringen. De geconstateerde dreigingen hangen
samen met de door de Nederlandse eenheden en militairen genomen voorzorgsmaatregelen.
Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid
Het fregat kan zonder aanvullende gereedstelling worden ingezet. Dit betekent echter
dat NLD de maritieme bijdrage aan de NAVO (VJTF) in de eerste helft van 2020 (januari–juni),
die tevens deelneemt aan de Standing NATO Maritime Group (SNMG) van februari tot juni, moet terugtrekken. De NAVO moet hierover schriftelijk
worden geïnformeerd. Bij inzet in genoemd operatiegebied heeft het fregat geen mogelijkheid
om de geoefendheid voor hoofdtaak 1 te voltooien; ook is de inzetduur langer dan deelname
aan SNMG en moet na terugkeergroot onderhoud worden uitgevoerd. Beide factoren hebben
verdringing van geplande gereedstellingsactiviteiten in de tweede helft van 2020 tot
gevolg. Eventuele consequenties op middellange termijn worden inzichtelijk door het
aanpassen van de CZSK operationele jaarplanning 2020 en 2021, waar de Kamer in de
halfjaarlijkse inzetbaarheidsrapportage over wordt geïnformeerd.
Nationale Veiligheid
De huidige appreciatie is dat Nederlandse deelname aan EMASOH niet noodzakelijkerwijs
leidt tot een wijziging van de risico’s voor de nationale veiligheid. Mogelijke dreigingen
vanuit de regio voor de nationale veiligheid bestaan ook los van deelname aan EMASOH.
Hierbij valt onder meer te denken aan: optreden tegen in Nederland verblijvende politieke
tegenstanders uit de regio, inbreuken op de Nederlandse digitale ruimte of aantasting
van de economische veiligheid van Nederland. Inzake risico’s voor Nederlandse belangen
in de regio, in het bijzonder die van Nederlandse burgers en bedrijven, geldt dat
deze eveneens zouden kunnen bestaan of ontstaan los van deelname aan EMASOH. Met het
oog op de nationale veiligheid wordt de situatie blijvend gemonitord.
Financiën
De directe additionele uitgaven van de Nederlandse bijdrage zijn geraamd tussen € 10 miljoen
en € 15 miljoen en worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV).
De indirecte financiële consequenties van de inzet, zoals ten gevolge van de consequenties
voor gereedheid en geoefendheid, worden momenteel in kaart gebracht. In een volgende
Kamerbrief wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.