Brief regering : Beleidsreactie voorlichting democratische controle van de Tweede Kamer op de besteding middelen politie
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 160
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2019
Inleiding
Met de inrichting van het politiebestel is ervoor gekozen de politie geen departementaal
onderdeel te maken. Daardoor is de sturing op en verantwoording over de politie niet
vergelijkbaar met normale departementale onderdelen. Het huidige politiebestel bestaat
pas zeven jaar, en de huidige politieorganisatie is in vergelijking met andere organisaties
daarmee nog redelijk jong. Zowel bestel als organisatie zijn nog volop in ontwikkeling.
Al sinds de herijking in 2015 zijn mijn voorgangers en ik bezig om in een consistente
lijn de sturing op en voor de politie te verbeteren. Met deze herijking is de weg
naar meer lokaal maatwerk ingeslagen, en in 2017 heeft de commissie evaluatie Politiewet
2012 geconstateerd dat dit de juiste weg is. De commissie beveelt onder andere aan
de korpschef meer ruimte te geven om beheers- en beleidsmatig sturing te geven aan
de politie, om meer balans in sturing en controle in het bestel te bewerkstelligen,
en om de politie voor de gezamenlijkheid te laten zijn, en niet alleen van het rijk,
mijn ministerie, het OM, de gemeenten, de korpschef of de bonden. De richting die
ik met de herijking en de kabinetsreactie op de evaluatie heb ingezet, heeft uit beide
Kamers steun ontvangen.1 Ik bezie de voorlichting die de Afdeling advisering van de Raad van State (verder:
de Afdeling) heeft gegeven mede in het licht van deze beweging.
De Afdeling geeft in haar voorlichting aan dat de Kamer voldoende instrumenten heeft
om haar democratische controle op de besteding van de middelen van de politie uit
te voeren. De Kamer kan amenderen op artikel 31 van de begroting van Justitie en Veiligheid
(verder: JenV-begroting), en ook moties indienen op de JenV- en op de politiebegroting.
Ik onderschrijf de stelling van de Afdeling dat moties van groot belang zijn bij de
parlementaire behandeling van de JenV-begroting en dat moties betrekking kunnen hebben
op alle aspecten van het beheer van de politie, ongeacht of deze zijn uitgewerkt in
de JenV-begroting of niet. Indien mogelijk zal ik in mijn rol als Minister de aangenomen
moties uitvoeren. Moties zijn daarmee een zeer belangrijk instrument voor de Kamer
om te sturen op de (besteding van de middelen voor) de politie.
Reactie op de voorlichting
Ik ben de Afdeling erkentelijk voor de voorlichting.
De begroting (en meerjarenraming) en het beheerplan van de politie zijn bij uitstek
bestelinstrumenten en vervullen in alle lagen van het politiebestel een cruciale rol.
Vanzelfsprekend in eerste instantie binnen de politie, waarvoor het de beheersmatige
kaders geeft. In tweede instantie vervult het een belangrijke rol tussen mij en de
korpschef. Het is voorts onderdeel van mijn verantwoording aan uw Kamer zodat u uw
controlerende rol kan vervullen2. Tenslotte is het een instrument voor de bij wet geregelde medebetrokkenheid van
de lokale bestuurslaag uit onze decentrale eenheidsstaat. Het begroting- en beheerplan
zijn onlosmakelijk verbonden met de taakuitvoering. Het gezag is juist daarom betrokken
zoals bedoeld in artikel 19 van de Politiewet 2012 via het Landelijk Overleg Veiligheid
en Politie (LOVP). Op die wijze nemen de gezagsdragers, de korpschef en ikzelf onze
verantwoordelijkheid voor een samenhangende en evenwichtige politiebegroting. Om dit
verder te verbeteren heb ik in de kabinetsreactie op de evaluatie aangekondigd de
Politiewet 2012 te wijzigen zodat de korpschef het ontwerp van de begroting opstelt.
Zo kan hij deze beheerstukken zo vormgeven dat er meer ruimte is voor flexibiliteit
en maatwerk binnen landelijke kaders. De prioritering ten aanzien van de taakuitvoering
geschiedt uiteraard door de gezagen. Het is zaak om deze samenhang overeind te houden.
Ik deel met de Afdeling dat er verbeteringen mogelijk zijn. De informatie die is opgenomen
in (de toelichting van) artikel 31 moet zowel tegemoetkomen aan de wensen van uw Kamer
in uw controlerende functie, moet mij voldoende faciliteren in mijn sturingsrelatie
met de korpschef, en moet de korpschef voldoende in staat stellen om vanuit de belangen
van de politieorganisatie en de taakuitvoering beheersmatig sturing te geven aan zijn
organisatie. De vertegenwoordigers van het gezag moet het in staat stellen om te reflecteren
op de beheersmatige ontwikkelingen in het licht van hun wensen ten aanzien van de
taakuitvoering en hun wettelijke bevoegdheden ten aanzien van prioritering en verdeling
van de sterkte binnen de eenheden.
Nu de begroting van de politie voor alle actoren in het bestel een essentieel beleids-
en beheerdocument is, is het zaak de begroting (en meerjarenraming) en het beheersplan
van de politie informatiever te maken. Met het oog hierop is in deze stukken voor
de jaren 2020–2024 in afzonderlijke hoofdstukken uitgebreid aandacht besteed aan de
strategische agenda van de politie, de meerjarige ontwikkelingen op het terrein van
de verschillende portefeuilles (taken en bedrijfsvoering), de inzet van mensen en
middelen in de organisatie, strategische beheerthema’s en financiën. In het hoofdstuk
over de inzet van mensen en middelen (hoofdstuk 4) wordt nu beter inzichtelijk gemaakt
welke bedragen hiermee zijn gemoeid per eenheid. Deze ontwikkeling, die al parallel
aan het onderzoek van de Afdeling is ingezet, zal de komende jaren stapsgewijs worden
voortgezet zodat de begroting (en meerjarenraming) en het beheerplan van de politie
successievelijk informatiever worden. Met het toesturen van de meer informatieve begroting
(en meerjarenraming) en het beheersplan van de politie ontvangt het parlement al bij
de komende begroting betere informatie over het beheer van de politie.
De Afdeling geeft aan dat hoewel uw Kamer voldoende mogelijkheden heeft om uw taak
goed te kunnen uitvoeren, het desondanks mogelijk is ook artikel 31 van mijn begroting
nog verder te verbeteren. De Afdeling geeft twee opties hiertoe: het opsplitsen van
artikel 31 in aparte artikelen, en het opdelen van artikel 31 in subartikelen.
Het opsplitsen in meerdere artikelen zorgt voor extra schotten in de begroting en
staat daarmee haaks op de beweging die sinds 2015 is ingezet. Ook de Afdeling wijst
op de negatieve consequenties voor het streven naar meer flexibiliteit. Ook om deze
reden opteer ik niet voor het opsplitsen in aparte artikelen.
Wel ben ik voornemens om informatie uit de ontwerppolitiebegroting over te nemen in
artikel 31, waarbij ik denk aan een aggregatieniveau specifieker dan u nu ontvangt.
Onder andere in de proeftuin van het traject Operatie Inzicht in Kwaliteit wordt nagedacht
over de wijze waarop hier zinvol invulling aan kan worden gegeven3.
Over het algemeen acht ik het daarnaast van belang dat het gesprek in toenemende mate
gaat over het realiseren van effecten. Ik stel mij in een hypothetisch voorbeeld voor dat u de wens uit dat de politie
in een x aantal jaar klimaatneutraal opereert. In plaats van dan politiek te sturen
op y miljoen meer op de posten vervoer (voor elektrische auto’s) en facilitair (voor
isolatie van gebouwen), stel ik mij dan voor dat we de wijze waarop dit effect moet worden bereikt en welke consequenties dit heeft voor de (ontwerp)begroting
en de taakuitvoering over laten aan de korpschef, die immers ook conform de kabinetsreactie
op de evaluatie wordt belast met het opstellen van het ontwerp. Evident dient in de
uiteindelijke ontwerpbegroting helder gemaakt te worden hoe de korpschef denkt invulling
te geven aan die maatschappelijke opdracht. Hij kan immers vanuit de professionaliteit
van de organisatie het beste beoordelen op welke wijze dit doelmatig gerealiseerd
kan worden. Dit is mijns inziens volledig in lijn met de in de inleiding genoemde
herijking en de aanbevelingen van de commissie evaluatie Politiewet 2012, en de sindsdien
ingezette beweging.
Conclusie
De Afdeling concludeert dat er geen noodzaak is om de democratische controle op de
besteding van de middelen voor de politie te versterken. Nu gebleken is dat de mogelijkheden
die uw Kamer tot haar beschikking heeft op zich voldoen, wil ik op de hierboven beschreven
wijze investeren in een steeds betere invulling van sturing en verantwoording.
Ik acht het daarbij van groot belang dat het parlement goed wordt geïnformeerd over
de besteding van de middelen van de politie. Bij de volgende begrotingsbehandeling
van de begroting van 2021 ontvangt uw Kamer een ontwerp van de JenV-begroting waarbij
de hierboven genoemde wijzigingen hun weerslag hebben gekregen, en ontvangt u een
ontwerppolitiebegroting die weer een slag informatiever is.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid