Brief regering : Maatregelen woningmarkt
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 555 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2019
De woningmarkt kent grote krapte. De vraag naar woningen is sterk toegenomen door
onder andere bevolkingsgroei, trek naar stedelijke regio’s, een toename van eenpersoonshuishoudens,
de lage rente en gestegen inkomens. Daarentegen is de bouw van woningen met name tijdens
de crisis sterk achtergebleven. Het gevolg is snel stijgende huizenprijzen, blijvend
lange wachtlijsten in de sociale huur, en een groot tekort aan betaalbare middenhuurwoningen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor diverse groepen zoals starters, mensen
met een laag of middeninkomen, ouderen en andere kwetsbare groepen, zoals dak- en
thuislozen, voldoende geschikte en betaalbare woningen zijn, of dat nu huren of kopen
is. Voor diverse groepen knelt het in het bijzonder op de woningmarkt. Vooral in de
steden treffen zij vaak hogere huur- en koopprijzen. In deze brief schets ik de inzet
van het kabinet om te komen tot een toekomstbestendige woningmarkt waar iedereen prettig
kan wonen.
Het kabinet heeft vanaf het begin prioriteit gegeven aan de woningbouw. Afspraken
over woningbouw en stadsontwikkeling zijn een belangrijk onderdeel van Nationale woonagenda,
ontwikkellocaties in de ontwerp-NOVI en de woondeals die ik heb gesloten met vijf
regio’s waar de bouwopgave het grootst is. Daarnaast bied ik ook breder aan gemeenten
ondersteuning bij het versnellen van woningbouwprojecten met de transformatiefaciliteit
binnenstedelijk bouwen en het expertteam woningbouw. Tegelijkertijd voorkom ik dat
mogelijkheden voor financiering onnodig worden beperkt (onder meer met initiatieven
in het Platform hypotheken en de eerdere verlaging van de NHG-premie) en heeft het
kabinet specifieke aandacht voor de ontwikkeling van het middenhuursegment (onder
meer de samenwerkingstafels middenhuur). Maar het is allemaal nog niet genoeg om starters
en gezinnen snel aan een betaalbare woning te helpen in de grotere stedelijke regio’s.
De zorgen bij woningzoekenden over het vinden van een geschikte woning zijn terecht.
En de uitdagingen om deze problemen op te lossen zijn groot voor alle partijen op
de woningmarkt, van gemeente tot ontwikkelaar, en van woningcorporatie tot bouwer,
als ook voor het Rijk. Het afgelopen jaar zijn bijna 75.000 woningen opgeleverd via
nieuwbouw en transformatie. De verwachting is dat ook dit jaar 75.000 woningen kunnen
worden gebouwd, maar de jaren erna komt de woningbouw in de knel. De Nationale woonagenda
en woondeals vormen een stevige basis om verder samen te werken aan de gezamenlijke
opgave waar we voor staan en om de bouwproductie langjarig hoog te houden. Maar om
echt te zorgen dat we sneller meer betaalbare woningen kunnen bouwen is een grote
stap vooruit nodig van alle partijen. De urgentie hiervan wordt breed gedeeld, zoals
ook blijkt uit de debatten die we in uw Kamer hebben gevoerd.
Het kabinet neemt daarom een pakket aan maatregelen om de verschillende aspecten van
de woningnood aan te pakken. Met een woningbouwprogramma van 2 miljard euro kunnen
sneller en meer betaalbare woningen worden gebouwd in een goede leefomgeving. Dit
programma bestaat uit de volgende elementen:
1. Een budgettaire impuls voor de woningbouw: met een woningbouwimpuls van 1 miljard euro wordt per 2020 gewerkt aan het inlopen van het woningtekort
en het meerjarig hoog houden van de bouwproductie. We geven een boost aan de bouw van betaalbare woningen, inclusief bijdragen aan de infrastructurele
ontsluiting die daarvoor nodig is, het adresseren van de stikstofuitspraak voor de
woningbouw en het zorgdragen voor een kwalitatief goede leefomgeving. Conditionaliteit
en additionaliteit zijn kernprincipes. Het gaat erom dat het sneller bouwen van meer
betaalbare woningen in schaarstegebieden wordt aangejaagd om te zorgen dat middeninkomens
toegang houden tot de woningmarkt. We vragen en stimuleren gemeenten en marktpartijen
om maximaal bij te dragen aan dit doel.
2. Het aanjagen van de bouw via de verhuurderheffing met een impuls van 1 miljard euro:
hiermee ontstaat een gerichte stimulans voor woningcorporaties en andere verhuurders
die meer betaalbare woningen bouwen. Dankzij de extra middelen kunnen verhuurders
meer sociale en middenhuurwoningen gaan bouwen, zonder dat dit ten koste gaat van
betaalbaarheid en verduurzaming van de bestaande voorraad. De impuls van 1 miljard
euro kan flexibel over de tijd worden ingezet om zo direct aan te sluiten bij de noodzaak
voor de bouw van meer betaalbare woningen.1 Daarnaast komt er een vrijstelling voor de bouw van flexwoningen, zodat snel extra
woningen worden gerealiseerd waarmee diverse groepen geholpen zijn (bijvoorbeeld studenten,
dak- en thuislozen, mensen die er ineens alleen voor komen te staan).2
3. Beleid voor een beter functionerende woningmarkt: de krapte op de woningmarkt leidt
tot hogere woonlasten, stagnerende doorstroming en soms tot excessen. De slagingskansen
van starters, kwetsbare groepen, ouderen en lage en middeninkomens verdienen aandacht.
Naast het meer bouwen van woningen is aandacht nodig voor het behouden van betaalbare
woningen in de bestaande huurvoorraad en een betere verdeling van de bestaande voorraad.
Hiertoe beperkt het kabinet onder meer het aandeel van de WOZ in het woningwaarderingsstelsel,
pakt het scheefwonen aan en vergroot de ruimte voor het lokale maatwerk door woningcorporaties.
1. Impuls van 1 miljard euro voor de woningbouw
Meer betaalbare woningen bouwen is uiteindelijk de beste oplossing om de gevolgen
van de krappe woningmarkt voor mensen tegen te gaan. Om te zorgen dat starters en
lage en middeninkomens sneller een woning kunnen vinden, geeft het kabinet een additionele
woningbouwimpuls van 1 miljard euro aan de bouw van betaalbare woningen, inclusief
de bijdragen aan de infrastructurele ontsluiting die daarvoor nodig is, het opvangen
van de potentiële gevolgen van de stikstofuitspraak voor de woningbouw en het zorgdragen
voor een kwalitatief goede leefomgeving. Zo wordt het woningtekort ingelopen en de
bouwproductie langjarig hoog gehouden.
Vooral in en rondom de grote steden loopt de bouw van betaalbare woningen terug. De
kosten zijn hoog, omdat het op gang brengen van een gebiedsontwikkeling duur is. Er
kunnen hoge kosten gepaard gaan met de ontwikkeling van het gebied (bijvoorbeeld de
kosten voor de uitplaatsing van bedrijven, sanering, aankoop of onteigening van gronden),
het direct bereikbaar maken van het gebied3, investeringen in verduurzaming, maar ook omdat we betaalbare woningen (sociale huur,
middenhuur en goedkope koop) willen in een kwalitatief goede leefomgeving. Bovendien
leidt de uitspraak van de Raad van State over de compensatie van de gevolgen van de
stikstofuitstoot tot hogere kosten. Het gevolg is dat binnen een woningbouwproject
nu of dure woningen gebouwd moeten worden, of dat het heel lang duurt voordat gestart
kan worden met de woningbouw. Dat moet anders.
Door hoge kosten van gebiedsontwikkelingen ligt de gemiddelde prijs van nieuwbouwwoningen
momenteel rond de 400.000 euro. Dit is een prijs die vaak ver buiten het bereik ligt
van starters en mensen met een laag of middeninkomen. Het kabinet wil met de woningbouwimpuls
het woningtekort inlopen door de bouw van betaalbare woningen te stimuleren en de
bouwproductie langjarig hoog houden. Door onder voorwaarden aanvullende middelen beschikbaar
te stellen, kan de rijksoverheid sturing geven en zorgen dat er sneller en meer betaalbare
koop- en huurwoningen worden gebouwd in een kwalitatief goede leefomgeving. Zo worden
65.000 woningen sneller en meer gebouwd die geschikt zijn voor middeninkomens, starters
en lagere inkomens. Deze noodzaak is in eerste instantie zichtbaar in de regio’s waarmee
woondeals zijn gesloten. Hier is sprake van een sterke bevolkingsgroei en een groot
woningtekort. Zo geeft het kabinet een belangrijk signaal aan de gemeenten, bouwers,
woningcorporaties en ontwikkelaars: we moeten flink doorbouwen, en we moeten betaalbaar
bouwen.
Om een Rijksbijdrage te kunnen krijgen uit de woningbouwimpuls moet een regio aan
voorwaarden voldoen, deze breng ik de komende tijd met betrokkenheid van partijen
in beeld. Conditionaliteit en additionaliteit zijn daarbij kernprincipes. Zo moet
de bijdrage sneller meer betaalbare woningen mogelijk maken. Het Kabinet wil dat starters
en mensen met een laag en middeninkomen profiteren van de bijdrage, en gemeenten en
andere partijen die baat hebben bij de woningbouw een maximale bijdrage leveren in
(financiële) middelen om dat voor elkaar te krijgen. Zo borgen we dat de winst niet
in de zakken van grondspeculanten belandt, maar dat het ten goede komt aan de samenleving.
Dat moet ook blijken uit een businesscase die de gemeenten per woningbouwplan maken
en door externe deskundigen laten toetsen. Als uit de businesscase blijkt dat een
gemeente of andere belanghebbenden de kosten voor de woningbouw zelf kunnen dragen,
dan kan geen beroep worden gedaan op de woningbouwimpuls. Businesscases zullen in
goede samenwerking tussen mijn ministerie en gemeenten en andere betrokken partijen
tot stand komen.
2. Het verder aanjagen van de bouw met 1 miljard euro via de verhuurderheffing
Met de woningbouwimpuls stimuleert het kabinet de nieuwbouw van betaalbare woningen
voor starters, ouderen en mensen met een laag en middeninkomen. De wachtlijsten in
de sociale huursector zijn hoog en het tekort aan middenhuurwoningen knelt, waardoor
mensen met de laagste inkomens en middeninkomens moeilijk een woning met een betaalbare
huur kunnen vinden. Ik vind het belangrijk dat woningcorporaties en andere verhuurders
zorg blijven dragen voor een veilige en prettige woonomgeving.
Met een heffingsvermindering in de verhuurderheffing van 1 miljard euro geeft het
kabinet een gericht stimulans voor woningcorporaties en andere verhuurders die meer
betaalbare woningen bouwen. Woningcorporaties en andere verhuurders kunnen voor starters,
gezinnen en andere kwetsbare groepen, zoals dak- en thuislozen, een extra nieuwbouwwoning
met een betaalbare huurprijs bouwen, in het sociale en middenhuursegment. Eerdere
heffingsverminderingen voor nieuwbouw waren sneller uitgeput dan verwacht. Bij deze
structurele heffingsvermindering is geen sprake van een jaarlijks plafond, de impuls
kan flexibel over de tijd worden ingezet om zo direct aan te sluiten bij de noodzaak
voor de bouw van meer betaalbare woningen. Het kabinet zal ervoor zorgen dat het budget
over de jaren heen op gemiddeld 100 miljoen euro per jaar uitkomt4.
Het kabinet roept woningcorporaties en verhuurders op om spoedig aan de slag te gaan
met het bouwen van betaalbare huurwoningen. Omdat het kabinet structureel middelen
vrijmaakt, gaat de bouw van deze woningen niet ten koste van de verduurzaming of betaalbare
huren van de bestaande woningen in het sociale segment. Ook houden woningcorporaties
en verhuurders ruimte om te bouwen voor het middenhuursegment en middeninkomens5, zoals mogelijk gemaakt met de vereenvoudiging van de markttoets. Met deze ruimte
kunnen corporaties ook een belangrijke rol blijven spelen in herstructureringsgebieden
en stadsvernieuwingsprojecten die nodig zijn om de leefbaarheid in wijken te verbeteren.
Afgelopen voorjaar informeerde ik u over de stimuleringsaanpak flexwonen. Deze aanpak
richt zich op het versneld realiseren van tijdelijke en flexibele woonvormen, die
voor veel mensen een groot verschil kunnen maken. Zo worden onder meer jongeren en
studenten geholpen, net als mensen die er onlangs alleen voor zijn komen te staan
en andere kwetsbare groepen, zoals dak- en thuislozen. Deze zogenoemde spoedzoekers
hebben snel een huis nodig en kunnen daar niet al te lang op wachten.
Het kabinet heeft besloten om een vrijstelling in de verhuurderheffing mogelijk te
maken voor de bouw van flexibele en tijdelijke woningen6. Tijdelijke woningen die in de periode tussen 2020 en 2024 worden gebouwd, worden
maximaal 15 jaar vrijgesteld van een verhuurderheffing. Daar waar een bestemmingsplan
nog niet onherroepelijk is, kan zo in korte tijd en flexibeler de woningvoorraad worden
uitgebreid. Om mee te kunnen doen in de samenleving is het van belang dat er voldoende
betaalbare woningen beschikbaar zijn voor de kwetsbaarste groepen. Ook daar kunnen
tijdelijke en flexibele woningen snel voor zorgen. Ook de middelen uit de woningbouwimpuls
kunnen ingezet worden voor projecten die zich richten op dit type woningen.
Naast een financiële impuls moet flexwonen structureel op de kaart worden gezet. Ik
wil gemeenten daarom over de streep trekken om actief aan de slag te gaan met flexwonen
en deze woningen te realiseren. In samenwerking met provincies en gemeenten richt
ik versnellingskamers in om concrete projecten en locaties in een stroomversnelling
te krijgen. Daarbij wordt in overleg met betrokken partners gezocht naar de match
tussen vraag en aanbod. Ik zal de opdracht van het Expertteam Woningbouw uitbreiden,
zodat gemeenten ook proactief kunnen worden opgezocht die nu nog onbekend zijn met
flexwonen en waar flexwonen mogelijk een uitkomst biedt. Ieder kwartaal zal ik uw
Kamer informeren over de vorderingen bij gemeenten, provincies en het expertteam om
op die manier ook inzicht te krijgen of de potentie en de kansen die flexwonen biedt
goed benut worden.
3. Een beter functionerende woningmarkt
De krapte op de woningmarkt leidt tot snel stijgende woonlasten, stagnerende doorstroming
en soms tot excessen. Daarvoor heeft dit kabinet de volle aandacht. Met een woningbouwimpuls
wordt de bouw van betaalbare woningen gestimuleerd, waaronder middenhuur en gereguleerde
huurwoningen, zodat de beschikbaarheid voor deze groepen verbetert. Met een pakket
maatregelen worden betaalbare woningen in de bestaande huurvoorraad behouden, de bestaande
voorraad beter verdeeld, krijgen woningcorporaties lokaal meer mogelijkheden en werken
we aan een betere balans tussen starters en beleggers. In het kort ziet dat er als
volgt uit:
Behoud van betaalbare huurwoningen in de bestaande voorraad
In de regio’s met de grootste woningtekorten, veelal de grote steden, stijgen de huizenprijzen
veel harder dan in andere delen van Nederland. De huizenprijzen zijn gerelateerd aan
de zogenaamde WOZ-waarde van een woning. De WOZ bepaalt ook mede hoe hoog de huur
mag zijn van een sociale huurwoning. Een woning krijgt in de grotere steden door de
snel stijgende huizenprijzen sneller genoeg punten om verhuurd te kunnen worden in
het vrije huursegment. Zo komen steeds meer sociale huurwoningen in het vrije huursegment
terecht, terwijl die daar langs andere maatstaven niet thuishoren. Het gevolg is dat
vooral in de grote steden lagere inkomens steeds meer moeite hebben om een betaalbare
woning te vinden. Het kabinet beperkt het aandeel van de WOZ in het puntenstelsel
daarom tot 33 procent.7 Zo zorg ik voor meer woningen in het gereguleerde segment en tegelijkertijd voor
lagere huren voor mensen met de laagste inkomens.
Betere verdeling van betaalbare huurwoningen in de bestaande voorraad
Naast het behouden van betaalbare woningen in de bestaande voorraad neemt het kabinet
ook maatregelen om de bestaande voorraad van betaalbare huurwoningen beter te verdelen.
Daarvoor neemt het kabinet drie maatregelen, namelijk een differentiatie van de inkomensgrenzen,
het verbreden van de vrije toewijzingsruimte en een verbetering van de doorstroming.
Zo verbeteren de kansen van starters, kwetsbare groepen, mensen met lage en middeninkomens,
en ouderen om een woning te vinden passend bij de levensfase en de financiële mogelijkheden.
Gezinnen met een laag middeninkomen komen moeilijk aan een woning. Door de inkomensgrens
voor meerpersoonshuishoudens te verhogen naar € 42.000 en die voor eenpersoonshuishoudens
licht te verlagen naar € 35.000, wordt deze beter gericht op de betaalbaarheid voor
de huishoudens. De potentiële doelgroep blijft daardoor grosso modo gelijk. Zo komen
gezinnen met een laag middeninkomen in aanmerking voor een sociale huurwoning van
een woningcorporatie, zonder dat daarmee de kansen van de huishoudens met de minste
ruimte om woonlasten te dragen onder druk worden gezet.
Mensen met een hoog (midden)inkomen die in een sociale huurwoning wonen kunnen een
hogere huur betalen die beter past bij de kwaliteit van de woning. Zo dragen zij bij
aan de mogelijkheden voor verhuurders om te investeren in nieuwbouw, verduurzaming
of het betaalbaar houden van de huren. Mensen met een hoog (midden)inkomen kunnen
er ook voor kiezen om te verhuizen, dan komt er een woning beschikbaar voor mensen
die op de wachtlijst staan en op basis van hun inkomen in aanmerking komen voor een
sociale huurwoning. Daarom maakt het kabinet het mogelijk om een huur te vragen die
past bij het inkomen van huurders en de kwaliteit van de woning. Voor hoge middeninkomens
gaat het om een maximaal toegestane huurverhoging van € 50 per maand en voor hoge
inkomens € 100 tot aan de maximale huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel.
Verhuurders krijgen tevens de mogelijkheid om een tijdelijke huurkorting te geven
aan huurders die qua inkomen recht hebben op huurtoeslag, maar een huur hebben boven
de toepasselijke aftoppingsgrens. Door een huurkorting te verstrekken voor maximaal
drie jaar ontstaat de gelegenheid na een (onverwachtse) verandering in de situatie
van een huurder om te zoeken naar een passende en betaalbare oplossing. Ook kan hiermee
doorstroming worden gestimuleerd naar een passende woning door afspraken te maken
over huurgewenning.
Vergroten lokaal maatwerk woningcorporaties
Corporaties krijgen ook meer mogelijkheden om flexibeler te reageren op de specifieke
behoeften en wensen die lokaal spelen. Daarvoor neemt het kabinet maatregelen om meer
lokaal maatwerk in de vrije toewijzingsruimte mogelijk te maken, de verkoopregels
te versoepelen en het inzetten van dure sociale woningen voor middenhuur makkelijker
te maken.
Momenteel hebben corporaties 10 procent vrije toewijzingsruimte waarmee maatwerk mogelijk
is, bijvoorbeeld voor starters en grote gezinnen. Deze ruimte wordt echter weinig
gebruikt, terwijl er wel behoefte is aan meer ruimte voor lokaal maatwerk. Door lokaal
beleid en differentiatie mogelijk te maken, zorgt het kabinet ervoor dat de vrije
ruimte beter wordt gebruikt. De maximale vrije ruimte kan worden verhoogd tot 15 procent
als corporaties, gemeenten en huurders gezamenlijk beleid hiervoor vaststellen. Dit
draagt bij om de betaalbaarheid en beschikbaarheid voor bepaalde huishoudenstypen
te vergroten of om draagkracht te versterken in wijken of complexen. Indien de lokale
situatie of wensen geen aanleiding geven tot het maken van beleid hebben corporaties
7,5 procent vrije toewijzingsruimte.
Corporaties moeten 95 procent van de huishoudens met recht op huurtoeslag die ze jaarlijks
huisvesten passend toewijzen (met een huur die niet hoger is dan de aftoppingsgrens
in de huurtoeslag). Hiermee is er 5 procent ruimte om maatwerk toe te passen voor
situaties waarin een iets hogere huur wel wenselijk is, bijvoorbeeld met het oog op
diversiteit in de wijk of omdat een huishouden een grote woning nodig heeft. Het kabinet
maakt het gemakkelijker om ook hier meer lokaal beleid te maken door het mogelijk
te maken dat niet-gebruikte ruimte meegenomen kan worden naar een volgend jaar.
Om sneller in te kunnen spelen op de lokale woonbehoeften en woonwensen werkt het
kabinet ook een voorstel uit om het verschuiven van woningen tussen de DAEB en de
niet-DAEB portefeuilles makkelijker te maken. Daarnaast volgt een voorstel om de verkoopregels
voor corporaties te vereenvoudigen en daarin op te nemen dat woningen die worden verkocht
eerst aan de huurder moeten worden aangeboden. Hiermee ontstaat er lokaal meer ruimte
om te zorgen dat woningen zo goed mogelijk worden ingezet. Een dure woning kan dan
bijvoorbeeld makkelijker worden verkocht of verhuurd in de middenhuur, waarmee middelen
vrijkomen voor nieuwe sociale woningen. Ook kunnen huurders een aanbod krijgen om
hun huurwoning te kopen, waarmee de corporatie de marktwaarde voor de woning ontvangt
en het aantal scheefwoners kan worden teruggebracht.
Het kabinet is van oordeel dat de differentiatie van de inkomensgrenzen en de aanpassing
van de vrije toewijzingsruimte goed zijn te onderbouwen als aanvulling op het besluit
van de Europese Commissie uit 2009 over de voorwaarden waaronder corporaties staatssteun
kunnen krijgen. Omdat er altijd een risico bestaat dat de Commissie achteraf oordeelt
dat dit niet het geval is en de verleende steun dan moet worden teruggevorderd, gaat
het kabinet vooraf in gesprek met de Europese Commissie.
Verbeteren balans tussen starters en beleggers
Het is belangrijk dat er een goede balans is tussen starters en particuliere beleggers
op de woningmarkt. Het kabinet zet erop in dat de positie van starters wordt verstevigd
ten opzichte van beleggers, zodat starters meer kansen maken op de woningmarkt. Bij
beleggers is onderscheid te maken tussen partijen die een duurzame verbinding aan
willen gaan met de Nederlandse woningmarkt en partijen die vanuit speculatieve oogmerken
handelen. We moeten niet alle beleggers over één kam scheren. Een stabiel beleggingsklimaat
is nodig voor de beschikbaarheid van voldoende kapitaal om woningen te kunnen bouwen.
Het gaat om de balans tussen het vergroten van het aanbod middenhuurwoningen, de aanpak
van speculanten en meer kansen voor starters. Het kabinet heeft op 6 september 2019
de contouren geschetst van een aanpassing van box 3, waarin voor het eerst zal worden
gerekend met de werkelijke verhouding van spaargeld, beleggingen en schulden per belastingplichtige.
Hoewel deze aanpassing primair is gericht op het tegemoetkomen van spaarders, zullen
beleggers – zoals beleggers in woningen – zwaarder worden belast in box 3. Schulden
worden in het nieuwe box 3-stelsel niet meer gesaldeerd met de bezittingen, maar worden
tegen een realistische rente aftrekbaar. Daardoor wordt het voor beleggers fiscaal
minder aantrekkelijk om hun (woning)beleggingen in box 3 met schulden te financieren.
Voor malafide verhuurders ziet het kabinet geen ruimte op de woningmarkt. Ik zet de
aanpak van malafide verhuurders voort in samenwerking met diverse partijen. Strafrechtelijke
boetes en bestuursrechtelijke boetes zijn al langer niet meer aftrekbaar door ondernemers.
In het verlengde daarvan stelt het kabinet voor om ook verbeurde bestuursrechtelijke
dwangsommen niet meer aftrekbaar te laten zijn. Zo worden de principes van goed verhuurderschap
beter recht gedaan. Ook werk ik, mede naar aanleiding van de motie van het lid Dik-Faber
(Kamerstuk 32 847, nr. 498), samen met de gemeenten Utrecht, Rotterdam, Maastricht, Den Haag en Amsterdam uit
in hoeverre een zelfbewoningsplicht voor bestaande koopwoningen een passende maatregel
is om de bestaande koopvoorraad te beschermen met het oog op het eigendomsrecht, het
recht op vrijheid van vestiging en vrij verkeer van kapitaal. In nauwe samenwerking
met gemeenten bekijk ik praktijkcasussen en zal ik uw Kamer eind dit jaar informeren
over een uitwerking.
Ook heeft het kabinet oog voor het voorkomen van risico’s voor de financiële stabiliteit
van de woningmarkt. Ik wil dat beleggers bijdragen aan een stabiele woningmarkt, ook
wanneer het economisch slechter gaat. Daarom kijk ik of de manier van financieren
van verhuurwoningen aansluit bij een toekomstbestendige woningmarkt en overweeg ik
om de maximale loan-to-value voor zogenaamde buy- to-let hypotheken te begrenzen.
Dit doe ik in nauwe samenwerking met de Minister van Financiën. Daarnaast is uw Kamer
reeds toegezegd om te kijken naar een differentiatie van de overdrachtsbelasting voor
starters en beleggers, om te bezien in hoeverre dat uitvoerbaar, effectief en proportioneel
is, en naar een andere wijze van het belasten van huurinkomsten. Bij al deze ontwikkelingen
zal het kabinet in samenhang bezien in hoeverre een maatregel noodzakelijk en proportioneel
is om een stapeling van maatregelen te voorkomen.
Tot slot
Met een woningbouwpakket van 2 miljard euro geeft het kabinet een stimulans en vervolg
op de Nationale woonagenda en de woondeals. Ook is er aandacht voor het behoud en
betere verdeling van bestaande betaalbare huurwoningen. Het kabinet nodigt met dit
pakket iedereen, en in het bijzonder gemeenten, ontwikkelaars en woningcorporaties,
uit om aan de slag te gaan met het bouwen van meer betaalbare woningen en het samen
aanpakken van de obstakels die we onderweg tegenkomen. Daarvoor zal ik de komende
periode in gesprek blijven met mijn samenwerkingspartners over het sneller realiseren
van bouwplannen voor betaalbare woningen en het waarmaken van de plancapaciteiten.
Deze uitnodiging is niet vrijblijvend. Alle partijen moeten een stevige stap vooruit
zetten om sneller, meer betaalbare woningen te realiseren. Laten we de vaart erin
houden voor een toekomstbestendige woningmarkt waar iedereen prettig kan wonen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties