Brief regering : Moties en toezeggingen op het gebied van mensenrechten
32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid
Nr. 272 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2019
In het afgelopen jaar zijn op het terrein van mensenrechten verschillende moties aangenomen
en verzoeken gedaan. In deze brief licht ik toe hoe opvolging aan deze moties en toezeggingen
is gegeven, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Vrijheid van religie en levensovertuiging
De vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 7 juni jl. een verzoek gedaan
om de stand van zaken in kaart te brengen van de initiatieven die het Ministerie van
Buitenlandse Zaken de afgelopen jaren heeft ontplooid op het terrein van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Dit verzoek wordt voldaan via de jaarlijkse rapportage
die uw Kamer ontvangt over de inzet en resultaten van het kabinet op het gebied van
mensenrechten. Daarin staat een apart hoofdstuk over de inzet op vrijheid van religie
en levensovertuiging. Daarnaast bevat deze mensenrechtenrapportage een bijlage met
een overzicht van alle projecten die onder meer onder deze prioriteit zijn gefinancierd.
De meest recente rapportage is op 29 mei naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 735, nr. 245).
Daarnaast heeft uw Kamer de motie van de leden Van der Graaf en Omtzigt over de verlenging
van het mandaat van de Speciaal Gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
in de EU (Kamerstuk 35 078, nr. 22) aangenomen. In aansluiting op de Nederlandse intensivering op het gebied van vrijheid
van religie en levensovertuiging – waaronder de aanstelling van de nationale Speciaal
Gezant voor Religie en Levensovertuiging, waarmee uw Kamer recentelijk kennismaakte –
heeft Nederland in Europees verband, bijvoorbeeld tijdens de Raadswerkgroep Mensenrechten
in Brussel, opgeroepen tot verlenging en versterking van het mandaat van de EU Speciaal
Gezant voor de bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging buiten de
EU. De Gezant fungeert als speciaal adviseur van de Eurocommissaris voor Internationale
Samenwerking en Ontwikkeling. Nederland zal bij de nieuw aan te treden Commissie pleiten
voor verlenging en versterking van het mandaat.
Verder heeft uw Kamer verzocht om meer ondersteuning van projecten ter bevordering
van de vrijheid van religie en levensovertuiging in het Midden-Oosten in de nader
gewijzigde motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 266).
Momenteel zijn de mogelijkheden voor het financieel steunen van projecten ter bevordering
van de vrijheid van religie en levensovertuiging, met aandacht voor religieuze minderheden,
in de genoemde landen helaas nog beperkt. Het aantal projectvoorstellen op deze thematiek
is dan ook zeer gering vanwege de beperkende wettelijke en politieke context. Wel
zal vanuit het Mensenrechtenfonds een nieuw project worden gefinancierd van de organisatie
PAX om discriminatie, geweld en vervolging op basis van religie en levensovertuiging
tegen te gaan in Irak, Libanon en de Palestijnse Gebieden.
Nederland brengt het belang van de vrijheid van religie en levensovertuiging op politiek
niveau op bij de autoriteiten in landen zoals Irak, Iran en Saoedi-Arabië, en zet
zich in Syrië in voor een inclusieve, politieke oplossing waarbij de rechten van allen,
inclusief religieuze minderheden, worden gerespecteerd. Zo heeft de Minister van Buitenlandse
Zaken recent in een gesprek met zijn Iraakse counterpart de positie van religieuze
minderheden opgebracht. Daarnaast onderhouden Nederlandse diplomatieke missies contacten
met religieuze minderheden en faith based organizations.
Vrijheid van meningsuiting
De motie van het lid De Roon (Kamerstuk 32 735, nr. 225) over islamkritiek als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting verzoekt de regering
om tijdens bilaterale gesprekken met islamitische landen, wanneer het thema mensenrechten
aan de orde komt, duidelijk te maken dat islamkritiek onlosmakelijk verbonden is met
de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is zeer regelmatig onderdeel
van het gesprek als het kabinet in andere landen spreekt over de mensenrechtensituatie.
Dat geldt dus ook voor islamitische landen. Zo is het onderwerp afgelopen jaar onder
meer opgebracht in gesprekken met Iran en informeel met vertegenwoordigers van de
Houthi’s (rebellen die in noorden van Jemen de facto controle hebben).
In Iran is dit punt opgebracht bij de specifieke zaken van vrouwenrechtenactivist
Saba Kord Afshari – die onlangs was veroordeeld tot 24 jaar gevangenisstraf vanwege
protesten tegen de verplichte hijab – en mensenrechtenadvocate Nasrin Sotoudeh – die
38 jaar cel en zweepslagen kreeg voor haar werk als (advocate van) vrouwenactiviste(n).
In incidentele en informele contacten op ambtelijk niveau met Houthi vertegenwoordigers
wordt naast humanitaire toegang ook gewezen op mensenrechtenschendingen, specifiek
de behandeling van de minderheidsgroep de Bahai. Deze Houthi’s geven aan dat betreffende
personen (bijvoorbeeld Bahai’s) niet gevangen zitten vanwege hun geloofsovertuiging
of omdat ze journalist zijn, maar omdat ze zich schuldig maken aan spionage of andere
ondermijnende activiteiten. Dat is een onbevredigend antwoord en het kabinet blijft
aandringen op eerlijke en transparante processen, vrijheid van religie en levensovertuiging
en vrijheid van meningsuiting.
Ook in Pakistan heeft de Mensenrechtenambassadeur tijdens haar recente bezoek in gesprekken
op verschillende niveaus, zowel met de overheid als met vertegenwoordigers van maatschappelijke
organisaties, benadrukt dat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie en
levensovertuiging een prioriteit zijn in het Nederlandse mensenrechtenbeleid en ruim
wordt geïnterpreteerd.
Gelijke rechten voor vrouwen en meisjes
Als opvolging van de motie van de leden Buitenweg en Ploumen over een Europees gezant
voor vrouwenrechten (Kamerstuk 32 735, nr. 218) heeft het kabinet samen met EU-partners een verkenning gedaan voor het instellen
van een EU-gezant voor vrouwenrechten.
De EU onderneemt al veel activiteiten op het gebied van gelijke rechten voor vrouwen:
er wordt jaarlijks een EU Gender Action Plan opgesteld met daarin actiepunten ten aanzien van vrouwenrechten, er bestaat een EU-adviseur
gender/vrouwen, vrede & veiligheid in kader van extern beleid en de EU werkt nauw
samen met de VN aan een partnerschap dat zich inzet om wereldwijd geweld tegen vrouwen
en meisjes tegen te gaan, het zogenoemde Spotlight initiatief. Dit sluit ook goed aan op de inzet van Nederland. Bovendien is gelijke
rechten voor vrouwen onderdeel van het takenpakket van de EU Speciaal Gezant voor
mensenrechten, die verantwoordelijk is voor het uitdragen van het Europese mensenrechtenbeleid
in de wereld. Deze gezant werkt nauw samen met de EU-adviseur gender/vrouwen, vrede
& veiligheid om coherentie en effectiviteit van het EU-buitenlandbeleid te bevorderen.
Bovengenoemde initiatieven en bestaande mandaten laten zien dat vrouwenrechten reeds
goed zijn ingebed in het buitenlandbeleid van de EU. Met de aanstelling van een extra
gezant bestaat er het risico dat er meer fragmentatie in het beleid ontstaat. Dit
is niet wenselijk, aangezien gelijke rechten voor vrouwen en meisjes integraal onderdeel
is en moet zijn van het EU-mensenrechtenbeleid.
Mensenrechtenverdedigers
Op het terrein van mensenrechtenverdedigers heeft uw Kamer de motie van het lid Van
Ojik (Kamerstuk 35 000 V, nr. 24) aangenomen. Conform deze motie wordt er binnen de Nederlandse inzet voor mensenrechtenverdedigers
ook specifieke aandacht besteed aan bescherming, zichtbaarheid en legitimiteit van
het werk van landrechtenverdedigers en milieuactivisten.
Zo is bijvoorbeeld in het subsidiebeleidskader voor het centrale Mensenrechtenfonds
onder het thema mensenrechtenverdedigers een expliciete verwijzing naar milieu- en
landrechtenverdedigers opgenomen. Projecten van Justice & Peace en Frontline Defenders die op deze prioriteit financiering ontvangen, bieden wereldwijd bescherming en training
aan mensenrechtenverdedigers, inclusief milieu- en landrechtenverdedigers. Ook vanuit
het decentrale Mensenrechtenfonds financiert het kabinet projecten die zich richten
op milieu- en landrechtenverdedigers. De ambassade in San Jose, Costa Rica is op 1 oktober
jl. een 3-jarig project met Peace Brigades International gestart ter bescherming van deze groep mensenrechtenverdedigers.
Aanvullend zet het kabinet in op het versterken en toekennen van landrechten voor
met name gemarginaliseerde mensen en duurzaam landgebruik. Dit gebeurt via het recent
gelanceerde LAND-at-scale programma, maar ook via nauwe samenwerking met bijvoorbeeld de International Land Coalition, het Global Land Tool Network en Kadaster en via deelname in strategische partnerschappen met bijvoorbeeld Both
Ends, Action Aid en Oxfam en hun lokale partners. Daarnaast vindt sinds 2014 jaarlijks
de Nederlandse High Level LANDdialoog plaats waar overheid, bedrijfsleven, academici en maatschappelijke organisaties gezamenlijk
werken aan de concrete toepassing van de wereldwijd geaccepteerde Voluntary Guidelines on Responsible Governance of Tenure of Land, Fisheries and Forests.
Naast financiering van activiteiten vraagt het kabinet ook aandacht voor de situatie
van (individuele) milieu- en landrechtenverdedigers in politieke dialoog, bijvoorbeeld
in bilaterale gesprekken met onder meer Brazilië en Colombia. In multilateraal verband
vraagt het kabinet aandacht voor de specifieke risico’s voor milieu- en landrechtenverdedigers
in verklaringen en resoluties over mensenrechtenverdedigers. Nederland heeft zich
sterk gemaakt voor de noodzaak voor bescherming en aandacht voor de specifieke risico’s
van deze groep mensenrechtenverdedigers in de Mensenrechtenraadresolutie over Recognizing the contribution of environmental human rights defenders to the enjoyment
of human rights, environmental protection and sustainable development1. Tot slot brengt het kabinet het onderwerp op in gesprekken met maatschappelijke
organisaties en bedrijven die in landen werken die verhoogde risico’s hebben voor
milieu- en landrechtenverdedigers, waarbij de IMVO-convenanten een goed instrument
zijn om bedrijven op te roepen om verantwoord te investeren.
Myanmar
Naar aanleiding van de motie van het lid Koopmans c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 248) onderzoekt het kabinet of er een realistische mogelijkheid bestaat om met een groep
landen van voldoende omvang en gelijkgezindheid een zaak tegen de Myanmarese staat
aan te brengen bij het Internationaal Gerechtshof. Uit consultaties is gebleken dat
gelijkgezinde landen een dergelijke stap vooralsnog niet overwegen. De meesten vrezen
dat een zaak bij het Internationaal Gerechtshof in Myanmar het transitieproces van
een overwegend militair naar civiel bestuur, een proces dat breed gesteund wordt,
in de wielen zou rijden.
Het kabinet blijft zich ondertussen onverminderd met gelijkgezinde landen inzetten
voor een VN-Veiligheidsraad verwijzing van de situatie in Myanmar naar het Internationaal
Strafhof conform de motie van de leden Kuzu en Van den Hul (Kamerstuk 32 735, nr. 233). Nederland heeft hier op 16 september jl. nog toe opgeroepen tijdens de interactieve
dialoog met de Independent International Fact-Finding Mission on Myanmar in de 42e zitting van de VN-Mensenrechtenraad. Verder zet het kabinet zich in voor het effectief
functioneren van het in 2018 door de VN opgezette en in augustus 2019 operationeel
verklaarde onafhankelijke bewijsgaringsmechanisme voor Myanmar (Independent Investigative Mechanism for Myanmar, IIMM). Ook blijft Nederland zich uitspreken over het belang van de samenwerking tussen
de verschillende accountability mechanismen, voornamelijk het Internationaal Strafhof en het IIMM. In EU-verband
pleit het kabinet, zoals aangekondigd tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 17 juni
jl., voor aanvullende gerichte sancties.
Saoedi-Arabië
Tijdens het notaoverleg mensenrechten van 1 juli jl. is gesproken over Saoedi-Arabië.
In de motie van de leden Karabulut en Ploumen (Kamerstuk 32 735, nr. 214) wordt de regering gevraagd om steviger in te zetten op de mensenrechtensituatie
in deze Golfstaat. Nederland heeft de inzet voor mensenrechten op verschillende manieren
versterkt. Zo worden dit jaar extra projecten gefinancierd vanuit het Mensenrechtenfonds.
Daarnaast zijn dit jaar voor het eerst gemeenschappelijke verklaringen over Saoedi-Arabië
aangenomen in de Mensenrechtenraad, tijdens de 40e zitting van de VN-Mensenrechtenraad in maart en tijdens de 42e zitting van de VN-Mensenrechtenraad in september. Ook heeft Nederland in EU-verband
aangedrongen op meer aandacht voor de mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië in multilaterale
fora. In de item 4-verklaring van de EU bij de Mensenrechtenraadsessies in maart en
september jl. werd mede daarom aandacht gevraagd voor de positie van vrouwenrechtenactivisten
en mensenrechtenverdedigers in dit land.
De Kamer verzocht het kabinet middels de motie van de leden Van Ojik en Sjoerdsma
en de motie van de leden Karabulut en Van Ojik (Kamerstuk 32 735, nrs. 249 en 260) om naar aanleiding van de moord op de journalist Jamal Khashoggi in EU-verband in
te zetten op maatregelen en om zich in internationaal verband hard te maken voor nieuw
onafhankelijk onderzoek naar de moord. Nederland heeft zich, samen met de EU, meerdere
malen stevig uitgesproken over de moord op Khashoggi. In de gemeenschappelijke verklaring
in de VN-Mensenrechtenraad van 23 september jl. is opnieuw duidelijk gemaakt dat de
verantwoordelijken gestraft moeten worden. Ook tijdens de interactieve dialoog met
de Speciaal Rapporteur Callamard op 26 juni jl. hebben Nederland en de EU de moord
op Khashoggi opnieuw sterk veroordeeld en Saoedi-Arabië opgeroepen alle medewerking
te verlenen aan onderzoeken naar de moord en alle beschikbare informatie vrij te geven.
Nederland dringt er bovendien in de EU op aan om mensenrechten steevast op te brengen
in contacten tussen de EU en Saoedi-Arabië.
Zuid-Afrika
Tijdens het notaoverleg mensenrechtenbeleid op 1 juli jl. verzocht de Kamer via de
motie van het lid Van Helvert en Van der Staaij (Kamerstuk 32 735, nr. 262) dat het kabinet bilateraal en in internationale fora stelling neemt tegen de voorgenomen
landonteigening zonder compensatie in Zuid-Afrika.
Conform deze motie heb ik de zorgen over landonteigening zonder compensatie recentelijk
(23 september 2019) opgebracht in het bilaterale gesprek met mijn Zuid-Afrikaanse
counterpart en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York.
Namens Nederland heb ik in het gesprek aangegeven in principe tegen landonteigening
zonder compensatie te zijn. Zuid-Afrika antwoordde dat landonteigening zal plaatsvinden
conform wetgeving die momenteel wordt voorbereid. In dit kader heeft het kabinet ook
het belang van eigendomsbescherming in het kader van het aantrekken van investeringen
benadrukt.
Tevens, en conform de motie, heeft het kabinet het Nederlandse standpunt inzake deze
mogelijke landonteigening zonder compensatie uitgedragen in multilateraal verband.
De Nederlandse bezwaren tegen landonteigening zonder compensatie zijn actief opgebracht
in de Afrika werkgroep van de EU (17 juli 2019), alsmede in het Economic and Development Review Committee van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) waar dit
onderwerp werd besproken in het kader van het sociaaleconomisch en landhervormingsbeleid
van Zuid-Afrika. Nederland heeft in deze multilaterale besprekingen stelling genomen
tegen landonteigening zonder compensatie en gezorgd dat ook de EU in de dialoog met
Zuid-Afrika de bestaande zorgen blijft benoemen.
Somalië
Tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op 22 november 2017 jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 25, item 3 stelde het lid Van Weerdenburg (PVV) de vraag of het kabinet bereid is om te stoppen
met het financieren van de juridische sector in Somalië zolang daardoor mede rechtbanken
worden gefinancierd die rechtspreken op basis van de sharia.
Nederland bevordert de veiligheid en rechtsorde in Somalië onder meer door het versterken
van het rechtssysteem en dit toegankelijker te maken voor burgers. Nederland doet
dit door steun aan programma’s die door internationale organisaties worden uitgevoerd
en geeft geen directe steun aan de juridische sector in Somalië. Voorbeelden zijn
het UN Joint Justice Programme, gericht op uitbreiding van toegang tot recht met speciale componenten voor versterking
van vrouwenrechten en een programma van de International Development Law Organisation, dat is gericht op alternatieve conflictbemiddeling ter versterking van de positie
van burgers en het tegengaan van mensenrechtenschendingen. Bij de uitvoering van alle
programma’s, ongeacht op welk juridisch onderwerp of instituut zij zich richten, wordt
gewerkt op basis van internationale rechtsnormen. Daarnaast stelde Nederland als voorwaarde
voor financiering van het VN-programma dat speciale aandacht aan de versterking van
positie van vrouwen wordt geschonken. Op grond van het bovenstaande is het kabinet
van mening dat er geen aanleiding is de financiering van deze programma’s te stoppen.
Colombia
De motie van de leden Diks en Alkaya (Kamerstuk 34 952, nr. 70) verzoekt de regering om haar steun voor de inzet van de Colombiaanse regering voor
een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen
voort te zetten, en om Nederlandse energiebedrijven op te roepen te stoppen met de
afname van steenkool van kolenleveranciers die deze verzoeningsdialoog frustreren.
Het kabinet steunt de inzet van de Colombiaanse regering door ondersteuning van het
transitional justice mechanisme en de multistakeholderdialoog in César. Transitional justice is een belangrijk onderdeel van het vredesakkoord met de FARC en wordt ondersteund
met een bijdrage van EUR 2,5 miljoen uit het Stabiliteitsfonds. Gerechtigheid en waarheidsvinding
voor de slachtoffers van paramilitairen en de FARC in César moeten hun beslag krijgen
in dit mechanisme. Nederland ondersteunt de Waarheidscommissie, het Vredestribunaal
en de Eenheid ter Opsporing van Vermiste Personen. Nederland heeft bijzondere aandacht
voor de participatie van slachtoffers en steunt zes allianties van slachtofferorganisaties.
Tot slot bevordert Nederland een actieve rol van de private sector in het transitional justice mechanisme.
Het kabinet heeft speciale aandacht voor toegang tot herstel in gebieden waar de bevolking
lijdt onder de gevolgen van mijnbouwactiviteiten. Nederland ondersteunt de multistakeholderdialoog
in César. Alle betrokken partijen nemen deel: lokale gemeenschappen, maatschappelijk
middenveld, (regionale) overheden en bedrijfsleven. De multistakeholderdialoog wordt
begeleid door de Colombiaanse tak van het Institute for Human Rights and Business en beoogt betrokken partijen in staat te stellen om in onderling overleg oplossingen
te vinden voor praktische problemen in het steenkoolgebied.
De vier Nederlandse energiebedrijven die steenkool afnemen van de Colombiaanse kolenleveranciers
hebben hun expliciete steun uitgesproken voor een proces van waarheidsvinding en verzoening
voor slachtoffers van misstanden in de mijnbouwregio en moedigen hun toeleveranciers
aan om mee te werken aan dit proces. Dat doen ze via de Colombia Werkgroep binnen
het sectorinitiatief Bettercoal. Deze werkgroep is eind 2018 opgericht en dient als
platform voor een dialoog tussen de leden van Bettercoal en hun toeleveranciers in
de mijnbouwregio’s van Colombia.
Overzicht mensenrechtenprojecten
Tijdens het notaoverleg mensenrechtenbeleid op 1 juli jl. heb ik uw Kamer de toezegging
gedaan om te bezien hoe er op een heldere wijze inzage gegeven kan worden in de projecten
die het ministerie financiert op gebied van mensenrechten. Voor het merendeel van
de projecten geldt dat er via publieksbemo’s en IATI informatie openbaar beschikbaar
is gesteld, die bijvoorbeeld via openaid.nl te raadplegen is. Daarnaast presenteert
het kabinet jaarlijks in de mensenrechtenrapportage een financiële bijlage met alle
projecten op het gebied van mensenrechten.
Een deel van de projecten is niet of slechts deels openbaar gemaakt. Dit heeft te
maken met het feit dat publicatie van de informatie helaas kan leiden tot negatieve
consequenties voor de projecten en de organisaties die het ministerie steunt, bijvoorbeeld
als we LHBTI-mensenrechtenverdedigers financieel steunen in een land waar homoseksualiteit
nog strafbaar is, wat geldt voor bijna 70 landen. De inzet is om zo transparant mogelijk
te zijn over welke projecten gesteund worden, zonder de projecten en de organisaties
in gevaar te brengen.
Om de transparantie verder te bevorderen, zal de financiële bijlage van de volgende
mensenrechtenrapportage aangescherpt worden. Daarbij gaat het om praktische zaken
zoals een scherpere focus op projecten die specifiek op mensenrechten gericht zijn
en het verhelderen van projectbenamingen. Daarnaast staat het de Kamer vrij om over
specifieke projecten meer informatie te vragen, die – mogelijk op vertrouwelijke wijze –
met de Kamer gedeeld kan worden.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken