Brief regering : Kabinetsreactie op het verslag van de Europese Commissie over de toepassing in 2018 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2834 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Namens het kabinet voldoe ik hierbij aan het verzoek van de vaste commissie voor Europese
Zaken d.d. 5 september 2019 om een appreciatie van het verslag van de Europese Commissie
over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek
tot documenten van het Europees parlement, de Raad en de Commissie (COM (2019) 356).
Het kabinet steunt de Commissie in haar streven om de inzet voor meer transparantie
en verantwoording op proactieve wijze om te zetten in daden. Ten aanzien van de uitvoering
van het Interinstitutionele Akkoord Beter Wetgeven, heeft de Commissie bijvoorbeeld
een actieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het in december 2017 gelanceerde
interinstitutionele register voor gedelegeerde handelingen. Verder juicht het kabinet
de toename van het aantal inschrijvingen in het transparantieregister toe. De triloogonderhandelingen
voor een verplichtstelling van het transparantieregister voor het Europees parlement,
de Raad en de Commissie zijn in het voorjaar van 2019 door de Commissie gestaakt,
mede omdat de Commissie van mening is dat de Raad en het Europees parlement een te
laag ambitieniveau voor ogen hebben. Nederland heeft vanaf het begin van de onderhandelingen
gestreefd naar een hoog ambitieniveau. Dit werd echter niet breed genoeg gedeeld in
de Raad. Het mandaat van de Raad voor de triloogonderhandelingen is een eerste stap
in de goede richting. Het is nu aan de nieuwe Commissie om de onderhandelingen weer
op te starten.
De Raad steunt de algemene aanpak die de Commissie voorstelt, namelijk dat van belangenvertegenwoordigers
wordt geëist dat zij zijn aangemeld bij het transparantieregister als voorwaarde voor
interacties met EU-vertegenwoordigers. De Raad is tot het standpunt gekomen dat de
interactie tussen belangenvertegenwoordigers en nationale ambtenaren, zoals de diplomaten
die werkzaam zijn in de Permanente Vertegenwoordigingen bij de EU, uitsluitend de
verantwoordelijkheid is van de betrokken lidstaat, ook in de omstandigheid dat de
lidstaat als voorzitter van de Raad fungeert. Het mandaat van de Raad moedigt lidstaten
echter wel aan om registratie in het transparantieregister verplicht te stellen voor
bepaalde interacties met de permanente vertegenwoordigingen tijdens het voorzitterschap
van de Raad. Op dit moment heeft het voor het kabinet de hoogste prioriteit dat het
verplichte transparantieregister zo snel mogelijk geïmplementeerd wordt en van toepassing
is op de Raad. Nederland zal aandringen op het zo snel mogelijk heropenen van de onderhandelingen
bij de nieuwe Commissie.
Ten aanzien van verzoeken tot toegang tot documenten op basis van verordening 1049/2001
(hierna: Eurowob-verordening) is het kabinet verheugd dat steeds meer burgers en organisaties
op de hoogte zijn van de mogelijkheid om een verzoek tot toegang tot EU-documenten
in te dienen. Uit de statistieken blijkt dat de gevraagde documenten in meer dan 80%
van de 6.912 gevallen in de initiële fase volledig of gedeeltelijk werden bekendgemaakt.
Dit betekent een kleine procentuele afname ten opzichte van de 82% in 2017. In bijna
41% van de 288 aanvragen in de confirmatieve fase (beroep) werd bredere of zelfs volledige
toegang verleend, tegenover 47,1% in 2017. Het bij de Commissie binnengekomen aantal
initiële verzoeken steeg met 9,5% en het aantal reacties steeg met 7,5% ten opzichte
van 2017. Een aanvraag behelst vaak meer dan één document waardoor de behandeling
hiervan meerdere reacties omvat.
Zoals bekend hanteert Nederland bij de behandeling van Eurowobverzoeken in de Raad
het uitgangspunt van zo veel mogelijk openbaarheid van documenten.
Het kabinet verwelkomt de jurisprudentie van het Hof van Justitie uit 2018 met betrekking
tot van de Eurowob-verordening, die een leidraad zal vormen voor de praktijk van de
Europese instellingen. Zo heeft het Hof van Justitie in verschillende zaken het belang
van transparantie in het EU-wetgevingsproces verduidelijkt en onderstreept (zie met
name zaak T 540/15, De Capitani en zaak C-57/16 P, ClientEarth).
Het kabinet onderschrijft het belang van de stappen die de Commissie de afgelopen
jaren heeft gezet ten aanzien van de versterking van transparantie. Het is van belang
dat de nieuwe Commissie deze ingeslagen weg ambitieus voortzet. De missiebrieven van
beoogd Commissievoorzitter van der Leyen laten zien dat verwacht mag worden dat ook
de nieuwe Commissie hier actief mee aan de slag zal gaan. Om deze boodschap te benadrukken
heeft Nederland tijdens de Raad Algemene Zaken van 15 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2075), conform de toezegging die gedaan was in het AO belangenbehartiging van 3 oktober,
het belang van transparantie in onder andere het Commissiewerkprogramma onderstreept
en aangegeven uit te zien naar ambitieuze voorstellen ter zake.
Zoals eerder door het kabinet is aangegeven, is het slagen van een ambitieuze transparantieagenda
enkel mogelijk indien transparantie door alle instellingen als gedeelde verantwoordelijkheid
wordt beschouwd. Nederland heeft in het non-paper transparantie «increasing transparency
and accountability of the EU», dat ondertussen door negen lidstaten ondertekend is,
concrete doelstellingen geformuleerd die inzet vragen van alle EU instellingen. Eén
van de voorstellen in het non-paper is snelle totstandkoming en ingebruikname van
de gemeenschappelijke wetgevingsdatabase. Wat het kabinet betreft duurt dit nu te
lang. Nederland blijft er daarom met de groep van gelijkgestemde landen bij de instellingen
op aandringen dat deze er snel komt. Recent is dit ter gelegenheid van het seminar
over transparantie, georganiseerd door het Finse EU Voorzitterschap op 24 september
jl. wederom aangekaart. Tijdens dit seminar werd teruggekoppeld dat de onderhandelingen
tussen de drie instellingen nog steeds gaande zijn. Nederland zal de instellingen
vragen een tijdspad op te stellen waarin duidelijk staat hoe toegewerkt zal worden
naar daadwerkelijke inwerkingtreding van de wetgevingsdatabase.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken