Brief regering : Beleidsreactie CTIVD rapport nr. 64 over de toepassing van selectie bij OOG-interceptie door de AIVD en de MIVD
29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2019
Hierbij bieden wij u het toezichtsrapport nr. 64 van de Commissie van Toezicht op
de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) aan over de toepassing van selectie
bij onderzoeksopdrachtgerichte-interceptie (OOG-interceptie) door de AIVD en de MIVD1.
In haar rapport, dat betrekking heeft op de periode 1 mei 2018 (de datum van inwerkingtreding
van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017) tot en met 31 december
2018, concludeert de CTIVD dat het algemene beeld van de beleidsontwikkeling met betrekking
tot de inzet van de selectiebevoegdheid laat zien dat de diensten grote stappen hebben
gezet in de ontwikkeling van beleid en werkinstructies. Dit heeft ertoe geleid dat
in het voorjaar van 2019 gezamenlijk beleid van de diensten tot stand is gekomen voor
selectie. Wat betreft de uitvoering in de praktijk constateert de CTIVD enkele onrechtmatigheden
en onvolkomenheden en doet zij aanbevelingen ter verbetering.
Wij danken de CTIVD voor het grondige onderzoek naar dit technische onderwerp. Wij
onderschrijven de conclusies uit het rapport en nemen de aanbevelingen over. In deze
brief geven wij enige relevante achtergrond bij selectie als onderdeel van de onderzoeksopdrachtgerichte-interceptieketen (OOG-interceptieketen). Daarnaast gaan we in op de stappen die door de diensten
reeds ter verbetering zijn gezet.
Algemeen
Selectie is een belangrijk onderdeel van de OOG-interceptieketen. Nadat gegevens zijn
geïntercepteerd, worden deze eerst gefilterd, waarbij de hoeveelheid geïntercepteerde
data wordt gereduceerd tot enkel de gegevens die voor verder onderzoek relevant kunnen
zijn2. Gegevens die na filtering overblijven, worden echter niet zonder meer ter beschikking
gesteld aan medewerkers binnen het inlichtingenproces.
Gegevens die inhoud bevatten moeten eerst «geselecteerd» worden, hetgeen de bijzondere
bevoegdheid betreft waarmee de diensten kennis kunnen nemen van de met OOG-interceptie
verworven gegevens. Een geïntercepteerd telefoongesprek moet dus bijvoorbeeld – na
filtering – eerst worden geselecteerd op basis van specifieke selectiecriteria – zoals
een telefoonnummer van een target – voordat de betrokken medewerkers uit het inlichtingenproces
kennis mogen nemen van de inhoud van dit gesprek. De Minister moet toestemming geven
voor deze selectie, waarna de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) voorafgaand
aan daadwerkelijke inzet van de selectiebevoegdheid toetst of de toestemming rechtmatig
is verleend.
Niet-geselecteerde inhoud wordt niet ter beschikking gesteld aan het inlichtingenproces.
Voor niet-geselecteerde metadata geldt dat eerst toestemming nodig is van de Minister
– op rechtmatigheid getoetst door de TIB – in geval deze gegevens gebruikt gaan worden
voor het identificeren van personen of organisaties.
Opvolging aanbevelingen
Wij nemen de aanbevelingen van de CTIVD over. Zoals benoemd in het toezichtsrapport
heeft de AIVD reeds tijdens de onderzoeksperiode een verbetering laten zien inzake
de verzoeken tot inzet van de selectiebevoegdheid. Op basis van de aanbevelingen heeft
de AIVD verdere verbeteringen doorgevoerd. Zo is het format voor het overzicht van
selectiecriteria reeds aangescherpt, waarbij een duidelijke koppeling wordt gemaakt
tussen selectiekenmerk, motivering en persoon, organisatie of onderwerp. Ook wordt,
conform aanbeveling van de CTIVD, bij de inzet van de selectiebevoegdheid gemotiveerd
waarom er sprake is van een organisatie en dat de inzet op deze organisatie zo gericht
mogelijk is. Het gebruik van selectiekenmerken die mogelijkerwijs geen opbrengst opleveren,
wordt reeds uitgebreider gemotiveerd zoals aanbevolen door de CTIVD.
Voor de MIVD geldt dat in de werkinstructie die ziet op het gebruik van trefwoorden
als selectiecriterium binnen de MIVD, het gerichtheidscriterium een meer nadrukkelijke
uitwerking heeft gekregen. Daarnaast wordt er gezocht naar een functionaris die op
het juiste niveau binnen de autorisatielijn of buiten het operationele proces de selectiecriteria
kan vaststellen. Ook de aanbeveling voor de MIVD om de als niet-relevant aangemerkte
gegevens te vernietigen wordt momenteel ter hand genomen.
Voor beide diensten geldt dat het onderscheid in metadata en inhoud in technische
systemen de aandacht heeft. Het juridisch kader voor dit onderscheid is bij de AIVD
en MIVD reeds aangepast. Uit het rapport blijkt dat dit onderscheid doorgaans niet
eenvoudig te maken is. Wij onderschrijven deze constatering. Daar waar het onderscheid
niet eenvoudig te maken is, wordt daarom per geval vooraf een gemotiveerde afweging
gemaakt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie