Brief regering : Gevolgen PAS-uitspraak en PFAS voor IenW-projecten in het kader van het MIRT (inclusief met kustlijnzorg)
35 300 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020
Nr. 58 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2019
Met deze brief informeer ik u – conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg
MIRT van 12 juni 2019 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 130) en in aanvulling op de stand van zakenbrief1 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 september 2019 –
over de gevolgen van de PAS-uitspraak voor de MIRT-projecten (Meerjarenprogramma Infrastructuur,
Ruimte en Transport) met betrokkenheid van IenW. Ik betrek daarbij ook de kustlijnzorg.
In de bijlage treft u een actueel overzicht aan van de voortgang en planning van deze
projecten2. Daarnaast informeer ik u over de gevolgen van PFAS voor de IenW-projecten die door
Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail worden uitgevoerd. Er is een gering aantal projecten
die met beiden te maken hebben. Dit komt vooral doordat stikstof gevolgen heeft voor
de planuitwerking en vergunningverlening en PFAS voor de uitvoering.
PAS
Niet alle genoemde IenW-projecten ondervinden gevolgen van de PAS-uitspraak.
Projecten die, zoals nu bekend, in ieder geval gewoon door kunnen gaan zijn Trintelzand,
A2 Vonderen Kerensheide, A4 Haaglanden-N14, spooraanpassingen bij Haarlem, Halfweg
en Zandvoort en het weghalen overwegbevloering in Venray (onderdeel van NABO). Ook
alle projecten die geen stikstofbijdrage hebben, of geen significant effect op stikstofgevoelige
habitats vinden doorgang conform planning.
Hiermee blijven we werken aan de veiligheid van onze infrastructuur en bereikbaarheid
van Nederland en houden we de Grond-, Spoor-, Weg- en Waterbouwsector maximaal aan
het werk.
Ook bij de lopende verkenningen hoeft de vertraging in veel gevallen niet groot te
zijn, omdat deze verder in de tijd liggen. Bij deze projecten zal een projectspecifiek
onderzoek plaatsvinden. Hieruit moet blijken of aannemelijk gemaakt kan worden3 dat het voorkeursalternatief de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden
niet aantast, of mitigerende maatregelen mogelijk zijn en of een ADC-toets in de planuitwerkingsfase
haalbaar is.
Daar waar projecten wel gevolgen ondervinden van de PAS-uitspraak, is er voornamelijk
sprake van vertraging. Bij sommige – voornamelijk grote – infraprojecten gaat het
daarbij om mogelijk meerdere jaren. Hoe verder een project in de procedure was gevorderd,
hoe groter de planningseffecten van de uitspraak van de Raad van State in het algemeen
zijn. Hierdoor is het effect op de planning van een project zoals Ring Utrecht relatief
groot.
Voorts kan sprake zijn van extra kosten door noodzakelijk onderzoek en maatregelen.
Daarnaast is er een kans dat er enkele projecten zijn die in hun huidige vorm geen
doorgang kunnen vinden als gevolg van stikstof. Zeker daar waar een hoge bijdrage
is op Natura 2000-gebieden en mitigatie of compensatie lastig is. Het laatste is bijvoorbeeld
het geval bij habitattypen een langere tijd nodig hebben om zich ergens te ontwikkelen.
De vertragingskosten, de kosten voor extra onderzoek en voor eventueel benodigde compensatie-opgaven
kunnen naar inschatting van RWS en ProRail voor grote projecten aanzienlijk zijn en
in totaal tientallen miljoenen euro’s bedragen. Voor de kleinere projecten worden
deze kosten door RWS en ProRail in de meeste gevallen in totaal op enkele honderdduizenden
euro’s geschat. Het bepalen van de verwachte kostenstijging per project vergt meer
tijd. Daarom is in de bijlage nu alleen het momenteel beschikbare budget per project
inzichtelijk gemaakt als orde grootte. Wanneer voor projecten precies is doorgerekend
wat de stikstofbijdrage is, kan ook een betere inschatting worden gemaakt van de eventuele
gevolgen. Hiervoor doorloopt elk project zijn eigen proces. Via het hiervoor geëigende
proces (de MIRT) zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
Er zullen bij alle vier hoofdnetten – naast gevolgen voor de aanleg van projecten
– ook gevolgen zijn voor beheer en onderhoud, de vervanging en renovatie.
Ik hecht er aan om aan te geven dat het stikstofdossier nog sterk in ontwikkeling
is, waardoor de hieronder gegeven inzichten per hoofdnet en de globale oplossingsrichting
nog kan wijzigen. Dit kan ook gevolgen hebben voor de planning en extra kosten.
De gevolgen van de PAS-uitspraak zijn geïnventariseerd voor de IenW-projecten op het
hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem
(inclusief kustlijnzorg). Een deel van de projecten is nog niet zodanig ver gevorderd
dat stikstofdepositie kon worden uitgerekend. Hierdoor kan niet voor ieder project
aangegeven worden wat precies de gevolgen zijn voor de doorgang van het project, de
planning en de kosten.
Hieronder wordt een aantal specifieke aspecten van de verschillende hoofdnetwerken
weergegeven.
Hoofdwegennet
• Doordat het kabinet heeft besloten tot een generieke snelheidsverlaging gedurende
de dag (zoals opgenomen in de brief van het kabinet4 van 13 november 2019), kan deze mitigatiemaatregel niet meer bij de projecten worden
ingezet, met uitzondering van de 7 MIRT-projecten en de ViA15, die in deze brief zijn
genoemd. Deze snelheidsverlaging is al in de overzichtstabel meegenomen. Wat de gevolgen
zijn van de snelheidsverlaging voor de overige projecten, moet nog worden bepaald.
• Voor de projecten waar al een maximale snelheid van 100 km/u gedurende de dag geldt,
zie de bijlage, kan de generieke snelheidsverlaging toch ook gevolgen hebben. Dit
als gevolg van de netwerkeffecten op het verkeer op de omliggende hoofdwegen waar
op dit moment nog wel harder gereden mag worden dan 100 km/u.
• Om dit te bepalen, moeten onder andere nieuwe verkeersberekeningen met het Nederlands
Regionaal Model (NRM) en nieuwe stikstofdepositie-berekeningen worden uitgevoerd.
Dit heeft mogelijke verdere vertraging tot gevolg.
• De inventarisatie laat zien dat het voor een aantal projecten lastig zal zijn om een
sluitende beoordeling op stikstof rond te krijgen. Dit betreft naar huidig inzicht
de A58 Annabosch-Galder. Mitigatie biedt hier mogelijk onvoldoende ruimte (snelheidsverlaging
of extern salderen). Daarnaast worden prioritaire habitats beïnvloed die lastig zijn
te compenseren.
Hoofdspoorwegennet
• Bij de inventarisatie zijn de MIRT-spoorprojecten beschouwd waar het Ministerie IenW
bevoegd gezag is. Voor een aantal spoorprojecten geldt dat deze onder bevoegdheid
van andere overheden vallen. Wel is IenW in sommige van die gevallen financieel en/of
inhoudelijk betrokken, maar deze zijn niet opgenomen in de bijlage.
• Voor de meeste spoorprojecten geldt dat er alleen sprake is van tijdelijke effecten
vanwege de aanleg, maar ook hiervoor geldt dat er gevolgen kunnen zijn voor de projecten.
In de bijlage is dit benoemd.
Hoofdwatersysteem
• In het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP en HWBP-2) worden naast een aantal rijkskeringen,
voornamelijk keringen van waterschappen aangepakt.
• Het HWBP bestaat voornamelijk uit projecten die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid
van de waterschappen, deze zijn niet in de bijlage weergegeven.
• De meeste HWBP-2 projecten zijn al uitgevoerd en ondervinden geen hinder van de huidige
stikstofproblematiek.
Markermeerdijken en Eemdijken worden uitgevoerd door waterschappen en bevinden zich
in de realisatiefase. Voor Markermeerdijken is een projectspecifieke ecologische onderbouwing
opgesteld, waaruit blijkt dat er geen significant effect is op stikstofgevoelige gebieden.
De verwachting is dat hiermee voldoende onderbouwing is geleverd. Voor Eemdijken vindt
nog onderzoek plaats5.
• Voor kustlijnzorg zijn er tien nog aan te besteden suppleties die vertraging ondervinden
als gevolg van de PAS-uitspraak. Momenteel wordt er projectspecifiek onderzoek uitgevoerd.
Hoofdvaarwegennet
• Verschillende projecten zitten nog in de voorbereidingsfase. Daarvoor kan nog niet
gezegd worden wat de gevolgen zijn van de PAS-uitspraak.
Er zijn nu geen vrijgevallen middelen als gevolg van stikstof die voor andere opgaven
kunnen worden ingezet. Wel zijn er extra kosten binnen de projecten door extra onderzoek
en eventuele maatregelen. Voor de extra benodigde middelen zal het kabinet op de daar
voor geijkte momenten in de begrotingscyclus met concrete dekkingsvoorstellen komen.
Waar projecten nu vertraging oplopen, zullen bestaande financiële middelen naar achteren
worden geschoven. Hierover zal u – waar nodig – ook projectspecifiek via de MIRT-behandelingen
worden gerapporteerd.
Globale oplossingsrichting
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State (RvS) ben ik gestart met het uitvoeren
van projectspecifieke ecologische beoordelingen voor stikstofeffecten op Natura 2000-gebieden. Waar nodig wordt de ADC-toets doorlopen en worden mitigerende of compenserende
maatregelen getroffen, waarmee significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden
worden voorkomen of gecompenseerd. In het geval dat er prioritaire habitats aan de
orde zijn – en er geen sprake is van een dwingende reden op het gebied van de menselijke
gezondheid, de openbare veiligheid of voor het milieu wezenlijke effecten – zal voorafgaand
aan juridische besluiten (zoals een Tracébesluit) advies worden ingewonnen bij de
Europese Commissie. Hierdoor zal de procedure langer duren en dus tot grotere vertraging
leiden. Dit is verwerkt in de bijgevoegde tabel.
Om te zorgen dat de veiligheid van onze infrastructuur en waterveiligheid wordt gegarandeerd
werken we voorts aan noodwetgeving. Het kabinet heeft uw Kamer hierover bij brief
van 13 november 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 35 334, nr. 1).
PFAS
Met de kamerbrief van 13 november 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de acties en
stappen die in gang zijn gezet om projecten die hinder ondervinden als gevolg van
PFAS vlot te trekken (Kamerstuk 35 334, nr. 1). In deze brief is een breed pakket aan acties beschreven waarbij zowel wordt ingezet
op het benutten als het creëren van ruimte voor grondverzet en baggerwerkzaamheden
met PFAS. Onderstaand geef ik een overzicht van de gevolgen van PFAS in de (water)bodem
voor de IenW-projecten die door Rijkswaterstaat en ProRail worden uitgevoerd. Het
betreft MIRT-projecten en reguliere en grote onderhoudsprojecten. RWS en ProRail hebben
hiervoor een inventarisatie uitgevoerd. Indien zwaarwegende belangen zoals de veiligheid,
bevaarbaarheid en waterkwaliteit in het geding zijn, zouden werkzaamheden doorgang
moeten kunnen vinden. Op dit moment zijn er geen projecten waar dit speelt, maar dit
wordt uiteraard scherp in de gaten gehouden.
Uit de geïnventariseerde IenW-projecten blijkt dat PFAS op dit moment bij verzameling
van projecten in onderstaande lijst (circa 10% van de IenW-projecten) leidt tot significante
gevolgen met een effect op planning en/of financiën. In circa 40% van de IenW-projecten
is PFAS op dit moment geen issue omdat er geen bagger- of grondverzet plaatsvindt
of omdat concentraties onder de norm van het tijdelijk handelingskader PFAS liggen.
Voor circa 25% geldt dat de (water)bodemonderzoeken naar aanwezigheid van PFAS nog
lopen. Voor de overige circa 25% geldt dat bodemonderzoeken naar PFAS nog niet aan
de orde is. Dit laatste gaat bijvoorbeeld om projecten die zich nog in de planstudiefase
bevinden en waar nog geen bodemonderzoek aan de orde is. Verwachting is dat – behoudens
situaties waar hoge waarden worden aangetroffen – bij dit soort projecten in de planning
rekening gehouden kan worden met de eventuele aanwezigheid van PFAS in de bodem. Voor
het spoor geldt dat vanwege de PFAS-problematiek oude ballast niet kan worden afgevoerd
zonder PFAS onderzoek. Tot 1 december 2019 heeft ProRail daar een oplossing voor gevonden
met een verwerkingsbedrijf. Voor na 1 december 2019 wordt gewerkt aan een nieuwe oplossing
voor het afvoeren van ballast bij lopende projecten en onderhoud.
Met de acties en maatregelen waarover uw Kamer op 13 november 2019 is geïnformeerd,
zijn meer oplossingsrichtingen binnen handbereik om de knelpunten aan te pakken en
vertraging en kostenverhogingen zo veel mogelijk te voorkomen. Daarbij is bijvoorbeeld
het recent openstellen van de Rijksbaggerdepots een belangrijke oplossingsrichting
voor een deel van de stagnerende projecten. Deze staan open voor sterk vervuilde baggerspecie
die ook PFAS bevat. Ook de tijdelijke landelijke achtergrondwaarde – onderdeel van
het maatregelenpakket van 1 december 2019 waar aan gewerkt wordt – zal bijdragen om
projecten op korte termijn vlot te trekken. Niet alleen voor IenW-projecten, maar
dit zal voor veel projecten met grondverzet en baggerwerk een oplossing bieden.
IenW-projecten met een actueel knelpunt door PFAS (Circa 10% van totale aantal beschouwde
IenW-projecten)
Groot onderhoud vaarwegen Maas
Regulier onderhoud Twentekanalen
Regulier onderhoud Nieuwe waterweg
MIRT-project capaciteitsuitbreiding sluis Eefde
Regulier onderhoud wegen regio West-Nederland Noord
Regulier onderhoud Rijntakken: locaties Nederrijn – Lek, invaarten Amsterdam-Rijnkanaal
en Maaswaal kanaal
MIRT-project Blankenburgverbinding
Programma Kader Richtlijn Water Utrecht, locatie Elster buitenwaarden
Programma Kader Richtlijn Water Zuid-Nederland, locaties Wellerlooi, Afferden, De
Lijmen
MIRT-project Zeetoegang IJmond
MIRT-project nieuwe sluis Terneuzen
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Amsterdam: Westhaven en Contactweg.
Instandhouding Spoor: diverse projecten
Ter afsluiting
De stikstof- en PFAS-problematiek heeft grote gevolgen, ook voor IenW-projecten. De
Grond-, Spoor-, Weg- en Waterbouwsector ondervindt dit nu al concreet, door de vertraging
en onduidelijkheid over het verdere verloop van de projecten.
Gelukkig gaan ook veel projecten wel door zoals in deze brief benoemd, waarmee er
voor deze sector ook werk beschikbaar blijft.
Uit de inventarisatie blijkt ook dat vertraging in besluitvorming en realisatie bij
meerdere projecten ten gevolge van de PAS-uitspraak niet te voorkomen is.
Het risico op niet tijdig door gaan van projecten bestaat daarmee nog steeds. Bij
een aanzienlijk aantal projecten zijn aanvullend onderzoek en mogelijk mitigerende
en compenserende maatregelen vereist. Of en in welke mate dit laatste mogelijk zal
zijn bij alle projecten, zal werkende weg worden bezien.
De problemen als gevolg van PFAS in de bodem hebben een andere oorsprong dan bij stikstof.
Dit vraagt dan ook om andere oplossingsrichtingen. Met de Kamerbrief van 13 november
2019 heeft het kabinet hiervoor aanvullende maatregelen aangekondigd.
Gezien de maatregelen waartoe het kabinet recentelijk heeft besloten, is het op dit
moment nog te vroeg omde uiteindelijke gevolgen voor IenW-projecten vast te stellen.
Deze gevolgen zullen komend half jaar duidelijk worden. Ik zal uw Kamer hierover op
geëigende momenten, zoals binnen het reguliere MIRT-proces, nader informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat