Brief regering : Voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 858 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juli 2019
Conform mijn brief van 20 december 2018 (Kamerstukken 22 589 en 22 589, nr. 809) informeer ik u elk half jaar over een aantal onderwerpen met betrekking tot spoorgoederenvervoer.
Belangrijkste onderwerpen in deze brief betreffen de uitvoering van het Maatregelenpakket
Spoorgoederenvervoer, het actuele gebruik van de Betuweroute, de stand van zaken met
betrekking tot het Derde spoor in Duitsland, mijn gesprek op 9 april jongstleden met
Staatssecretaris Ferlemann en de ministeriële bijeenkomst in Leipzig omtrent maatregelen
bij ernstige verstoringen. Binnen het Maatregelenpakket treedt binnenkort met terugwerkende
kracht tot 1 januari 2019 de subsidieregeling in werking. Verder investeer ik in de
Havenspoorlijn, in het emplacement op Moerdijk en in het tracé Heerlen–Herzogenrath
en bereid ik samen met vervoerders de praktijkproef voor langzamer rijden op het tracé
Meteren–Boxtel voor. Aandachtspunt blijft de bouw van het Derde spoor in Duitsland
en de daarmee samenhangende omleidingen van treinen: mijn Duitse ambtgenoot zet zich
in voor snellere besluitvorming, maar kan niet voorkomen dat de bouwwerkzaamheden
steeds opschuiven.
Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer
Het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer (Kamerstuk 29 984, nr. 782) is volop in uitvoering en de voortgang ervan wordt uitgebreid besproken aan de Spoorgoederentafel.
Er zijn goede stappen gezet in het versterken en verbeteren van de infrastructuur
en de aangekondigde subsidieregeling is door de Europese Commissie goedgekeurd en
zal binnenkort in werking treden.
Versterken infrastructuur
In de brief van december vorig jaar (Kamerstukken 29 984 en 22 589, nr. 809) heb ik uw Kamer gemeld geld beschikbaar te stellen voor de aansluiting van de Rail
Terminal Gelderland (€ 12 mln.) en voor het wegnemen van knelpunten op het emplacement
in het Havenschap Moerdijk (€ 7 mln.). Inmiddels zijn voorbereidende werkzaamheden
gestart voor het uitbreiden van het emplacement op Moerdijk. In het kader van de subsidieverlening
voor beheer, onderhoud en vervanging (BOV), waarover ik uw Kamer bij begroting 2020
nader zal informeren, ben ik voornemens om aanvullende middelen beschikbaar te stellen
om in de periode tot en met 2021 de eerste knelpunten op de Havenspoorlijn aan te
pakken. Ook wil ik middelen aanwenden om op het tracé Heerlen–Herzogenrath het ATB-NG
eiland tussen Landgraaf en de Duitse grens en twee niet actief beveiligde spoorwegovergangen
(NABO's) weg te nemen. Dit maakt op dit tracé goederenvervoer met elektrisch materieel
mogelijk (zie: Kamerstukken 29 984 en 22 589, nr. 674).
Subsidieregeling
De tijdelijke subsidieregeling om de gebruiksvergoeding te verlagen is in april jongstleden
genotificeerd bij de Europese Commissie voor toetsing aan de staatssteunregels. Op
8 juli 2019 heeft de Europese Commissie haar goedkeuring gegeven. Binnenkort zal ik
de regeling publiceren en deze met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 in werking
laten treden. Bij de met spoorgoederenvervoerders uitgewerkte regeling zijn de volgende
uitgangspunten gehanteerd:
• een verlaging van de gebruiksvergoeding zodat deze in de pas loopt met de buurlanden
(m.n. Duitsland);
• maximaal € 70 mln. over vijf jaar (2019–2023) met een tussentijdse evaluatie in 2021;
en
• een relatief hoger subsidietarief voor de gewichtscategorieën waarin het intermodale
vervoer met name opereert (containervervoer) om juist in dit marktsegment de modal
shift naar het spoor te stimuleren.
Intentieverklaring
In lijn met mijn brief over het Maatregelenpakket (Kamerstuk 29 984, nr. 782) staat tegenover het verlagen van de kosten van het spoorgoederenvervoer in de periode
2019–2023 met de hiervoor genoemde subsidieregeling, de inzet van de sector voor betere
efficiëntie en samenwerking en minder omgevingseffecten (zoals geluid en trillingen).
Concreet gaat het hierbij onder meer om deelname aan pilots voor efficiencyverbetering
in de havengebieden, aan onderzoek naar de oorzaken van trillingshinder en de mogelijkheden
om deze hinder kosteneffectief te beperken en/of te mitigeren en – op langere termijn –
een kostenefficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde transitie naar ERTMS. Bij
dit laatste span ik mij in om de (initiële) kosten voor spoorgoederenvervoerders te
beperken en om te voorkomen dat steeds opnieuw geïnvesteerd moet worden in kostbare
extra aanpassingen aan «On Board Units» (OBU) en in operationele processen. Een en
ander is nader uitgewerkt in een intentieverklaring die zal worden ondertekend door
alle spoorgoederenvervoerders en mijzelf. Met deze intentieverklaring geven alle partijen
blijk van de hiervoor benoemde inzet.
740 meter treinen
Ten aanzien van het faciliteren van treinen met een lengte van 740 meter is een eerste
resultaat geboekt: in de dienstregeling voor 2020 zullen naar verwachting vier treinen
per week met deze lengte gaan rijden tussen Rotterdam en Duitsland via de grensovergang
Venlo–Kaldenkirchen. Dat is een goed begin. Het is nu zaak deze mogelijkheden verder
uit te bouwen.
Aan ProRail is gevraagd te onderzoeken wat nodig is om tijdig aan verplichtingen te
voldoen die zijn benoemd in de TEN-T-verordening.1 De belangrijkste daarvan betreft het kunnen rijden van treinen van 740 meter lengte
op de tracés van het kernnetwerk zoals benoemd in de bijlage bij de verordening. Op
mijn verzoek heeft ProRail daarbij ook andere, veelvuldig door goederentreinen gebruikte
tracés betrokken. Het onderzoek wordt in de zomer afgerond, waarna ik het aan uw Kamer
zal aanbieden.
Voortgang overige maatregelen
Ook op andere terreinen van het Maatregelenpakket is progressie geboekt:
o Efficiënte havenlogistiek: de belangrijkste knelpunten voor de afwikkeling van spoorvervoer
van en naar containerterminals zijn in kaart gebracht. De nadruk ligt daarbij op betere
afstemming van aankomst- en vertrektijden van treinen op de processen op containerterminals
en de oorzaken van vertragingen. Deze analyse vormt de basis voor logistieke pilots
die in de tweede helft van dit jaar worden gestart en zich richten op het verkorten
van de verblijfsduur van treinen in de haven. De pilots richten zich op de logistiek
in het havengebied van Rotterdam, maar moeten uiteindelijk ook lessen opleveren voor
andere havengebieden.
o Duurzaamheid: er is een convenant opgesteld waarin verladers het belang van spoorgoederenvervoer
voor modal shift onderschrijven en zich inzetten om het spoorgoederenvervoer duurzamer
te maken door in hun contractering met vervoerders voorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld
de inzet van stil materieel. Dit convenant wordt binnenkort ondertekend.
o In samenspraak met vervoerders wordt de aangekondigde praktijkproef voor gedifferentieerd
rijden (langzamer rijden in de nacht) op het traject Meteren–Boxtel verder uitgewerkt.
Komend najaar kan de proef naar verwachting worden uitgevoerd. Met deze praktijkproef
wil ik de effecten op de omgeving, op de operatie op het spoor, op de veiligheid,
op het kostenniveau van het spoorgoederenproduct en op het capaciteitsbeslag goed
in kaart brengen.
o Deregulering: een eerste reeks van knelpunten die men in regelgeving ervaart, is onderzocht.
Dit betreft onder meer de taaleisen op grensbaanvakken, waarvoor ProRail met het op
1 april 2019 gewijzigde Besluit Spoorwegpersoneel nu vrijstelling kan verlenen voor
taaleisen op grensbaanvakken.
o Imago spoorgoederenvervoer: er wordt gewerkt aan een «0-meting» om het huidige imago
van het spoorgoederenvervoer te bepalen. Op basis van deze meting kunnen aanvullende
en gerichte campagnes vanuit de sector worden opgezet.
Monitor effectiviteit
De effectiviteit van het Maatregelenpakket wordt beoordeeld op basis van een monitor.
Een opdracht voor de ontwikkeling is uitgezet. Ik verwacht uw Kamer over de resultaten
van de eerste monitor eind dit jaar te kunnen informeren.
Gebruik en exploitatie Betuweroute
ProRail rapporteert jaarlijks over het gebruik van het nationale spoornetwerk door
het goederenvervoer in de publicatie «Ontwikkeling spoorgoederenverkeer».2 Het gebruik van onder meer de Betuweroute wordt in deze rapportage steeds geanalyseerd.
In 2018 zijn meer goederentreinen ingezet dan in 2017. Het aantal kilometers dat goederentreinen
in Nederland hebben gereden is met 4 procent toegenomen tot 9,3 miljoen. Belangrijkste
oorzaak voor het toegenomen spoorvervoer is de droogte vorig jaar die tot lage waterstanden
in de rivieren leidde, waardoor minder lading per schip kon worden vervoerd. Het spoor
vormde een goed alternatief om lading alsnog op de plaats van bestemming te krijgen.
Tabel 1. Exploitatie Betuweroute 2017–2018 (€ mln.)
2017
2018
Opbrengsten
Exploitatiesubsidie IenW
31,6
31,1
Gebruiksvergoedingen
11,6
10,9
Parkeer- en verhuurvergoedingen
2,6
2,8
Overig (doorbelastingen)
2,2
1,5
Netto omzet
48,0
46,3
Kosten
Beheer en onderhoud
32,8
31,1
Inzet verkeersleiders
6,0
6,1
ICT
3,6
3,7
Personeel
4,6
4,7
Overige bedrijfskosten
1,0
0,7
Bedrijfslasten
48,0
46,3
Bron: ProRail
Uit tabel 1 blijkt dat de inkomsten uit de gebruiksvergoeding ten opzichte van 2017
zijn gedaald. Dit hangt samen met de verminderde beschikbaarheid van de Betuweroute
in 2018 ten opzichte van 2017 (zie ook tabel 2) met als gevolg een verschuiving van
verkeer van de Betuweroute naar het gemengde net.
Tabel 2 Aantal goederentreinen per grensovergang met Duitsland 2017–2018.
Grensovergang
2017
2018
2019 1e kwartaal
Oldenzaal–Bad Bentheim
5.850
6.100
1.500
Zevenaar–Emmerich
24.500
20.650
5.800
Venlo–Kaldenkirchen
12.500
16.550
4.500
Totaal
42.850
43.300
11.800
Toelichting: som beide richtingen samen, afgerond op 50-tallen
Bron: ProRail
Ten opzichte van 2017 geeft tabel 2 een terugval aan in het gebruik van de Betuweroute:
het aandeel van de grensovergang Zevenaar–Emmerich is in 2018 gedaald naar gemiddeld
48 procent (in 2017: 57 procent). Het merendeel van deze daling hangt samen met het
omleiden van goederentreinen door werkzaamheden. Deze treinen zijn met name omgeleid
via de Brabantroute: het aandeel van de grensovergang Venlo–Kaldenkirchen is gestegen
naar gemiddeld 38 procent over 2018 (in 2017: 29 procent). In het eerste kwartaal
van 2019 is het aandeel Betuweroute 49 procent en het aandeel Brabantroute stabiel
op 38 procent.
Derde spoor Duitsland
Op 9 april 2019 heb ik in Berlijn onder meer over de voortgang in de bouw van het
Derde spoor tussen Zevenaar/Emmerich en Oberhausen gesproken met mijn Duitse collega,
Staatssecretaris Ferlemann. Hij heeft mij verzekerd dat ook hij zich inzet voor spoedige
voortgang in de bouw. In de procedures voor het verkrijgen van bouwvergunningen wordt
aangedrongen bij de verantwoordelijke autoriteiten op versnelling. Niettemin blijft
men afhankelijk van een zorgvuldige afwikkeling van de inbreng van belanghebbenden
in het besluitvormingsproces.
Eind 2018 heeft het Eisenbahn Bundesambt (EBA) de bouwvergunning voor het gedeelte
Rees–Haldern afgegeven. Voorts is in 2018 de bouwvergunning voor Oberhausen onherroepelijk
geworden. Voor eind 2019 verwacht DB Netz nog twee van de twaalf bouwvergunningen
van EBA te ontvangen. De overige vergunningen worden verwacht in 2020 en 2021. Pas
als alle vergunningen zijn afgegeven, kan DB Netz een reële inschatting maken van
de uiteindelijke ingebruikname. DB Netz gaat echter uit van een bouwperiode van zes
tot acht jaar, zodat te verwachten is dat de aanleg van het Derde spoor niet voor
2026 zal zijn afgerond.
De Stuurgroep Derde spoor Duitsland is in mei bijeen geweest om de gevolgen van de
latere ingebruikname te bespreken.3 Dit betekent dat een betere benutting van de Betuweroute langer op zich laat wachten,
waardoor goederentreinen langer van het gemengde net gebruik blijven maken. Dit betekent
ook dat het langer duurt voordat extra capaciteit voor reizigerstreinen vrijkomt.
Voor de Stuurgroep in september wordt een analyse voorbereid van de effecten hiervan
op capaciteit en omgeving. Naar aanleiding hiervan zal ik uw Kamer nader informeren.
In mijn brief van december 2018 (Kamerstukken 29 984 en 22 589, nr. 809) heb ik indicaties gegeven van de buitendienststellingen die in 2020 en 2021 zijn
te verwachten. Met name in 2021 zou het tracé tussen Emmerich en Oberhausen enkelsporig
en soms niet beschikbaar zijn, waardoor verkeer beperkt of niet over de Betuweroute
kan rijden. De Stuurgroep Derde spoor zou dit nader bezien. Recent heb ik echter vernomen
dat de langdurige buitendienststelling in 2021 niet door gaat. Navraag bij het Duitse
Bondsministerie leert dat dit weliswaar samenhangt met de procedures voor de bouwvergunningen,
maar dat dit alleen een herschikking in de planning van bouwwerkzaamheden betreft
en geen gevolgen heeft voor de oplevertermijn. De annulering van de langdurige buitendienststelling
in 2021 betekent dat in dat jaar veel verkeer over de Betuweroute kan blijven gaan
en daarmee minder goederentreinen omgeleid hoeven te worden via de routes door Brabant
/ Limburg en Gelderland / Overijssel.
Europese en internationale samenwerking
Het spoorgoederenvervoer is een zeer internationaal gedreven modaliteit en binnen
Europees en internationaal verband volgt onderstaand een vermelding van de meest relevante
ontwikkelingen.
Agenda spoorgoederenvervoer Europese Commissie 2019–2024
Dit jaar treedt een nieuwe Europese Commissie aan. In de aanloop daarnaartoe zet ik
mij onder andere in voor een constructieve bijdrage aan de evaluaties van TEN T, de
verordening inzake de Europese spoorgoederencorridors en de richtlijn voor machinisten.
Hierbij staat voorop dat deze evaluaties de voortgang van de bestaande verbeteracties
in het spoorgoederenvervoer, met name de uitvoering van de Rotterdam verklaring van
2016, niet moeten vertragen, maar juist verder moeten faciliteren.
Joint Declaration of Intent spoorgoederenvervoer met Duitsland
Op 9 april 2019 heb ik met mijn Duitse ambtgenoot Staatssecretaris Ferlemann – en
in aanwezigheid van vertegenwoordigers van het Duitse en Nederlandse bedrijfsleven –
een Joint Declaration of Intent ondertekend over onze samenwerking bij de verdere
ontwikkeling van het spoorgoederenvervoer (bijlage 1)4. De gemeenschappelijke verklaring is aanvullend op de reeds bestaande samenwerking
van Nederland en Duitsland op het gebied van de ontwikkeling van grensoverschrijdende
infrastructuur en past goed in onze gezamenlijke initiatieven om het spoorgoederenvervoer
te stimuleren.
In de verklaring worden 5 thema’s genoemd voor de samenwerking: optimalisatie gebruik
infrastructuur, digitalisering, interoperabiliteit, multimodaliteit en financiering
en samenwerking op nationaal, corridor en EU-niveau. Op de volgende onderwerpen wordt
met de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven snel gestart: Automatic Train
Operation, financieringsmodellen voor ERTMS «on board»-apparatuur, realisatie van
740m treinen en afstemming van werkzaamheden op het spoor en «contingency»-maatregelen
op het spoor bij extreme waterstanden op de Rijn. In juni 2019 heeft de eerste vervolgbijeenkomst
met overheden en bedrijfsleven plaatsgevonden. Jaarlijks zal de voortgang worden gerapporteerd
aan de heer Ferlemann en mijzelf en zal ik uw Kamer hierover informeren in de halfjaarlijkse
voortgangsbrief.
Ministersbijeenkomst spoorgoederencorridors
Op 22 mei 2019, als onderdeel van het International Transport Forum in Leipzig, zijn
de Ministers van België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Zwitserland
samenwerkend in de Rhine Alpine en North Sea Mediterranean spoorgoederencorridors
bijeengekomen. Tijdens de ministersbijeenkomst werd de goede voortgang van de Ministersverklaring
van Leipzig 2018 over «contingency»-management op de spoorgoederencorridors gepresenteerd
en werd ingegaan op de vervoersontwikkelingen op de beide corridors en in het bijzonder
de teruglopende kwaliteit van het vervoer. Het gaat dan om het tijdig vertrekken en
aankomen van de treinen. In 2018 kwam slechts 55 procent van de treinen op de Rhine-Alpine
Corridor binnen een half uur na geplande aankomst aan. Dit gaat ten koste van de aantrekkelijkheid
van het spoorgoederenvervoer. Daarom hebben de Ministers aangedrongen op het ontwikkelen
van een Quality Charter met verplichtingen van stakeholders om de kwaliteit te verbeteren.
De uitvoerend comités van de spoorgoederencorridors hebben een jaarverslag vastgesteld
van beide corridors en een persbericht gepubliceerd.5
EU-project Estimated Time of Arrival (ETA)
Om de punctualiteit en daarmee de betrouwbaarheid van het goederenvervoer te verbeteren
is een project gestart gericht op het uitwisselen van informatie over verwachte aankomsttijden.
Dit is het ETA-project (Estimated Time of Arrival) en maakt deel uit van de vervolgacties
van de Rotterdam verklaring. Inmiddels heeft de meerderheid van de spoorgoederenvervoerders
toegang tot tracking en tracing informatie van actuele internationale treinen en wordt
daarmee door terminals gewerkt. Binnen het Europese innovatieprogramma ELETA worden
pilots uitgevoerd voor het internationaal uitwisselen van de verwachte aankomsttijden
(ETA) van treinen. In Europees kader wordt verder gesproken over noodzakelijke condities
voor het delen van dergelijke data in de logistieke keten.
TSI Noise, stillere spoorgoederenroutes
In mijn brief over PHS Meteren–Boxtel van 28 maart 2019 (Kamerstuk 32 404, nr. 91) ben ik reeds ingegaan op de afrondende besluitvorming over TSI Noise. Op basis van
uitvoeringsverordening (EU) 2019/774 van 27 mei 2019 dienen uiterlijk 27 november
2019 de stillere spoorwegroutes te worden gemeld aan het EU Agentschap voor spoorwegen.
Het betreft routes voor het spoorgoederenvervoer met gemiddeld 12 spoorgoederentreinen
of meer per nacht waar vanaf december 2024 vervoerders verplicht gebruik dienen te
maken van stillere wagons (nieuwe of bestaande wagons met aangepast remsysteem). Ik
verwacht hiermee op de aan te wijzen stillere spoorgoederenroutes aanzienlijke geluidsreductie
te bereiken met ook positieve effecten voor de geluidsreductie op andere spoorgoederenroutes,
omdat dit materieel ook daar kan rijden.
Uitvoeringsverordening bijkomende diensten
De EU-uitvoeringsverordening (EU) 2017/2177 over toegang tot spoorgebonden diensten
en dienstvoorzieningen zoals terminals en onderhoudswerkplaatsen verplicht exploitanten
van deze voorzieningen om informatie daarover te verstrekken. Deze verordening is
op 1 juni 2019 in werking getreden, zodat exploitanten vanaf deze datum informatie
moeten verstrekken over de beschikbare installaties, de capaciteit daarvan, de toegangsvoorwaarden
en de tarieven. Met de Europese Commissie bespreek ik het toepassingsbereik van de
verordening, omdat de regels voor spoorgebonden diensten en dienstvoorzieningen niet
zonder meer toegepast kunnen worden op de aan concurrentie onderhevige overslag van
goederen tussen spoor en andere modaliteiten. De Europese Commissie heeft een webportal
ontwikkeld om informatie gestandaardiseerd te ontsluiten en gebruikers een platform
te bieden voor het raadplegen daarvan.6 Exploitanten zijn echter vrij om andere vormen van informatieverstrekking te kiezen.
ACM heeft een handreiking gepubliceerd over het toepassen van deze regelgeving.
Overige onderwerpen
Kijfhoek
ProRail is op grond van regelgeving7 gehouden om een deel van de kosten van de rangeerheuvel op Kijfhoek in rekening te
brengen bij spoorwegondernemingen die gebruik maken van deze rangeervoorziening. ProRail
heeft deze ondernemingen in september 2018 geïnformeerd over het voornemen om per
2020 een separate vergoeding te introduceren voor het gebruik van deze voorziening.
Het tarief is op 29 mei 2019 geformaliseerd met een aanpassing van de netverklaring
2020. ProRail zal bij de introductie van de vergoeding een meerjarige ingroeiregeling
hanteren zodat spoorwegondernemingen niet direct geconfronteerd worden met de volledige
kosten voor het gebruik van heuvelvoorzieningen. Dat geeft hen de mogelijkheid om
hun bedrijfsvoering over meerdere jaren aan te passen aan de nieuwe situatie.
Kosten op de «laatste kilometer»
In mijn brief van december 2018 (Kamerstukken 29 984 en 22 589, nr. 809) ben ik ook ingegaan op de relatieve betekenis van de kosten op de «laatste kilometer».
Vervoerders hebben mij erop gewezen dat de aldaar genoemde relatief hoge percentages
verwarrend kunnen zijn, omdat ze mede bepaald worden door de in mijn brief beschreven
activiteiten op terminals en in havengebieden. Dit zijn kosten die onderdeel uitmaken
van het complete logistieke model, maar niet in de prijs van de dienstverlening van
spoorgoederenvervoerders zijn verdisconteerd. Daarmee zijn ze wel relevant voor de
verlader in zijn uiteindelijke keuze voor een logistiek model met spoorgoederenvervoer.
De in de brief benoemde kostenverlaging op de laatste kilometer is daarmee niet alleen
de verantwoordelijkheid van vervoerders, maar ook van andere, in het logistieke model
betrokken partijen. De invulling van deze bredere verantwoordelijkheid wordt meegenomen
in de aanpak van de havenlogistiek in het Maatregelenpakket spoorgoederenvervoer.
Spooraansluiting VDL NedCar
In maart van dit jaar heeft de Provincie Limburg mij gemeld dat zij heeft besloten
de voorbereidingen c.q. de procedure voor een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) van
de spooraansluiting bij VDL NedCar te Born stop te zetten. Men heeft geconstateerd
dat de terminal bedrijfseconomisch niet haalbaar is.
Tot slot
In deze brief heb ik u geïnformeerd over de voortgang in het realiseren van de kabinetsambities
voor meer vervoer per spoor en het beperken van omgevingseffecten. De uitvoering van
het Maatregelenpakket spoorgoederenvervoer vordert. Het is nu zaak om met de subsidieregeling
en de overige maatregelen de gewenste groei te realiseren en de effecten van het pakket
te gaan meten. De bouw van het Derde spoor door onze Duitse partners zal ons in de
komende jaren voor forse uitdagingen stellen. Met de Stuurgroep Derde spoor proberen
we dat in goede banen te leiden. In mijn volgende brief inzake de voortgang in spoorgoederenvervoer
eind dit jaar zal ik uw Kamer hier nader over informeren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.