Brief regering : Beleidsreactie op het onderzoek van het WODC over slachtofferschap van online criminaliteit
28 684 Naar een veiliger samenleving
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 589 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2019
Online criminaliteit vormt een belangrijk maatschappelijk probleem dat door de digitalisering
van de maatschappij in allerlei verschijningsvormen opduikt. Slachtofferschap is één
van de vier sporen van de integrale aanpak cybercrime, waarover de Minister van JenV,
mede namens mij, uw Kamer in juni 2019 heeft bericht.1 In het kader van deze aanpak wordt met betrekking tot slachtofferschap van cybercrime
de wetenschappelijke kennis vergroot.
Eerder is al een eerste verkenning uitgevoerd naar de wensen, behoeften en ervaringen
van slachtoffers van online criminaliteit in de praktijk. Zie hiervoor mijn beleidsreactie
eerder dit jaar.2 Vanwege het exploratieve, kwalitatieve karakter van dit onderzoek heb ik het WODC
gevraagd kwantitatief onderzoek te doen naar oorzaken en gevolgen van online slachtofferschap.
Het doel van dit onderzoek is om beter zicht te krijgen op de omvang, risicofactoren
en gevolgen van online slachtofferschap. Met deze brief bied ik uw Kamer, mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid, het onderzoeksrapport «Slachtofferschap van
online criminaliteit» aan3.
Kern onderzoeksbevindingen
In het onderzoek is onderzocht wat de patronen zijn van (herhaald) slachtofferschap
van online criminaliteit en in hoeverre die worden verklaard door persoonskenmerken,
online gedragingen en de gevolgen van eerder slachtofferschap. Er is gekeken naar
slachtofferschap van zeven online delicten: creditcard fraude, gehackt worden, online
aankoopfraude, online bedreiging, het oplopen van een computervirus, ongeautoriseerde
bankafschrijving en identiteitsfraude.
De eerste conclusie van dit rapport is dat slachtofferschap van zeven typen online
delicten tussen 2010 en 2018 is gedaald onder een representatieve steekproef van de
Nederlandse bevolking, waarbij het meest voorkomende type online delict is verschoven
van computervirussen naar aankoopfraude. De prevalentie van slachtofferschap van de
zeven onderzochte online delicten samen is in de periode van 2010 tot 2018 gedaald
van 15,1% in 2010 naar 9,5% in 2018. Internetgebruik blijkt één van de risicofactoren
voor online slachtofferschap, aangezien de gelegenheid tot online criminaliteit groter
is naarmate men zich meer online begeeft. Mensen die eerder online slachtoffer zijn
geworden, mannen en jongere mensen, lopen ook een verhoogd risico op online slachtofferschap.
Impulsieve mensen, emotioneel instabiele mensen en meer open mensen hebben daarentegen
niet alleen meer kans om één keer slachtoffer te worden, maar ook om herhaald slachtoffer
te worden van online criminaliteit. Een mogelijke verklaring voor de sterke samenhang
tussen deze persoonlijkheidskenmerken en online slachtofferschap, is dat deze kenmerken
een indicatie zijn voor online risicogedrag. Zo zullen impulsieve mensen tijdens hun
handelen minder nadenken over mogelijke risico’s, hebben emotioneel instabiele mensen
meer moeite om risico’s in te schatten, en hebben open mensen een grotere kans om
online gegevens te delen. Niet alleen het internetgebruik zelf, maar ook de manier
waarop men zich op het internet gedraagt, lijkt dus een risicofactor voor online slachtofferschap.
Het huidige onderzoek laat zien dat slachtoffers van online criminaliteit niet minder
gebruikmaken van het internet na hun slachtofferervaring. Slachtoffers van de zeven
onderzochte delicten ervaren over het algemeen geen verslechtering in hun mentale
gezondheid. Alleen slachtoffers van online bedreiging laten een daling in hun mentale
gezondheid zien. Slachtoffers van online criminaliteit lijken zich desalniettemin
bewust van hun eerdere slachtofferervaring, gezien de bevinding dat ze gemiddeld genomen
een grotere angst voor online criminaliteit rapporteren en meer beschermingsmaatregelen
hebben getroffen dan vóór hun slachtofferervaring. Deze bevinding laat zien dat slachtoffers
bereid zijn hun online gedrag aan te passen, en dat het relevant is (potentiële) slachtoffers
te wijzen op wat ze kunnen doen om de kans op een (nieuwe) slachtofferervaring te
verkleinen.
Kabinetsreactie
De integrale aanpak van cybercrime bestaat uit vier sporen en heeft naast preventie,
opsporing en slachtofferschap, ook wetenschappelijk onderzoek als prioriteit. Sinds
de start van de integrale aanpak zijn door het WODC al een aantal wetenschappelijke
onderzoeken omtrent cybercrime uitgevoerd. Daarnaast worden ook door kennisinstellingen
veel wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar cybercrime-gerelateerde onderwerpen,
zoals daderschap, slachtofferschap en criminaliteitsfenomenen. Naar verwachting worden
de komende maanden nog een aantal andere onderzoeksrapporten opgeleverd. Daarna worden
deze uitkomsten in samenhang bezien en op basis daarvan worden conclusies getrokken
voor de aanpak van cybercrime. In het voorjaar van 2020 wordt uw Kamer hier nader
over geïnformeerd.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming