Brief regering : Aanpak stikstofproblematiek
32 670 Voortgang Natura 2000
Nr. 167
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2019
Nederland kampt met een stikstofprobleem. De uitspraak van de Raad van State en de
aanbevelingen van het Adviescollege Stikstofproblematiek onder leiding van de heer
Johan Remkes geven een helder signaal. Niet alles kan.
De lucht die we inademen is ongezonder bij een overschot aan stikstofoxiden. Stikstof
is zeker ook een probleem in natuurgebieden. Sommige plantensoorten kunnen slecht
tegen stikstof, andere gedijen er juist goed op. Met als resultaat: meer van hetzelfde.
Deze ernstige verschraling van de natuur en de biodiversiteit veroorzaakt een kettingreactie,
waarvan de gevolgen meer en meer zichtbaar worden. Na de planten verdwijnen de dieren,
zoals bijen en insecten, die op hun beurt weer nodig zijn voor onze gewassen en onze
voedselproductie. Voor onze gezondheid, voor onze voedselproductie: de uitstoot van
stikstof moet verder omlaag.
Projecten in Nederland lopen vertraging op en moeten opnieuw beoordeeld worden. Dat
brengt grote onzekerheid met zich mee voor inwoners, boeren en bedrijfsleven. Veel
boeren en bouwers vrezen voor hun bedrijf, hun bron van inkomsten en hun manier van
leven. Hiervan zijn ook veel werknemers afhankelijk. Het woningvraagstuk is urgent,
we hebben nieuwe huizen nodig en onze nationale veiligheid moet geborgd blijven. Onze
(water)wegen en kust moeten worden onderhouden en versterkt, zodat we beschermd zijn
tegen het water en op een veilige manier van A naar B kunnen reizen. We moeten daar
een nieuwe balans in vinden.
Veel is al in gang gezet en bereikt, maar een versnelling is noodzakelijk. Daartoe
gaat het kabinet een aantal zaken doen: investeren in direct natuurherstel, inzetten
op een drempelwaarde voor stikstofdepositie zodat het proces voor het verlenen van
toestemming voor (kleine) activiteiten en projecten weer in gang kan worden gezet,
toestemmingverlening op gang brengen via intern salderen en extern salderen onder
voorwaarden. Ook stelt het kabinet indien nodig financiële en juridische middelen
beschikbaar en worden bronmaatregelen genomen waar deze (gebiedsgericht) effect hebben,
onder meer door vrijwillige en warme sanering van boerenbedrijven in de buurt van
natuurgebieden, investeringen in innovaties voor boeren die willen blijven en gerichte
snelheidsverlagingen daar waar het effect heeft op de stikstofdepositie.
In deze brief, die ik verstuur mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties,
de Staatssecretaris van Defensie, de Minister van Economische Zaken en Klimaat en
de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, legt het kabinet
uit hoe we een stikstofreductieplan vorm gaan geven samen met het Interprovinciaal
Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG).
Voorheen werd het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gebruikt om de neerslag van stikstof
op termijn te beperken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft
geoordeeld dat dit systeem niet voldeed als onderbouwing van toestemmingverlening.
De bal ligt nu bij het kabinet om een nieuwe aanpak te ontwikkelen.
In Nederland combineren we veel. We wonen, werken, leren, reizen en recreëren met
velen in een klein, welvarend land. Dat willen we behouden en doorgeven aan de generaties
na ons, onze kinderen. De juiste maatregelen zijn nodig om internationale klimaatdoelstellingen
te halen, natuur te versterken, onze lucht schoner te maken en innovatie en economische
ontwikkeling mogelijk te maken. Deze maatregelen moeten in alle sectoren en in alle
delen van het land genomen worden. Zo helpen sectoren en gebieden zichzelf én elkaar
om de stikstofproblematiek samen op te lossen. Het kabinet heeft de verantwoordelijkheid
om deze maatregelen te nemen – waarbij snelheid en zorgvuldigheid hand in hand moeten
gaan.
Adviescollege
Op 25 september jl. heeft het Adviescollege Stikstofproblematiek onder leiding van
de heer Johan Remkes een eerste advies uitgebracht over de wijze waarop en de voorwaarden
waaronder weer toestemming kan worden verleend voor ontwikkelingen die stikstofdepositie
veroorzaken op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden (Kamerstuk 32 670, nr. 166). Ik ben de leden van het Adviescollege er zeer erkentelijk voor dat ze erin zijn
geslaagd om op deze korte termijn een advies te formuleren. Daarvoor spreek ik naar
de leden van het college mijn expliciete dank uit. Dit advies zal helpen bij de verdere
formulering van de te maken keuzes.
Op basis van het eerste advies van het Adviescollege gaat het kabinet in deze aanpak
in op de meest urgente vraagstukken en wat het kabinet daar aan gaat doen. Voor het
einde van het jaar wil het Adviescollege een tweede advies aanbieden dat gaat over
beweiden en bemesten. Het derde deel van het advies wordt in mei 2020 verwacht. In
dit laatste advies is gevraagd om een nieuwe aanpak van de stikstofproblematiek in
relatie tot de verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
In dit advies gaat het Adviescollege ook in op sectoren lucht- en scheepvaart, vrachtverkeer
en openbaar vervoer. In aanloop naar dit advies zal het kabinet ook zelf een nadere
analyse maken van de stikstofeffecten van luchtvaart en scheepvaart en de mogelijke
maatregelen. Het uitkomen van het laatste deel van het advies zal worden meegenomen
in de afweging van het maatregelenpakket voor de stikstofopgave. Daarbij worden ook
de eerste effecten van de maatregelen voor de korte termijn betrokken.
Aanpak kabinet
Het kabinet wil landelijke maatregelen nemen die gebiedsgericht worden uitgewerkt
en volgt hiermee het advies van het Adviescollege. De herkomst van stikstofdepositie
verschilt per gebied. De aanpak om de depositie te verminderen, is dus overal anders.
De oplossing ligt in een gebiedsgerichte benadering. Hierbij wordt inzichtelijk gemaakt
wat nodig is voor natuurherstel, welke (bron)maatregelen daarvoor in dat gebied beschikbaar
zijn, maar ook welke ruimte nodig is om activiteiten in dat gebied te kunnen ontplooien.
Bij deze gebiedsgerichte benadering moet een weging gemaakt worden tussen alle belangen.
Het biedt ook kansen om slimme combinaties te maken met andere ruimtelijke opgaven.
Te denken valt aan opgaven in het kader van de woningbouw, mobiliteit, defensie, het
Klimaatakkoord, het interbestuurlijke programma Vitaal Platteland en het programma
Duurzame Veehouderij. Hiermee kunnen we op een aantal kansrijke locaties snel aan
de slag gaan. Daarbij wordt uiteraard gebruik gemaakt van lopende gebiedsprocessen
en de daarmee opgebouwde contacten met de ondernemers en bewoners in die gebieden.
In het gebiedsproces kan zowel het Rijks- als het decentrale belang geborgd worden
omdat alle overheden partij aan tafel zijn.
Deze nieuwe stikstofaanpak is nodig om uit de huidige impasse te komen en weer perspectief
te creëren voor nieuwe ontwikkelingen. We werken daarbij toe naar een nieuwe systematiek
waar een drempelwaarde weer onderdeel van kan zijn. Het is volstrekt duidelijk dat
die drempelwaarde alleen kan bestaan als de natuurherstel daadwerkelijk sneller gaat
dan tot nu toe het geval was. Om beter inzicht te krijgen in de wijze waarop en de
voorwaarden waaronder dit gerealiseerd kan worden, zal het kabinet hierover voorlichting
aan de Afdeling Advisering van de Raad van State vragen. Voor het einde van dit jaar
wil het kabinet over deze route, inclusief de te nemen (bron)maatregelen, duidelijkheid
verschaffen.
Uitwerking gebiedsspecifieke aanpak
Het kabinet gaat meteen met de interbestuurlijke partners aan de slag om deze samenwerking
vorm te geven. De medeoverheden hebben aangegeven hier graag aan bij te willen dragen.
Het tempo zal per gebied verschillen; de inzet blijft om overal zo spoedig mogelijk
tot een aanpak te komen. De gebiedsgerichte aanpak leidt er niet toe dat de verdeling
van taken en verantwoordelijkheden tussen Rijk en provincies wijzigt.
Het kabinet vraagt in de beginfase van dit proces de Commissarissen van de Koning
als rijksorgaan (ook wel «Rijksheren» genoemd) te zorgen voor een zorgvuldig proces
en – met het oog op zowel de nationale belangen als ook de decentrale belangen – de
verbindingen in de gebiedsgerichte aanpak. Hun rol hierin is om nationaal verbindend
over de bestuurslagen en sectoren heen het tempo van de gebiedsgerichte aanpak te
faciliteren. Er wordt hen gevraagd dit te doen zodanig dat besluiten worden genomen
met inachtneming van bestaande bevoegdheden, verantwoordelijkheden en processen. Na
de beginfase wordt bezien wat de rol van de Rijksheren in het vervolg moet zijn.
De uitvoering van maatregelen vergt een lange adem met een structurele aanpak en zal
daarom gefaseerd plaatsvinden. In het Klimaatakkoord is reeds € 100 miljoen gereserveerd
voor veehouderij rondom Natura 2000-gebieden en € 100 miljoen voor de veenweideaanpak.
Deze middelen dragen niet alleen bij aan de klimaatdoelen, maar ook aan de vermindering
van de stikstofproblematiek. Ook kunnen de extra middelen voor de woningmarkt uit
de Miljoenennota 2020 (€ 1 miljard) onder meer gebruikt worden om de potentiële gevolgen
van de stikstofproblematiek voor de woningbouw op te vangen. Voor de saneringsregeling
van de varkenshouderij heeft het kabinet € 180 miljoen vrijgemaakt en voor het Jonge
Boerenfonds € 75 miljoen. Binnen bestaand beleid op aanpalende terreinen kan ook worden
bezien hoe een bijdrage kan worden geleverd aan de vermindering van de stikstofdepositie.
Indien nodig is het kabinet bereid om voor de financiering van extra maatregelen die
op korte termijn genomen kunnen worden een begrotingsreserve in te stellen bij Najaarsnota.
Ook van de provincies wordt een extra inspanning gevraagd.
Stikstofreductieplan
Het kabinet vertaalt de boodschap van de Raad van State en van het Adviescollege Stikstofproblematiek
in een nieuwe stikstofaanpak waarin veel meer moet gebeuren dan de afgelopen jaren
is gedaan. En waarin ook versnelling, intensivering en uitbreiding zitten van tot
2030 geplande maatregelen die stikstofreductie opleveren. Dat geldt zowel voor maatregelen
voor natuurherstel als voor maatregelen gericht op een structurele verlaging van de
stikstofuitstoot in alle sectoren.
Een dergelijke landelijke aanpak met een gebiedsgerichte uitwerking wordt al gebruikt
bij de warme sanering van de varkenshouderij. Maatregelen zoals investeringen in mobiliteit,
de beperking van snelheid op wegen en natuurherstel zijn ook voorbeelden waartoe landelijk
wordt besloten en die in een gebiedsgerichte uitwerking kunnen leiden tot meer ruimte
voor ontwikkeling.
De keuze welke maatregel in welke gebied het beste past, is afhankelijk van een aantal
factoren. De afweging vindt plaats op basis van de effectiviteit, de kosten, de gevolgen
voor de leefbaarheid, de juridische houdbaarheid, de uitvoerbaarheid en de politieke
weging. Het tempo waarin dit mogelijk is, verschilt per provincie.
Verder zoekt het kabinet naar meer effectieve maatregelen waar het Adviescollege zich
nog niet specifiek op heeft gericht, zoals het verduurzamen van het wagenpark, de
scheepvaart, de luchtvaart, industrie en maatregelen om door aanpassingen in diervoer
en mest minder stikstof te laten uitstoten. Bovendien wordt substantieel geïnvesteerd
in natuur. Daardoor ontstaat een verbeterde natuurkwaliteit en worden belangrijke
maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk.
Natuurherstel
Provincies zetten alles op alles om de uitvoering van de ruim 1.200 geprogrammeerde
herstelmaatregelen voor 2021 conform planning uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn
hydrologisch herstel in het oostelijke deel van de Sallandse Heuvelrug of het Wooldse
Veen in Gelderland. Dit gebeurt in gebiedsprocessen, waarin afspraken zijn gemaakt
met alle partners en stakeholders. Het kabinet verkent met de provincies of met de
Crisis- en herstelwet de doorlooptijd van deze maatregelen kan worden versneld.
Naast het uitvoeren van de geplande herstelmaatregelen zijn provincies verantwoordelijk
voor de maatregelen om de uitbreidingsdoelen te halen. Deze uitbreidingsmaatregelen
staan veelal gepland voor de periode na 2021. Provincies zullen zich inzetten om deze
maatregelen daar waar mogelijk eerder te kwantificeren en uit te voeren. Over de financiering
van deze maatregelen worden in het kader van de gebiedsgerichte aanpak bestuurlijke
afspraken gemaakt. Dit vraagt een actualisatie van het Natuurpact.
In het kader van de te ontwikkelen gebiedsgerichte aanpak zijn er veel kansen en mogelijkheden
voor de natuur, bijvoorbeeld door het aanleggen van bufferzones, zoneringsmaatregelen,
ruimte voor natuurinclusieve landbouw, boerennatuur en de aanleg van «klimaatbossen».
Deze worden in de gebiedsgerichte aanpak verder verkend en waar zinvol verder uitgewerkt.
Ook over de financiering van deze maatregelen worden in het kader van die gebiedsgerichte
aanpak bestuurlijke afspraken gemaakt.
Toestemmingverlening
Intern salderen
De toestemmingverlening via intern salderen kan weer starten per 11 oktober. Daarbij
is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen enerzijds het belang om geen stikstofstijging
te veroorzaken en anderzijds de ruimte die de initiatiefnemer nodig heeft voor zijn
bedrijfsvoering. Daarom wordt uitgegaan van de feitelijk gerealiseerde en vergunde
capaciteit[1]
1. Het gaat om de feitelijk gerealiseerde capaciteit passend binnen de vergunde situatie.
Voor een aantal activiteiten is het problematisch voor de bedrijfsvoering om uit te
gaan van de gerealiseerde capaciteit, en zal om die reden worden uitgegaan van de
vergunde (en niet perse gerealiseerde) capaciteit. Dit leidt tot de volgende uitzonderingsgronden
waar de initiatiefnemer zich gemotiveerd op kan beroepen:
• Op het moment van aankondiging van dit aangescherpte beleid via deze brief was het
project nog niet volledig gerealiseerd, maar heeft de initiatiefnemer wel aantoonbaar
stappen gezet met het oog op volledige realisatie.
• Op het moment van aankondiging is weliswaar nog niet aangevangen met de realisatie
van een uitbreidingsproject, maar waren daarvoor wel al aantoonbaar onomkeerbare (investerings)verplichtingen
aangegaan.
• Het project is noodzakelijk voor de realisatie van de doelen in een Natura 2000-gebied
(bijvoorbeeld bedrijfsverplaatsing in het kader van natuurherstelmaatregelen).
• Projecten en plannen ten aanzien van/ten behoeve van wegen, vaarwegen, spoorwegen
en luchtvaart, woningbouw, duurzame energieopwekking en energieprojecten van nationaal
belang dan wel projecten noodzakelijk in het kader van de nationale veiligheid of
militaire activiteiten.
Extern salderen
Voorafgaand aan het weer verlenen van toestemmingbesluiten via extern salderen zullen
samen met de provincies en gemeenten de condities worden vastgelegd waarbinnen extern
salderen plaatsvindt. Hierbij wordt uitgegaan van de vergunde en feitelijk gerealiseerde
capaciteit, inclusief een generiek afromingspercentage van 30%. Hierbij is het doel
dat met dit afromingspercentage een feitelijke reductie van de stikstofdepositie plaatsvindt.
Bestaande gebiedsprocessen vormen de basis voor de aanpak van extern salderen. Binnen
deze gebiedsgerichte aanpak worden vraag en aanbod bij elkaar gebracht en wordt ondersteuning
geboden vanuit het Rijk.
Om ongewenste effecten van externe saldering in de landbouw te voorkomen worden in
deze sector aanvullende maatregelen genomen. Uitgangspunt is dat de dier- en fosfaatrechten
van een veehouderijbedrijf die vrijwillig worden opgekocht via externe saldering worden
ingenomen, zoals ook het geval is bij de regeling voor warme sanering varkenshouderij.
Wanneer een (mede)overheid initiatiefnemer is bij extern salderen met een landbouwbedrijf
of een landbouwbedrijf opkoopt als bronmaatregel geldt als voorwaarde dat dier- en/of
fosfaatrechten worden ingenomen en doorgehaald. Vanwege de al langer lopende afspraken
met betrekking tot de noodzaak van stikstofdaling kunnen deelnemers van de stoppersregeling,
Actieplan Ammoniak en de warme sanering varkenshouderij geen gebruik maken van externe
saldering. Het innemen van dier- en fosfaatrechten bij externe saldering tussen private
partijen vereist een wetswijziging, waarvoor op zeer korte termijn een voorstel wordt
ingediend. Om te voorkomen dat ondernemers in de landbouwsector vooruitlopend op het
extern salderen hun rechten verkopen, zal hierbij worden uitgegaan van het aantal
dier- en/of fosfaatrechten dat op 4 oktober 2019 op naam van het bedrijf bij Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) geregistreerd staan. Het inwerkingtreden van deze
wetgeving is conditioneel voor het mogelijk maken van extern salderen met landbouwbedrijven.
Het Rijk zal in overleg met provincies bespreken hoe om te gaan met vrijkomende stallen.
Ecologische beoordeling
Een ecologische toets is een andere mogelijkheid voor toestemmingverlening. Uit deze
toets moet blijken dat de betreffende emissies niet leiden tot aantasting van Natura
2000-gebieden. Voor een aantal projecten geldt dat slechts sprake is van een tijdelijke
emissie in de aanlegfase die een depositie veroorzaakt. Voor deze projecten is het,
afhankelijk van de gebiedsspecifieke omstandigheden, mogelijk een ecologische onderbouwing
te leveren en kan in dat geval toestemming worden verleend. Daarbij geldt dat het
aannemelijk is dat kleinschalige bouwprojecten op een redelijke afstand van Natura
2000-gebieden waarschijnlijk via deze weg doorgang kunnen vinden. Ook duurzaam bouwen
vergroot de kans op een succesvol traject om toestemming te krijgen. Verder kan voor
infrastructurele projecten van tijdelijke aard zoals dijkversterkingen, zandsuppleties
en renovatie en vervanging via deze weg sneller toestemmingverlening plaatsvinden.
ADC-toets
Het gebruik van de ADC-toets is mogelijk voor de grote projecten en activiteiten waarvoor
geen alternatieven met minder negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn en
die een dwingende noodzaak hebben (bijvoorbeeld op het terrein van de nationale veiligheid).
Ook moeten compenserende maatregelen worden getroffen. Waar aan deze drie voorwaarden
kan worden voldaan, is de ADC-toets een kansrijk instrument voor het verkrijgen van
toestemming. Er worden geen nadere voorwaarden worden gesteld aan het toepassen van
de ADC-toets. Om het gebruik van de ADC-toets beter mogelijk te maken, wordt een handreiking
ten behoeve van initiatiefnemers opgesteld.
Meldingen
Het Adviescollege adviseert om ruimte die vrijkomt door het nemen van (bron)maatregelen,
met prioriteit in te zetten voor een collectieve passende beoordeling voor de voormalige
vrijstellingen. En daarmee zekerheid te geven aan de voormalige vrijstellingen onder
het PAS. Omdat niet alle activiteiten en projecten waar de meldingen betrekking op
hadden, zijn gerealiseerd, zullen alleen de meldingen die feitelijk zijn gerealiseerd
met een generieke maatregel worden gelegaliseerd. Wat de definitie van «gerealiseerd»
is, wordt nog nader onderzocht.
Bronmaatregelen
Landbouw
Hoewel de afgelopen jaren al veel stappen zijn gezet door de landbouw, is een groot
deel van de stikstofuitstoot afkomstig uit deze sector. Daarmee vormen maatregelen
in de landbouw ook een belangrijk deel van de oplossing voor de stikstofproblematiek.
Ook kunnen zij bijdragen aan een goede toekomst voor boeren. De kabinetsvisie op kringlooplandbouw
«Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden» is logischerwijs richtinggevend
bij de te nemen maatregelen. Het toekomstperspectief is een sterke en duurzame landbouw.
De landbouw als drager voor een sterk platteland verbonden met de natuur. Een landbouw
die innovatief is, zorgvuldig omgaat met grondstoffen en omgeving, maatschappelijk
gewaardeerd wordt en waarbij de boer door een goed verdienmodel een eerlijke prijs
krijgt voor zijn of haar producten.
De urgentie van de stikstofproblematiek vraagt om een versnelling naar en investering
in een circulair en klimaatneutraal voedselsysteem. Voor de melkveehouderij is een
versnelde overgang naar grondgebondenheid nodig, te beginnen in de omgeving van Natura
2000-gebieden. Daarbij moeten slimme combinaties worden gevonden waarbij vrijkomende
landbouwgronden worden ingezet voor boeren die de omslag willen maken naar kringlooplandbouw.
Meer extensieve melkveehouderij, waarbij de koe in de wei het uitgangspunt is, heeft
een kleinere stikstofuitstoot, levert een grote bijdrage aan het landschap en de biodiversiteit
en wordt bovendien maatschappelijk zeer gewaardeerd. Ook in de intensieve veehouderij
is een verdere omslag mogelijk en nodig. Voer-mest-kringlopen sluiten op een zo laag
mogelijk niveau en voer komt zoveel mogelijk van reststromen en uit gewassen die niet
geschikt zijn voor menselijke consumptie. De emissie van ammoniak kan substantieel
worden verminderd door anders met mest om te gaan. De innovatie staat op dit vlak
zeker niet stil. Er is een beweging nodig waarbij dunne en dikke fractie worden gescheiden
en waarbij de mest snel de stal uit gaat. Het kabinet wil deze innovaties in de landbouw
stimuleren en ondersteunen waarbij stallen versneld kunnen worden afgeschreven en
tegelijkertijd nieuwe innovatieve stalsystemen zorgvuldig worden geïntroduceerd. Het
kabinet bekijkt hoe deze ontwikkeling kan worden versneld, bijvoorbeeld door slimme
aanpassingen in de wet- en regelgeving. Boeren krijgen zo op een positieve manier
ruimte om die ontwikkeling in gang te zetten.
Gebiedsgericht zullen boeren die willen, worden geholpen te stoppen om ruimte te bieden
voor blijvers. Vrijwillige sanering is hierbij uitgangspunt. Met name in de omgeving
van Natura 2000-gebieden zullen bronnen van stikstofuitstoot weggenomen worden, door
boerenbedrijven gericht, slim en warm te saneren, waarbij «piekbelasters» (bedrijven
met een hoge emissie) als eerste in aanmerking komen voor sanering. Daarbij is het
van belang om waar mogelijk ook bij te dragen aan het bereiken van andere doelen,
zoals het oplossen van overbelaste geursituaties en overschrijdingen van de grenswaarden
voor fijnstof en de permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst
te realiseren. Het kabinet en de provincies zullen daarbij zoveel mogelijk aansluiten
op de ontwikkelingen die in het betreffende gebied al gaande zijn. De innovatiekracht
van blijvers zal worden versterkt, onder andere door investeringen mogelijk te maken
in nieuwe emissiearme stallen waarbij ook het dierenwelzijn verbetert en waarin de
mest een waardevol product is. Zo wil het kabinet bijdragen aan een landbouwsector
die toekomst heeft. De Kamer zal hier voor het einde van dit jaar nader over worden
geïnformeerd.
Bemesten en beweiden
Het Adviescollege erkent de maatschappelijke wens voor weidegang van melkkoeien. Het
kabinet ondersteunt het advies dat ook voor bemesten een praktische manier gevonden
moet worden om dit mogelijk te maken. Het Adviescollege komt hierover later dit jaar
met een advies.
Het Ministerie van LNV zal gezamenlijk met de provincies met hoge prioriteit een praktisch
en werkbaar voorstel voorbereiden. Voor aanvang van het voorjaar zal het kabinet uw
Kamer hier nader over informeren op basis van het advies in de tussenrapportage van
het Adviescollege.
Verkeer en vervoer
Binnen de sector verkeer en vervoer is de meeste winst te behalen bij wegverkeer en
scheepvaart. Om op langere termijn te zorgen voor een verdere verlaging van de emissies
zal Nederland zich in Brussel inzetten voor verdere aanscherping van Europese emissienormen
voor nieuwe voertuigen die de sector verkeer en vervoer in heel Europa schoner maken.
Ook schonere motoren in het buitenland dragen in Nederland bij aan het dalen van de
stikstofdepositie.
Daarnaast worden op nationaal, regionaal en lokaal niveau instrumenten ingezet om
deze schonere voertuigen sneller op de (vaar)weg te krijgen, bijvoorbeeld door middel
van fiscale stimulering en subsidies. Het stimuleren van de aanschaf en het gebruik
van elektrische auto’s speelt hierin een belangrijke rol. Zoals aangegeven in het
Klimaatakkoord streeft het kabinet ernaar dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe auto’s
emissieloos zijn. Dat zal vanzelfsprekend een positief effect hebben op de stikstofdeposities.
Aanvullend kan bij wegverkeer worden gedacht aan gebiedsgerichte verlagingen van de
maximumsnelheid op rijkswegen en provinciale wegen, daar waar het effect heeft op
de stikstofdepositie. Tevens wordt met de partijen aan de mobiliteitstafel van het
Klimaatakkoord bekeken hoe sommige maatregelen ten behoeve van de verduurzaming van
vervoer en mobiliteit versneld kunnen worden. Bijvoorbeeld in de context van de Green
Deal Zero Emissie Stadslogistiek, Bestuursakkoord zero-emissie bus of de Green Deal
autodelen.
Industrie en energieproductie
In het kader van het klimaatakkoord en op grond van het Urgenda-vonnis staat de industrie
de komende jaren voor een grote investeringsopgave om de CO2-uitstoot te beperken. Het is van belang om op korte termijn nader onderzoek te doen
naar de mogelijkheden voor het verder terugdringen van stikstofemissies in samenhang
met de opgaven en voorgenomen maatregelen op het gebied van CO2-emissie, luchtkwaliteit, geluid en andere relevante opgaven.
Monitoring
Het Adviescollege vraagt aandacht voor de verhouding tussen een modelmatige benadering
en metingen. In de praktijk wordt al veel en steeds meer gemeten, onder meer ter validatie
van de rekenmodellen waarmee de depositie van projecten en activiteiten kan worden
berekend. De bepaling van stikstofdepositie stoelt op een combinatie van metingen
en modelberekeningen. De betrouwbaarheid kan toenemen bij de intensivering van metingen.
Op korte termijn wordt het meetnet uitgebreid. Het kabinet hecht aan transparantie
en neemt de verantwoordelijkheid om het rekenmodel van RIVM samen met externe partijen
te verbeteren. Daarnaast zal nog beter de mate van instandhouding van de doelstellingen
voor Natura 2000-gebieden nauwkeurig gemonitord worden.
Het kabinet vindt het belangrijk om zicht te hebben op de gevolgen van de (bron)maatregelen
die we nemen. Om eventuele beleidskeuzes tijdig aan te kunnen passen, is zorgvuldige
monitoring van groot belang.
Wat kan er (nog) niet?
Bij het ontwikkelen van een nieuwe stikstofaanpak is gekeken naar de aanpak in buurlanden,
zoals Duitsland, waar een ruimer toetsingskader geldt en vaak grotere afstanden tussen
bron- en natuurgebied aan de orde zijn. Dergelijke ruimere toetsingskaders hebben
in Nederland in het verleden geen stand gehouden. Het toetsingskader ammoniak uit
2008 is juridisch niet houdbaar gebleken. Dit was de reden om het PAS te ontwikkelen.
Verder is ook bekeken of het mogelijk is om Natura 2000-gebieden te verminderen of
anders in te richten. De gebieden zijn aangewezen op basis van criteria uit de Vogel-
en Habitatrichtlijn. De mogelijkheden voor het verminderen van deze gebieden zijn
zeer beperkt. Volgens het Europees Hof van Justitie zijn er slechts twee mogelijkheden.
Ten eerste als er een wetenschappelijke fout is gemaakt bij het aanwijzen van een
Natura 2000-gebied. Ten tweede wanneer de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn
definitief niet meer kunnen worden behaald, waarbij de vermindering van het belang
van het gebied niet mag worden veroorzaakt door nalatigheid van de lidstaat om het
gebied te beschermen. Geen van de Nederlandse Natura 2000-gebieden voldoet aan deze
criteria. Daarmee zijn er op dit moment geen mogelijkheden om het aantal Natura 2000-gebieden
in Nederland te verminderen.
Wat is al in gang gezet?
Toestemmingverlening
In de brief van 13 september jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 165) heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd dat met het verzenden van de brief de eerste
stap is gezet voor het hervatten van de toestemmingverlening. Er is aangegeven dat
projecten doorgang kunnen vinden waar met een berekening kan worden aangetoond dat
een activiteit niet tot een toename van depositie leidt. Daarnaast werd het mogelijk
om toestemmingsbesluiten aan te vragen op grond van intern salderen en op grond van
een ecologische onderbouwing of andere mitigerende maatregelen dan extern salderen.
Het verlenen van toestemming op basis van deze aanvragen was nog niet mogelijk. Die
stap is met het verzenden van deze brief gezet.
Met de release van AERIUS Calculator 2019 op 16 september 2019 is het weer mogelijk
om per activiteit te bepalen of er sprake is van een toename van stikstofdepositie.
Op basis van deze berekening kan onder meer worden beoordeeld of een toestemmingsbesluit
is vereist. Een aantal specifieke omstandigheden vallen nog buiten het toepassingsbereik
van deze versie van AERIUS Calculator. Er wordt gewerkt aan een versie van AERIUS
Calculator met volledig toepassingsbereik. Voor de tussenperiode worden handreikingen
geboden om met de beperkingen om te kunnen gaan, zoals via ondersteunende berekeningen
met andere modellen. Het gaat concreet om situaties waarbij sprake is van relevante
gebouwinvloed binnen 3 kilometer afstand of waarbij verticale mechanische ventilatie
maatgevend is. Deze omstandigheden doen zich in het bijzonder voor in de agrarische
sector (naar schatting maximaal 30% van de stallen). De volgende versie van AERIUS
Calculator wordt uiterlijk in januari 2020 verwacht.
Agrarische sector
De agrarische sector draagt al bij aan de vermindering van de stikstofproblematiek.
Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door de regeling voor vrijwillige sanering in de varkenshouderij
die bij volledige uitputting een reductie oplevert van circa 2 kton ammoniak (komt
overeen met gemiddeld 10 mol/ha/jr). Deze regeling wordt na akkoord van de Europese
Commissie medio oktober gepubliceerd. Verder wordt een bijdrage geleverd door het
aflopen van de gedoogstoppersregeling ammoniak en veehouderij. Veehouderijbedrijven
die daaraan meedoen moeten vanaf dat moment voldoen aan de wettelijke emissie-eisen,
of de activiteit moet worden beëindigd. Dit kan een reductie opleveren van circa 2
tot 3 kton (10 tot 15 mol/ha/jr). Ten slotte heb ik in de sectorplannen duurzame veehouderij
met de varkenssector afgesproken om de emissie van ammoniak uit stallen te verminderen
met 85%. In 2030 zijn de emissiereducerende maatregelen in minimaal 60% van de stallen
ingevoerd.
Verder ben ik voornemens om eind dit jaar een subsidieregeling open te stellen voor
innovatie- en investeringsprojecten die gericht zijn op een integrale brongerichte
aanpak van schadelijke emissies, zoals ammoniak en methaan, uit stallen door dagontmesting,
mestscheiding en voer- en managementmaatregelen. Samen met de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat zal ik op korte termijn de mogelijkheden onderzoeken
voor experimenteerruimte waarmee de toepassing van innovaties en nieuwe emissiebeperkende
maatregelen op een verantwoorde wijze kan worden versneld.
Mobiliteit
Op het gebied van wegverkeer, scheepvaart en mobiele werktuigen wordt met internationale
en Europese afspraken bijgedragen aan de vermindering van de stikstofproblematiek.
Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het terugdringen van de NOX-emissies door de sector wegverkeer. Tussen 2010 en 2018 zijn de totale NOX-emissies door wegverkeer gedaald met ruim 30%. Deze daling is het gevolg van de voortdurende
aanscherping van Europese emissienormen voor nieuwe voertuigen. Deze normen zorgen
ervoor dat wanneer een oudere auto door een nieuwere wordt vervangen, de emissies
van NOX afnemen en daarmee ook de bijdrage van het voertuig aan de stikstofdepositie. Verder
heeft de maritieme sector in juni 2019 een Greendeal Zeevaart, Binnenvaart en Havens
afgesloten, waarin voor de binnenvaart een doelstelling is afgesproken die moet leiden
tot een nagenoeg emissievrije binnenvaart in 2050. Zo kunnen containerbinnenvaartschepen
elektrisch gaan varen, zijn investeringsafspraken voor vergroening gemaakt, is een
subsidieregeling aangekondigd om (een deel van) de binnenvaartvloot te voorzien van
schonere motoren, en zijn afspraken gemaakt om Rijksligplaatsen te voorzien van walstroom.
De zeevaart heeft ook als doelstelling om walstroomaansluitingen realiseren in havens.
In het kader van zeevaart zijn daarnaast in internationaal verband afspraken gemaakt
over de instelling van een NOX Emissie Controle Area (NECA) op de Noordzee. Dit houdt in dat vanaf 1 januari 2021
voor nieuwe schepen geldt dat zij 80% minder NOX mogen uitstoten.
Bij railverkeer wordt vanuit het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer ingezet op
verduurzaming en verbetering van de leefomgeving. Ten aanzien van luchtvaart zet het
kabinet in op verduurzaming. In het Ontwerpakkoord Duurzame Luchtvaart is met de luchtvaartsector
onder andere afgesproken dat de grondgebonden activiteiten van luchthavens in 2030
zero emissie zijn en dat elektrisch taxiën als standaardprocedure wordt toegepast.
Gebouwde omgeving
De Gebouwde omgeving draagt bij aan het verminderen van de stikstofproblematiek doordat
alle nieuwbouw inmiddels bijna energieneutraal en uitstootarm is (BENG-eisen). In
het Rijksbrede programma circulaire economie is afgesproken dat de volledige gebouwde
omgeving in 2050 CO2-arm en aardgasvrij en bovendien 100% circulair is. In dat kader worden komend jaar
ook de milieuprestatienormen zodanig aangescherpt dat dit circulaire bouw bevordert.
Daarnaast bestaat momenteel een subsidieregeling voor huiseigenaren om hun woning
te isoleren. Dit is de eerste stap naar alternatieve warmtebronnen.
In de Nationale woonagenda 2018–2021 heeft het kabinet met een groot aantal partijen
afspraken gemaakt om de woningbouw te versnellen, de bestaande voorraad beter te benutten
en de betaalbaarheid van het wonen te vergroten. In de vijf (metropool-)regio’s met
de grootste druk is de Nationale woonagenda nader uitgewerkt in woondeals. Bij verdere
uitwerking van de woondeals wordt ook aan de vermindering van de stikstofdepositie
gewerkt. Voor de bouwprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf gelden in principe dezelfde
bronmaatregelen als bij de woningbouw.
Verder vindt er voor woningbouw een forse impuls plaats voor aardgasloos bouwen. Dit
zal ook een positief effect hebben op deposities vanuit de woningbouwsector.
Overig
De industrie is op grond van wettelijke eisen gehouden aan het gebruik van Best Beschikbare
Technieken (BBT) met als gevolg dat er voortdurend wordt geïnvesteerd in emissiereductie.
De reeds gerealiseerde daling moet structureel worden voortgezet.
Wat kunt u verwachten?
Graag betrekt het kabinet uw Kamer de komende periode actief bij de ontwikkelingen
op dit dossier. Dit doen we, omdat we eraan hechten met uw Kamer tot gedragen oplossingen
voor de stikstofproblematiek te komen.
Planning
Het kabinet gaat per direct aan de slag met de verkenning van een drempelwaarde voor
projecten of activiteiten met kleine stikstofdeposities. Daartoe is het nodig om (bron)maatregelen
uit te werken. Het kabinet komt voor het einde van het jaar met een uitgewerkt pakket
op basis waarvan in het begin van het nieuwe jaar besluitvorming kan plaatsvinden.
Verder komt het kabinet op zeer korte termijn met een voorstel voor een wetswijziging
om dier- en fosfaatrechten te kunnen innemen bij landbouwbedrijven die via externe
saldering worden opgekocht.
Per direct worden de gebiedsgerichte processen in gang gezet. Daartoe worden de «Rijksheren»
gevraagd voor een initiële periode van zes maanden of zoveel sneller als mogelijk
om deze processen op gang te brengen.
Het kabinet informeert u binnenkort over de uitwerking en de eerste resultaten van
de gebiedsgerichte aanpak voor natuurherstel.
Het Adviescollege komt voor het einde van het jaar met een nader advies over beweiden
en bemesten. Op basis hiervan zullen de interbestuurlijke partners half januari een
besluit nemen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder beweiden en bemesten
mogelijk gemaakt kunnen worden. Begin 2020 is ook het moment voor de interbestuurlijke
partners om te besluiten op welke wijze de monitoringssystematiek wordt verbeterd.
In mei 2020 komt het Adviescollege met het laatste deel van het advies en volgt een
kabinetsreactie.
Tot slot
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft grote
gevolgen voor het land. Verschillende sectoren voelen de effecten. Het kabinet zet
zichtbare stappen om de toestemmingverlening in etappes weer te hervatten, waarbij
de totale hoeveelheid stikstofemissie blijft afnemen. Samen met de interbestuurlijke
partners wil het kabinet de noodzakelijke keuzes maken om versneld herstel- en bronmaatregelen
te nemen die geheel of gedeeltelijk bijdragen aan het realiseren van een goede staat
van instandhouding van de natuur.
Het kabinet hecht eraan om het beeld stellig te ontkrachten dat bepaalde gebieden
of sectoren exclusief verantwoordelijk zijn voor de stikstofproblematiek. Er zijn
veel factoren die gezamenlijk leiden tot een bepaalde depositie. Op dit moment hebben
we allemaal te maken met de consequenties daarvan. Het is aan ons allen om in gezamenlijkheid
aan oplossingen te werken.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit