Brief regering : Voortgang actie-agenda opioïden
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 617
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2019
Met mijn brief van 1 februari 2019 (Kamerstuk 29 477, nr. 537) heb ik u geïnformeerd over de forse stijging van het aantal gebruikers van opioïde
pijnstillers en de risico’s van het onverantwoord gebruik van die middelen. Afgelopen
zomer heb ik in het kader van een handelsmissie een bezoek gebracht aan de Verenigde
Staten (VS) en Canada. Ik heb daar uitgebreid gesproken met mijn collega-ministers
over de opioïden-crisis waar beide landen mee kampen. De enorme groei van het onverantwoord
gebruik van deze middelen heeft daar op grote schaal geleid tot misbruik, verslaving
en dodelijke overdoses. Gelukkig is er in Nederland geen sprake van een dergelijke
uit de hand gelopen situatie, maar ik wil voorkomen dat we in Nederland die kant op
gaan.
Ik heb daarom de taakgroep opioïden ingesteld met vertegenwoordigers uit het brede
zorgveld. Deze taakgroep onder leiding van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik
(IVM) is aan de slag gegaan met de uitvoering van de actie-agenda uit de bovengenoemde
brief. Met deze brief informeer ik u graag over de voortgang conform de toezegging
die ik u tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 6 juni 2019 heb gedaan
(Kamerstuk 29 477, nr. 607).
In de afgelopen maanden heeft mijn zorg en aandacht voor het problematisch gebruik
van opioïden veel bijval gekregen van bezorgde zorgverleners en ervaringsdeskundigen.
Dit sterkt mij in mijn inzet om verergering van de gesignaleerde problemen terug te
dringen en zoveel mogelijk te voorkomen. De taakgroep heeft zich gebogen over korte
en lange termijn maatregelen met de gedachte dat er voldoende waarborgen komen om
het onnodig gebruik te voorkomen.
Voorlopige cijfers
Voorlopige cijfers van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) over de eerste
twee kwartalen van 2019 tonen ten opzichte van dezelfde periode in 2018 een daling
van 4,5 procent in het eerste kwartaal tot 6,8 procent in het tweede kwartaal in het
aantal gebruikers van sterkwerkende opioïden. Het aantal verstrekkingen in diezelfde
periode daalde nog iets sterker, namelijk met 7 procent. Er is gekeken naar alle sterkwerkende
opioïden, waaronder oxycodon, morfine, buprenorfine en fentanyl. Oxycodon heeft een
aandeel van ongeveer 60 procent van alle verstrekkingen van sterkwerkende opioïden
en is daarmee de meest gebruikte sterkwerkende opioïde pijnstiller.
De daling is bemoedigend, maar de aandacht voor het probleem mag niet verslappen.
De taakgroep opioïden heeft hierin een belangrijk taak. Het is namelijk heel goed
mogelijk dat in de toekomst het aantal gebruikers zal stijgen bijvoorbeeld als gevolg
van toegenomen vergrijzing. Zo’n toename hoeft op zich niet te betekenen dat er ongepast
of onnodig wordt voorgeschreven als het aantal patiënten met zware pijnklachten dat
baat heeft bij opioïden toeneemt. In een dergelijke situatie kan stijgend gebruik
verantwoord zijn. De acties van de taakgroep zijn gericht op drie hoofdthema’s: het
vergroten van kennis en bewustzijn, het harmoniseren van standaarden en richtlijnen
en het vergroten van wetenschappelijke kennis.
Vergroten van kennis en bewustzijn over de risico’s van opioïden
Er is veel media-aandacht voor het onderwerp. Ik heb de taakgroep expliciet gevraagd
hierin een actieve en aansporende rol te vervullen door de gevolgen van het onjuist
gebruiken van deze zware pijnstillers continu onder de aandacht te brengen van het
grote publiek. Deze aandacht is nodig om het publieke debat aan te wakkeren. Deze
pijnstillers zijn namelijk niet onschuldig als ze onbegeleid en hierdoor vaak verkeerd
worden gebruikt. Alertheid is nodig, maar ik wil er tegelijkertijd voor waken dat
deze niet omslaat in een algeheel wantrouwen tegenover en afwijzing van deze middelen.
Opioïde pijnstillers zijn zeer effectief voor veel patiënten met zware pijnklachten.
Door deze middelen kunnen zij nog dagelijks functioneren. In het belang van deze patiënten
is het noodzakelijk dat opioïden beschikbaar blijven.
De explosieve groei in het voorschrijven en gebruik van opioïden staat niet in verhouding
tot het aantal patiënten met deze zware pijnklachten. Dit wijst er op dat de middelen
onnodig en vaak worden gebruikt voor andere indicaties, waar het misschien voor de
hand ligt (eerst) andere vormen van pijnstilling te overwegen. Het ontbreken van juiste,
begrijpelijke en onafhankelijke informatie over de toepassing, werking en (mogelijke)
bijwerkingen van opioïden draagt bij aan deze ongewenste situatie. Voorschrijvers
en patiënten geven aan behoefte te hebben aan goede informatie. De taakgroep heeft
hieraan prioriteit gegeven en heeft in korte tijd veel voorlichtingsmateriaal ontwikkeld
en kosteloos beschikbaar gesteld aan voorschrijvers en patiënten, waarbij we ook leren
van de ervaringen in het buitenland. In de komende maanden wordt dit materiaal verder
verspreid onder de aandachtsgroepen. Voordat ik hier verder op in ga, ben ik verheugd
dat de door de taakgroep gegenereerde aandacht op zichzelf al tot veel actie in het
zorgveld heeft geleid. Dit zie ik als een belangrijke stap in het veranderen van de
situatie.
Het Farmacotherapeutisch Overleg (FTO) is een overleg waarin apothekers en huisartsen
in lokaal verband afspraken maken over het voorschrijven en verstrekken van medicijnen
aan hun patiënten. Speciaal voor het FTO is de module «Sterkwerkende opioïden» ontwikkeld.
Met deze module beschikken artsen en apothekers in het hele land over breedgedragen
informatie over het verantwoord voorschrijven en afleveren van opioïden en hoe zij
hiermee in de dagelijkse praktijk kunnen omgaan. Deze module wordt actief (via een
speciale nieuwsbrief, social media, vakbladen en themajournaal) onder de aandacht
gebracht bij de FTO-groepen, maar het is ook goed om te zien dat de FTO-groepen zelf
actief vragen om dit materiaal. Het bijbehorende audiovisuele themajournaal zal in
oktober verschijnen. Naast het FTO-materiaal zijn er ook twee e-learnings ontwikkeld
voor de praktijkondersteuner huisartsen/apothekersassistenten en de apothekers/voorschrijvers.
Deze e-learnings zijn vanaf oktober beschikbaar voor de genoemde zorgverleners.
Een ander geschikt instrument dat wordt ingezet om actuele informatie te verspreiden,
is het Medicijnjournaal. De medicijnjournaals verschijnen periodiek en geven het laatste
nieuws over medisch-farmaceutische ontwikkelingen en zijn vanwege het bereik zeer
geschikt om informatie over te brengen aan artsen en apothekers. Zo is onlangs aandacht
besteed aan thema’s als het gebruik van laxantia bij opioïden en het grote Lancet-onderzoek1.
Het is belangrijk dat ook de patiënt goed op de hoogte is van de risico’s bij gebruik
van opioïden. Er is speciaal voor de patiënt zowel schriftelijk als audiovisueel materiaal
ontwikkeld, laagdrempelig en in begrijpelijke taal. Dit materiaal gaat onder meer
in op de mogelijke «gevaren» van het onjuist en/of langdurig gebruik van de middelen.
Voor de mensen die online op zoek gaan naar informatie over opioïden vind ik het belangrijk
dat de zoektocht volledige, betrouwbare en onafhankelijke informatie oplevert. Versnippering
van informatie belemmert het gemak van het vinden van deze informatie. Het verzamelen
van informatie op één centrale plek waarbij het beheer in onafhankelijke handen is,
is daarom een randvoorwaarde. In de afgelopen maanden is flink vaart gezet om dit
te realiseren. Ik kan met genoegen melden dat met ingang van vandaag de website www.opiaten.nl officieel in de lucht is. De website biedt tegenwicht aan informatie uit onbekende
en/of onbetrouwbare bron en is hiermee een toegankelijke bron van eerlijke, neutrale
informatie voor zowel zorgverleners als patiënten. De website zal uitgroeien tot het
centrale punt waar alle achtergrondinformatie, materialen voor zorgverleners en patiënten,
actuele wetenschappelijke onderzoeken en nieuws op het terrein van opioïden wordt
verzameld. De werkzaamheden van de taakgroep worden geagendeerd in de vergaderingen
van de G5 (College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), Zorginstituut Nederland,
Lareb, Geneesmiddelenbulletin en IVM) en de kanalen van deze organisatie worden tevens
gebruikt om de beschikbare informatie te verspreiden.
Kortom, continue aandacht voor het onnodig gebruik van opioïden en de risico’s daarvan
via allerlei kanalen is belangrijk om het bewustzijn van professionals, patiënten
als ook het grote publiek te vergroten.
Harmoniseren van standaarden en richtlijnen
Voorschrijvers en de beroepsgroepen hebben een belangrijke taak in het keren van de
ongewenste trend. De indicaties voor het voorschrijven van opioïden zijn in de afgelopen
jaren immers flink opgerekt en hiermee is veelvuldig afgeweken van de geldende richtlijnen.
In de brief van februari heb ik een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid die deze
partijen hebben om het onnodig voorschrijven en onverantwoord gebruik van opioïden
terug te dringen. Partijen hebben de handschoen opgenomen en zijn aan de gang gegaan
met belangrijke aandachtspunten als herhaalreceptuur, ontslagmedicatie na ziekenhuisopname
en het verantwoord afbouwen van het gebruik van opioïden.
Het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) heeft in 2018 de Standaard Pijn2 aangescherpt met onder andere het advies om herhaalrecepten alleen uit te schrijven
na een consult of als onderdeel van een pijnbehandelplan. Op korte termijn zal het
NHG starten met revisie van de Standaard Pijn op dit punt. Het NHG benadrukt richting
de achterban dat het bewijs voor een gunstig effect van opioïden vooral bestaat bij
patiënten met oncologische pijn en dat de behandeling zo kort mogelijk zou moeten
zijn. Verder werkt het NHG samen met de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
(NVA) aan het harmoniseren van de diverse richtlijnen over pijnbestrijding.
Meerdere ziekenhuizen zijn inmiddels zelf al aan de slag gegaan met het terugdringen
van de hoeveelheid opioïden die meegegeven worden na ontslag uit het ziekenhuis. In
de regio Nijmegen hebben het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, Radboud Universitair
Medisch Centrum en het Maasziekenhuis Pantein afspraken gemaakt over ontslagmedicatie.
Ook in de regio Amsterdam is het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis hiermee aan de slag gegaan.
Het Universitair Medisch Centrum Utrecht is een postoperatieve pijnpoli gestart. Met
deze pijnpoli kunnen zij in een eerder stadium ingrijpen bij mensen die na een operatie
een opioïde blijven gebruiken. Dit zijn goede voorbeelden en ik ga er van uit dat
meerdere ziekenhuizen zullen volgen met maatregelen om verslaving aan opioïde pijnstillers
tegen te gaan.
Ook heeft de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)
meerdere activiteiten ontplooid op het gebied van opioïdenverstrekkingen en -begeleiding.
Om tijdig patiënten te kunnen signaleren die langdurig oxycodon of andere opioïde
pijnstillers gebruiken, heeft de KNMP voor 2020 een Medisch farmaceutisch beslisregel
(MFB) opgesteld. Met deze beslisregel kunnen apotheker en apothekersassistent patiënten
die risico lopen op ongewenst langdurig gebruik in een vroeg stadium signaleren en
ondersteunen bij het afbouwen. Dit gebeurt in samenwerking met de voorschrijver.
De KNMP ontvangt ook regelmatig van openbaar apothekers meldingen van vervalste recepten.
Vaak betreft dit vervalsingen van opiaatrecepten. Dit is uiteraard ongewenst. Voortaan
beoordeelt de openbaar apotheker op basis van zijn professionaliteit zelf de papieren
recepten van passanten voor een opiaat. Waar nodig wordt geverifieerd bij de voorschrijver.
De speciaal ontwikkelde monitor «papieren recept passant opiaat» moet de bekendheid
en ervaring met de problematiek van vervalste papieren opiaatrecepten van passanten
in kaart brengen.
Een speciale aandachtsgroep zijn de patiënten die al in een verslavingssituatie verkeren.
De Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN) ziet vooral patiënten die
het opioïdengebruik willen afbouwen, maar daar niet in slagen. Verslavingsartsen geven
aan dat hun klassieke effectieve afbouwmethoden onvoldoende werken bij mensen met
verslaving aan opioïde pijnstillers waarvan de oorsprong van het gebruik ernstige
pijnklachten zijn. Een werkgroep binnen de beroepsvereniging buigt zich momenteel
over dit dilemma en zal medio 2020 speciaal voor deze groep patiënten met een effectief
afbouwprotocol komen.
De toenemende aandacht leidt tot meer adviesvragen en verwijzingen van huisartsen
naar verslavingsartsen. Deze ontwikkeling leidt tot het opzetten van nieuwe, lokale
samenwerkingsinitiatieven. Enkele voorbeelden van nieuwe initiatieven zijn een netwerk
chronische pijn Twente (huisarts, revalidatiearts, verslavingsarts) om de patiënt
naar de juiste plek te geleiden en ook het Nijmegen Institute for Scientist Practitionars
in Addiction (NISPA) is bezig in de regio een specifiek aanbod op te zetten. Ik juich
deze ontwikkeling toe, omdat hiermee de zorg op adequate wijze wordt georganiseerd
en de patiënt hierdoor snel door deskundigen kan worden bijgestaan.
Ook de Nederlandse zorgverzekeraars maken zich zorgen over de problemen als gevolg
van het onverantwoord gebruik van opioïde pijnstillers. De declaratiecijfers van de
zorgverzekeraars tonen hier en daar extreme situaties. Zo zijn er bij Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) situaties bekend waarbij patiënten voor 30.000 euro per maand kortwerkende
opioïden gebruiken. Deze informatie wordt nu gedeeld met de taakgroep. Samen met ZN
onderzoekt de taakgroep welke ondersteunende maartregelen genomen kunnen worden om
het probleem terug te dringen. Om dit proces verder te ondersteunen heb ik SFK gevraagd
om informatie over het opioïdengebruik op regionaal niveau beschikbaar te stellen.
Dit regionaal inzicht is van belang voor gerichtere interventie.
In de behandeling van pijnklachten hoeft het overigens niet in alle gevallen nodig
te zijn om over te gaan op (opioïde) pijnstillers. De voorschrijver kan afhankelijk
van de aard van de pijnklachten overwegen (eerst) alternatieve effectieve niet-medicamenteuze
behandelingen in te zetten, zoals fysiotherapie bij lage rugpijn, het inzetten van
muziek bij operaties (hetgeen aantoonbaar tot minder pijn leidt) en mindfullness.
Om meer bekendheid te geven aan deze alternatieve vormen van pijnstilling zal de taakgroep
in de vervolgfase een inventarisatie doen naar effectieve niet-medicamenteuze alternatieven
voor pijnstilling.
De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op zorginstellingen
en apotheken. Ik heb de taakgroep verzocht in de vervolgfase van de werkzaamheden
de IGJ nadrukkelijker te betrekken bij de werkzaamheden. De taakgroep heeft zich logischerwijs
als eerste gericht op acties in de reguliere zorgketen. Echter, ik krijg ook signalen
over mogelijke illegale handel in opioïden en de gevolgen die dit heeft op het problematisch
gebruik. Dit baart mij zorgen. In de VS en Canada heeft deze illegale markt namelijk
de overhand. Ik wil niet dat het in Nederland zo ver komt. Er moet naast het reguliere
zorgkanaal ook meer zicht komen op deze zogeheten «zwarte markt» en hoe hier meer
grip op te krijgen. Ik zal daarom een (sub)groep instellen met in ieder geval vertegenwoordigers
van de IGJ, het Openbaar Ministerie en de politie. Deze subgroep moet mij informeren
over de omvang van de illegale handel in opioïde pijnstillers in Nederland en mij
adviseren hoe deze het best te ontmoedigen en te bestrijden.
Vergroten van (wetenschappelijke) kennis
Er is nog te weinig bekend over het gebruik van opioïden en de gevolgen daarvan. Het
kennisniveau rondom deze materie moet worden verhoogd. Ik ben verheugd dat de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) een subsidie heeft toegekend aan
het project Tackling And Preventing The Opioid Epidemic. In dit project gaan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Nijmegen in de komende
vijf jaar nauw samenwerken met anesthesiologen, apothekers, internisten, huisartsen
en verslavingsartsen van organisaties in het hele land.
Het project brengt het problematisch gebruik van het gebruik van opioïde pijnstillers
in kaart en ontwikkelt instrumenten om het problematisch gebruik beter te voorspellen.
Daarnaast is er in het project aandacht voor strategieën om het gebruik van opioïden
in de medisch wereld te beperken, zoals alternatieve behandelingen bij acute pijn.
Ook wordt in het project gekeken naar de wisselwerking tussen het medische en illegale
circuit en particuliere aankopen via bijvoorbeeld het dark web. De taakgroep gaat nauw samenwerken met dit onderzoekconsortium om zo de taken op
elkaar af te stemmen en elkaar te ondersteunen in de activiteiten.
Opioïden, in het bijzonder oxycodon, hebben bij langdurig gebruik een hoog verslavingsrisico.
Er zijn patiënten die gevoelig zijn voor dit risico. Om vooraf te kunnen vaststellen
om welke patiënten dit gaat, kunnen voorspellende tests waardevol zijn. Als vooraf
bekend is dat de patiënt gevoelig is voor verslaving kan worden uitgeweken naar een
andere vorm van pijnstilling of worden overgegaan tot aangepaste dosering van de zware
pijnstiller. Om dit mogelijk te maken is de taakgroep in gesprek met het Erasmus MC
over het doen van onderzoek naar voorspellende tests. Met deze tests heeft de voorschrijver
de mogelijkheid om een DNA-profiel van de patiënt vast te stellen op het moment dat
er twijfels zijn over de werkzaamheid en de risico’s van opioïde pijnstillers bij
die specifieke patiënt. Met behulp van deze tests kan problematisch gebruik op termijn
worden voorkomen. Dit jaar volgt nog een nadere uitwerking van het onderzoek. In de
volgende voortgangsbrief zal ik u hierover informeren.
Signaleren medisch, niet-medisch of oneigenlijk gebruik van opioïden
Mede gelet op de opioïdencrisis in de VS en Canada wil ik extra waakzaamheid als het
gaat om het oneigenlijk gebruik van oxycodon of andere opioïde pijnstillers. Ik heb
voor het signaleren van oneigenlijk gebruik een beroep gedaan op de aanbieders van
verslavingszorg. Deze beroepsgroep is eveneens vertegenwoordigd in de taakgroep. Het
onderwerp is daarnaast vast onderdeel in het periodiek overleg met verslavingszorginstellingen
om zo beter zicht te krijgen op de zorgvraag die zij over verslaving aan opioïden
krijgen.
Ik heb onderzocht of het Drugs Informatie Monitoring Systeem (DIMS) een geschikt instrument
is om te signaleren of opioïde pijnstillers worden getest met de bedoeling deze als
drugs te gebruiken. Het DIMS alleen blijkt onvoldoende aanknopingspunten te bieden
om systematisch meer informatie te verzamelen over het oneigenlijk gebruik van opioïden.
Om beter zicht te krijgen op signalen van oneigenlijk gebruik van opioïden heb ik
het Trimbos instituut om een projectvoorstel gevraagd. Ik verwacht het voorstel dit
najaar.
Tot slot
Er is in de afgelopen maanden een aantal belangrijke stappen gezet om het onverantwoord
gebruik van opioïden te stoppen. Ik ben positief over de wijze waarop het zorgveld
zich de urgentie van de situatie heeft aangetrokken en hiermee aan de slag is gegaan.
Maar we zijn er nog niet. Het aantal problematische gevallen door het verkeerd gebruiken
van deze zware pijnstillers moet omlaag. De taakgroep opioïden is nog maar net gestart
en zal de activiteiten ook in de komende jaren onverminderd blijven voortzetten en
het onderwerp op de agenda van het maatschappelijk debat houden.
Ik blijf de ontwikkelingen intensief volgen en waar nodig aanvullende maatregelen
nemen. Ik zal u periodiek blijven informeren over de voortgang van de maatregelen.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg