Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Agema en Geleijnse over het onderzoeken van overlevingskansen bij longkanker
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 624 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2019
Op 18 juni 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 94, item 37) hebben de Kamerleden Agema (PVV) en Geleijnse (50Plus) een motie ingediend waarin
zij de regering vragen te onderzoeken waarom Nederland achterblijft in de overlevingskansen
bij longkanker en daarbij de procedures van het Zorginstituut en de sluisperiode te
betrekken. Deze motie is aangenomen met de invulling dat ik in gesprek ga met relevante
experts uit de sector om mij te laten informeren over dit onderwerp Kamerstuk 29 477, nr. 598). Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van de Tweede Kamer.
Voor de uitvoering van de motie heeft het ministerie experts geraadpleegd van het
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Het IKNL monitort het voorkomen en de behandeling
van kanker in Nederland en is de enige organisatie in Nederland die participeert in
brede internationale kankerregistratie. Uit mijn gesprekken met de experts van het
IKNL kwam naar voren dat het beeld dat Nederland achterblijft in de overlevingskansen
bij kanker, en in het bijzonder bij longkanker, niet wordt gedeeld. Zij verwijzen
hierbij naar het internationaal erkende CONCORD-programma dat overleving bij kankerpatiënten wereldwijd volgt. Uit CONCORD-3, de update
van het programma uit 2018, blijkt dat Nederland tot de groep Europese landen behoort
met de hoogste 5-jaarsoverleving voor borstkanker, melanoom, rectumkanker, colonkanker,
bloedkanker en ook voor longkanker.1 De 5-jaarsoverleving van longkankerpatiënten in Nederland is van 2010–2014 vergelijkbaar
met die van patiënten in Denemarken, België en Duitsland (17,3% Nederland, 16,6% Denemarken,
18,2% België en 18,3% Duitsland). De hoogste 5-jaarsoverlevingsscores in Europa hebben
Noorwegen, Zweden en Oostenrijk (respectievelijk 19,0%, 19,5% en 19,7%).
Er zijn nog andere internationale landenvergelijkingen, maar die zijn volgens het
IKNL onvolledig, minder actueel of zijn niet zo erkend dan wel gezaghebbend als het
CONCORD-programma. Zo heeft de EUROCARE-studie haar meest recente publicatie gebaseerd
op gegevens tot en met 2007, en is dus minder actueel.* Ongeveer 40 nationale en internationale organisaties verlenen medewerking aan het
CONCORD-programma. Het betreft onder andere de WHO EURO, de OECD en de Wereldbank.
De CONCORD-3 studie bevat gegevens van 322 kankerregistraties uit 71 landen tot en
met 2014. Dat de laatste update niet verder gaat dan dat jaar heeft te maken met de
complexiteit van het verzamelen en verwerken van gegevens uit zoveel landen en met
het grote aantal onderzoekers dat meewerkt aan de studie en de publicatie.
Immuuntherapie bij longkanker is pas vanaf 2015 in Europa geïntroduceerd, dus na de
onderzoeksperiode van de laatste update van het genoemde CONCORD-programma. Het eventuele
effect van de inzet van immuuntherapie op de 5-jaarsoverleving kan pas zichtbaar worden
bij een volgende update van de CONCORD-registratie, die na 2022 beschikbaar komt.
Aan het verzoek in de motie om vergoedingsprocedures en beschikbaarheid van nieuwe
kankergeneesmiddelen (immuuntherapie) in Nederland te betrekken bij resultaten van
vergelijkend onderzoek naar overleving bij longkanker kan ik daarom op dit moment
niet voldoen.
Uit de consultatie van experts volgt ook dat het de vraag is of eventuele effecten
van immuuntherapie zichtbaar zouden worden in de 5-jaarsoverleving studie. De overlevingscijfers van longkankerpatiënten lijken namelijk vooral
gevoelig te zijn voor de mate van vroege detectie en behandeling, en met name voor
uitkomsten bij patiënten met een laag tumorstadium. Immuuntherapie wordt vooral toegepast
bij patiënten met een hoog tumorstadium.
Voor longkankerpatiënten in Nederland wordt de immuuntherapie sinds maart 2016 vergoed,
met als eerste nivolumab, dat 8 maanden na registratie beschikbaar was in het basispakket,
o.a. gevolgd door pembrolizumab. Sinds maart 2016 tot en met 2018 zijn ongeveer 6350
longkankerpatiënten behandeld met immuuntherapie.3 Sinds september jl. geldt ook vergoeding voor durvalumab, het vierde middel uit deze
klasse.
Uit de gesprekken met de experts van het IKNL bleek verder dat het in het algemeen
niet mogelijk is om harde uitspraken te doen over de invloed van de (toegang tot)
behandeling van een patiënt op verschillen in 5-jaarsoverleving tussen landen. Voor
een eerlijke vergelijking tussen twee landen en de invloed van factoren die meespelen
is het nodig dat de kankerregistratie in de verschillende landen qua uitvoering volledig
vergelijkbaar is. Uit de CONCORD-3 studie blijkt dat niet het geval te zijn. Zo dient
bijvoorbeeld rekening te worden gehouden met het tumorstadium van de patiënt op het
moment van diagnose, hetgeen niet in elk land wordt bijgehouden. Óf en wanneer er
uitspraken mogelijk zijn over de overlevingseffecten van immuuntherapie bij patiënten
die daarvoor in aanmerking komen, in Nederland vergeleken met andere landen, hangt
dus af van de mate van internationale standaardisatie in kankerregistratie.
Ik ga ervan uit hiermee voldaan te hebben aan het verzoek om informatie over overleving
bij longkanker zoals gevraagd in de motie van de Kamerleden Agema en Geleijnse.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg