Brief regering : Reactie op verzoek commissie over langetermijnvisie aanpak lerarentekort
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 381
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN MINISTER VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2019
In deze brief reageren wij op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap.
In augustus bereikte volgens het CBS de krapte op de arbeidsmarkt een nieuwe recordhoogte.
Gemiddeld staan tegenover iedere vacature nog maar 1,07 werklozen. Een jaar geleden
waren dat er nog 1,4 en twee jaar geleden 2,2. De personeelskrapte is op dit moment
zelfs nijpender dan tijdens het vorige economische hoogtepunt, in 2008. Vooral in
de sectoren informatie en communicatie, horeca en bouwnijverheid zijn veel vacatures.1 Hetzelfde geldt voor de publieke sector, waaronder het onderwijs.
Veel scholen hebben dagelijks te maken met de tekorten. Dat is een zware belasting
voor iedereen die op school werkt. We zien dat zij hun uiterste best doen om hun leerlingen
goed onderwijs te bieden. We hebben daar heel veel waardering voor.
Het kabinet zet in deze tijd van grote krapte op de arbeidsmarkt alles op alles om
scholen daarbij te ondersteunen. Zoals bekend wordt sinds 2017 aan de aanpak van de
tekorten gewerkt langs zes verschillende lijnen, met maatregelen voor zowel de korte
als de lange termijn. Deze aanpak is ook meermaals met uw Kamer besproken.
De huidige maatregelen hebben positieve resultaten en daar gaan we dan ook mee door;
waar nodig intensiveren we onze inzet. Daarnaast vraagt een duurzame aanpak van de
tekorten om andere manieren van opleiden, werken en organiseren. Ook de regionale
aanpak in combinatie met het landelijke overleg blijft onverminderd belangrijk. In
deze brief leest u daar meer over.
De zes lijnen en de eerste resultaten
Wij zien dat de afgelopen periode landelijk en regionaal veel acties zijn ingezet
om de tekorten aan te pakken. Die acties lopen langs de bekende zes lijnen, namelijk:
het bevorderen van de in-, door- en uitstroom van de lerarenopleidingen, stimuleren
van zijinstroom, behouden van leraren, activeren van de stille reserve, een beter
belonings- en carrièreperspectief en innovatie in het onderwijs.
Zoals ook eerder gemeld, zijn de eerste positieve resultaten zichtbaar:
– Vorig jaar is er 3000 fte onderwijspersoneel bijgekomen in het primair onderwijs (po).
– De lerarensalarissen in het po zijn gemiddeld 9,5 procent gestegen. Dat maakt het
beroep van leraar aantrekkelijker. Ook voor 2019 is nog 285 miljoen beschikbaar als
loonruimte in het po.
– Daarnaast is de instroom in de pabo vorig collegejaar met 11 procent toegenomen en
ook dit jaar verwachten we een stijging. De instroom op de lerarenopleidingen voor
het vo en mbo blijft helaas nog achter.
– Vorig jaar zijn er 473 zijinstromers bijgekomen in het primair en voortgezet onderwijs.
Voor dit jaar staat de stand al op 820 aanvragen.
– Uit onderzoek blijkt dat de werkdrukmiddelen effect hebben op het verlagen van de
werkdruk op scholen. We zien dat scholen dankzij het extra (structurele) geld bijvoorbeeld
vakdocenten, onderwijsassistenten en conciërges aannemen, waardoor leraren zich meer
kunnen richten op lesgeven.
– Tot slot zijn er 660 leraren, schoolleiders en onderwijsassistenten met een WW-uitkering
weer aan de slag, dankzij een nieuwe aanpak voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden
in het po van het Participatiefonds.
Regionale aanpak
Zoals met u besproken zijn we van mening dat de aanpak van de tekorten om een intensieve
samenwerking vraagt in steden en in (arbeidsmarkt) regio’s, tussen in ieder geval
de schoolbesturen en de opleidingen. Een samenwerking die niet overal als vanzelfsprekend
aanwezig is. Mede om die reden stimuleren we vanaf 2018 de regionale aanpak van de
tekorten. De landelijke tafel voor de aanpak van de tekorten heeft daarvoor een subsidieregeling
vastgesteld.
Via het amendement Rog c.s. (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 115) zijn de daarvoor beschikbaar gestelde middelen inmiddels structureel beschikbaar
gekomen. Op dit moment hebben 57 regio’s al van deze regeling gebruikt gemaakt. Dat
is boven verwachting en geeft aan dat er grote bereidheid is om gezamenlijk aan de
slag te gaan met de aanpak van de tekorten. In december wordt de subsidieregeling
voor 2020 en 2021 gepubliceerd.
In sommige regio’s komt deze samenwerking nu pas echt tot stand. Tijdens de vorige
week gehouden vergadering van de landelijke tafel hebben we ook geconstateerd dat
er nog steeds regio’s zijn waar helemaal nog niet wordt samengewerkt. We hebben de
afspraak gemaakt nader onderzoek te doen naar de oorzaken daarvan.
Zoals eerder aan u gemeld heeft de G4 een aparte status als het gaat om de verdeling
van de middelen voor de aanpak van de tekorten. Hun is inmiddels toegezegd dat dit
in ieder geval voor de komende twee jaren het geval zal zijn.
Verdere intensiveringen aanpak
Vraagstukken die de regionale aanpak van de tekorten overstijgen worden waar mogelijk
via de landelijke tafel besproken en aangepakt. Bij de landelijke tafel zijn veel
partijen betrokken (met name PO-Raad, VO-Raad, MBO-Raad, VH, VSNU, CNV-Onderwijs,
FvOv, AVS, G4 en Vervangings- en Participatiefonds). Ook het UWV is een aantal malen
aangeschoven. Tevens is er gebruik gemaakt van de inzichten die in de zorg bij de
aanpak van het personeelstekort zijn opgedaan.
In het afgelopen jaar zijn er vanuit de landelijke tafel veel gezamenlijke activiteiten
opgezet. De eerder genoemde stimulering van de regionale aanpak is daarvan een voorbeeld.
Daarnaast zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt met het bedrijfsleven (via het convenant
«Aan de slag voor de klas»), zal er in komende tijd een gezamenlijke campagne worden
gevoerd over werken in het onderwijs, wordt er specifiek aandacht gegeven aan het
lerarentekort in (v)so, wordt via het Participatiefonds gewerkt aan versterking van
de begeleiding van zijinstromers en wordt de informatie voor potentiële leraren gebundeld
en toegankelijk gemaakt via een website en een loket om vragen te stellen.
Met ingang van dit schooljaar is het Participatiefonds ook met zogenoemde matchingteams
gaan werken in de regio. Deze teams koppelen uitkeringsgerechtigde kandidaten aan
de schoolbesturen die onvervulde vacatures hebben. Per 1 januari 2019 heeft het fonds
de Regeling Vrijstelling Instroomtoets ingevoerd. Dit houdt in dat werkgevers die
na indienstneming van een uitkeringsgerechtigde toch onverhoopt weer afscheid moeten
nemen van deze persoon, de kosten van de uitkering zonder toets bij het Participatiefonds
in rekening kunnen brengen. Een in de praktijk ervaren knelpunt is daarmee weggenomen.
Zoals eerder aangegeven zijn er inmiddels weer 660 leraren, schoolleiders en onderwijsassistenten
met een WW-uitkering aan het werk geholpen.
Dagelijkse problemen op de scholen
Ondertussen blijven we continu in gesprek over wat er nog meer nodig is om scholen
te ondersteunen. Het is fijn dat er op verschillende manieren nieuwe mensen beschikbaar
komen voor het onderwijs, maar het tekort aan personeel blijft in deze tijd van krapte
op de arbeidsmarkt onverminderd zeer nijpend. Vooral in de grote steden wordt dat
dagelijks ervaren, maar niet alleen daar.
Vorige week is nog een gesprek gevoerd met de besturen uit de G5 (G4 + Almere). Bij
dit gesprek was ook een vertegenwoordiger van de Inspectie van het onderwijs aanwezig.
Aansluitend op eerder gevoerde gesprekken (zowel ambtelijk als bestuurlijk) met de
G4 is opnieuw afgesproken dat deze gemeenten op korte termijn aanvullende concrete
voorstellen doen om de personeelstekorten op te vangen. Met de Onderwijsinspectie
is afgesproken dat we aan de hand van deze voorstellen ook afspraken zullen maken
over het toezicht daarop. Voorop blijft staan dat we de kwaliteit van het onderwijs
ook in tijden van personeelstekort willen blijven borgen.
Met de G4 is ook gesproken over het hoge percentage (vestigingen van) scholen dat
in hun steden onder de opheffingsnorm zit. Juist in tijden van groot personeelstekort
is dit, zoals recent in Amsterdam is gebleken, erg kwetsbaar. Onderwerp van gesprek
met besturen zal in komende tijd (opnieuw) de zomerpiek WW-instroom leerkrachten zijn.
Deze zomer zou het zelfs om meer dan 1000 mensen gaan. Dat is moeilijk te rijmen met
het grote tekort aan leerkrachten.
Verder met anders opleiden, werken en organiseren
Er komen steeds meer leraren bij en dat is fantastisch. Maar voor een duurzame aanpak
van de tekorten is het ook nodig dat opleidingen, besturen en scholen op andere manieren
opleiden, werken en organiseren.
Anders opleiden
Om werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken, moeten leraren een beter loopbaanperspectief
krijgen. Ook in het onderwijs moet een leven lang leren de norm zijn en daar draagt
een intensieve samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen aan bij. Die samenwerking
ontwikkelt zich in veel gevallen vanuit het project «Samen opleiden en professionaliseren».
Steeds meer studenten en starters zullen daardoor een doorlopende leerlijn ervaren
waardoor de uitval van starters wordt tegengegaan. Ook door het bevoegdhedenstelsel
en de opleidingen anders in te richten kan meer worden ingezet op een leven lang leren.
Hier hebben wij uw Kamer onlangs een brief over gestuurd, naar aanleiding van het
Onderwijsraadadvies «Ruim baan voor leraren».2
In deze brief las u dat wij het advies van de Onderwijsraad over bevoegdheden en lerarenopleidingen
op hoofdlijnen volgen. We werken toe naar een stapelbare bevoegdhedenstructuur voor
het po, vo en mbo, waarin het makkelijker wordt om verschillende bevoegdheden met
elkaar te combineren, te specialiseren of te verbreden. Een modulaire inrichting van
de lerarenopleidingen kan dit faciliteren. Daarmee kunnen leraren makkelijker loopbaanstappen
nemen over de grenzen van sectoren en vakken heen. Deze mogelijkheden maken het vak
aantrekkelijker en toegankelijker voor huidige en toekomstige leraren. Voor huidige
leraren geldt uiteraard dat zij hun inzetbaarheid behouden. Maar daarbovenop kunnen
ze hun bevoegdheid geleidelijk uitbreiden of zich specialiseren in specifieke vakken
of voor doelgroepen. Zo krijgen we een rijke verscheidenheid aan onderwijsprofessionals,
die past bij wat leerlingen nodig hebben.
De precieze inrichting van bevoegdheden en lerarenopleidingen in de toekomst moet
afhankelijk zijn van de onderwijsinhoudelijke behoefte uit de praktijk. Voorop staat
dat we kwaliteit garanderen; het belang van vakinhoudelijke expertise staat niet ter
discussie.
De zijinstroomroute wordt steeds belangrijker. De ervaringen van zijinstromers vergroten
de expertise in schoolteams en helpen de tekorten te verminderen. Uiteraard is het
belangrijk dat zij geschikt worden bevonden en dat ze goed worden begeleid. Het is
dan ook onze ambitie dat zijinstroom een regulier onderdeel wordt van de lerarenopleidingen
en van het strategisch personeelsbeleid van schoolbesturen.
Anders werken
Wij zien dat een deel van de scholen onderwijs anders vormgeven. Niet zozeer vanwege
de tekorten, maar vooral om het onderwijs te verbeteren en meer maatwerk te bieden.
Dit kan ook helpen om kostbare tijd te winnen. Andere manieren van werken dragen er
namelijk aan bij dat leraren meer tijd krijgen voor hun kerntaak, namelijk lesgeven.
Wij horen regelmatig van scholen dat zij hier kansen zien, maar zien ook dat veel
van die kansen onbenut blijven.
Neem bijvoorbeeld digitale leermiddelen. De technologie biedt kansen voor leraren
om tijd te besparen en zo de werkdruk te verlagen. Een voorbeeld is de digitale databank
met toetsvragen. Daarmee hoeft de leraar minder vaak toetsen te maken en hoeft hij
alleen nog de open vragen zelf na te kijken. Ook een digitaal dashboard heeft voordelen.
De leerresultaten kunnen worden gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem, zodat de leraar
ze niet meer zelf hoeft in te voeren.
Natuurlijk vereist dit soort technologie aan het begin een investering. En we begrijpen
dat het moeilijk is om die te doen als alle zeilen moeten worden bijgezet om aan voldoende
personeel te komen. Bovenstaande voorbeelden laten zien dat het zich op de lange termijn
terugbetaalt en dat is belangrijk om dat voor ogen te houden. Ook uit internationaal
onderzoek in het voortgezet onderwijs blijkt dat leraren die in de les digitale leermiddelen
inzetten gemiddeld 4,6 uur minder per week werken.
Anders organiseren
Goed personeelsbeleid en het anders inzetten van onderwijspersoneel zijn ook belangrijk
voor een duurzame aanpak van de tekorten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het tegengaan
van werkdruk en het zorgen voor aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en loopbaan- en
ontwikkelmogelijkheden. We zien echter dat niet alle besturen die mogelijkheden aangrijpen.
Er zijn grote verschillen in de manieren waarop ze omgaan met hun personeel en dus
kansen voor verbetering.
Zoals we u eerder lieten weten, nemen we daarom strategisch personeelsbeleid en professionalisering
in de wet op. Zo kan de inspectie beter toezicht houden op de professionalisering
van onderwijspersoneel en de kwaliteit van het personeelsbeleid.
Andere belangrijke aspecten van het personeelsbeleid zijn het ziekteverzuim en de
deeltijdfactor. Het ziekteverzuim in het onderwijs is relatief hoog en wij verwachten
van besturen dat zij, waar nodig samen met het Vervangingsfonds, er alles aan doen
om het ziekteverzuim op hun scholen te verlagen.
De deeltijdfactor in het po is relatief laag, doordat er veel in deeltijd wordt gewerkt.
Als de huidige gemiddelde werkweek in het po van 28 uur in de komende vier jaar met
een half uur zou worden uitgebreid, levert dat 760 fte op. Het is daarom belangrijk
dat werkgevers het mogelijk maken voor hun personeel om meer te gaan werken als zij
dit willen en dit ook aanmoedigen. Met de werkgevers blijven wij hierover in gesprek,
ook om met hen te bespreken welke stimulansen mogelijk zijn om de verhoging van de
deeltijdfactor te faciliteren. Niet alleen om tekorten aan te pakken maar ook als
impuls in de kwaliteit.
Wij zien verder nog potentie voor scholen om meer variatie in hun teams aan te brengen.
Taak- en functiedifferentiatie is hierbij belangrijk. Bijvoorbeeld in het kader van
loopbaanperspectieven en diversiteit in onderwijsteams. Op veel scholen is het onderwijsgevend
personeel verantwoordelijk voor taken die ook door onderwijsondersteunend personeel
kunnen worden uitgevoerd. Daar zit nog ruimte.
Tot slot
Zoals moge blijken uit deze brief, blijft ook de komende periode de inzet van alle
partijen hard nodig om te zorgen voor voldoende en goede leraren. In het AO Leraren
op 9 oktober praten wij hierover met uw commissie.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Medeindiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.