Brief regering : Reactie op de evaluatie van het portfolio onderzoeksinstituten van NWO en KNAW
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 205 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Nederland heeft 21 nationale onderzoeksinstituten. Zij verrichten internationaal toonaangevend
onderzoek en vervullen een nationale rol door als aanjager en verbinder van nieuwe
onderzoekslijnen te fungeren, of door collecties en onderzoeksfaciliteiten te beheren.
Deze instituten vallen onder de KNAW of onder NWO, nemen een belangrijke plaats in
binnen het Nederlandse onderzoekslandschap en zijn recent geëvalueerd. Daarbij is
zowel naar afzonderlijke instituten als naar het totaal, ook wel het institutenportfolio,
gekeken. Op 22 februari jl. heb ik de evaluatie van het institutenportfolio van NWO
en KNAW aan uw Kamer aangeboden, samen met de bestuurlijke reactie van NWO en KNAW.1
Aanleiding voor de evaluatie is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Wetenschappelijk
Onderzoek (mei 2014)2 waarin is voorgesteld het portfolio als geheel te laten evalueren. In de Wetenschapsvisie
20253 is aan NWO en KNAW gevraagd de instituten periodiek in onderlinge samenhang te laten
evalueren op hun nationale functie en meerwaarde. Voorafgaand aan deze evaluatie heeft
een nulmeting plaatsgevonden4.
De evaluatie gaat onder andere in op de vragen:
• in hoeverre de instituten een nationale rol binnen het wetenschapsbestel vervullen;
• of het portfolio voldoende dynamiek vertoont en;
• of het stelsel als geheel voldoende responsief is.
Met deze brief reageer ik met zeven punten op de aanbevelingen uit de evaluatie van
de portfolio onderzoeksinstituten; de plannen die NWO en KNAW hebben ontwikkeld voor
de strategische sturing; de rol van de instituten bij valorisatie en de mogelijke
invloed van onderbrenging van de instituten bij universiteiten op de rankings5. Tot slot ga ik in op vervolgproces.
De onderzoeksinstituten
De commissie concludeert dat de instituten een duidelijke meerwaarde hebben en dat
ze de Nederlandse wetenschap versterken. De instituten doen dit onder andere door
het bieden van een stabiele, duurzame en stimulerende omgeving voor hoogwaardig onderzoek,
infrastructuur, het ontsluiten van erfgoed en collecties, het ontwikkelen van talent
en door interdisciplinaire samenwerking. Daarnaast gaan instituten de dialoog aan
met de samenleving: ze maken hun kennis zichtbaar en nuttig voor de samenleving.
Waar moet een instituut aan voldoen?
De commissie formuleert een aantal basisvoorwaarden waaraan een instituut als nationaal
onderzoeksinstituut dient te voldoen. De basisvoorwaarden voor een instituut zijn:
• Internationaal toonaangevend onderzoek verrichten;
• Het belang van onderzoek in de maatschappij zichtbaar maken;
• Voldoende «focus en massa» hebben.
Daarnaast dienen onderzoeksinstituten één of meer rollen te vervullen die nationale
meerwaarde geven aan een instituut:
• Verkennen van nieuwe (interdisciplinaire) wetenschapsgebieden, aanjagen van nieuwe
onderzoekslijnen en een verbindende en coördinerende rol spelen in het betreffende
onderzoeksveld;
• het garanderen van toegang tot (inter)nationaal erfgoed, unieke verzamelingen en (grootschalige),
infrastructuur of faciliteiten en het bieden van expertise daarvoor;
• het aantrekken van excellente wetenschappers voor de Nederlandse universiteiten.
De basisvoorwaarden en rollen van de commissie vormen een afwegingskader langs welke
lijnen de instituten zich de komende jaren kunnen ontwikkelen.
Verbetervoorstellen voor de afzonderlijke instituten
Ik steun de concrete voorstellen die de commissie doet om de maatschappelijke impact
van de afzonderlijke instituten te versterken. De verbetervoorstellen van de commissie
vormen een goed aangrijpingspunt om de rol van de instituten in het Nederlandse onderzoekslandschap
verder te versterken. Ik verwacht van NWO en KNAW dat zij hierover met de instituten
in gesprek gaan, concrete afspraken maken, de ontwikkelingen kritisch volgen en waar
nodig bijsturen.
Optimale positionering voor twee instituten
De evaluatiecommissie beveelt aan om DANS (Data Archiving and Networking Systems)en NIAS (Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences) niet langer onderdeel te laten uitmaken van het institutenportfolio. DANS en NIAS
ziet de commissie primair als dienstverlenende instituten, NIAS is daarnaast geen
onderzoeksinstituut.6 Ik neem de aanbevelingen van de commissie over. Ik vraag KNAW om een passende positionering
van NIAS binnen de organisatie te vinden en ik vraag NWO en KNAW voor DANS te bezien
welke organisatorische positie optimaal is voor DANS.
Sturing van het institutenportfolio
De evaluatiecommissie adviseert het inrichten van een permanente strategische commissie.
Een commissie van onafhankelijke wetenschappers die eens in de zes jaar de noodzaak
van aanpassingen in het portfolio onderzoekt, zich hierbij laat adviseren door het
brede Nederlandse kennisveld en hierover een zwaarwegend advies uitbrengt. De institutenportfolio
is namelijk gebaat bij meer strategische, onafhankelijke en transparante sturing.
Ik hecht aan een strategische sturing van de instituten, maar neem de aanbevelingen
van de commissie voor een permanente strategische commissie niet in deze vorm over.
Door de aanbeveling in huidige vorm over te nemen ontstaat er pas na 6 jaar ruimte
voor vernieuwingen in het portfolio. Dat vind ik te laat. Daarnaast wijzen de besturen
van NWO en KNAW er terecht op dat het maken van keuzes in de portfolio van de onderzoeksinstituten
niet los kan worden gezien van de verplichting van NWO en KNAW om voor hun instituten
integraal verantwoording af te leggen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap7. Hieronder licht ik toe hoe NWO en KNAW vorm geven aan de strategische sturing.
Inspelen op nieuwe onderzoeksthema’s
Het rapport doet geen uitspraken over thema’s van nationaal belang waarop het portfolio
zou moeten inspelen. Dit is een complexe vraag, toch hecht ik belang aan het identificeren
van mogelijke «witte vlekken» waarop het institutenportfolio kan inspelen. Daarnaast
is het belangrijk om in te spelen op mogelijke thema’s door nieuwe instituten te vormen
of door binnen bestaande instituten nieuwe onderzoekslijnen te verkennen en aan te
jagen.
Het voorstel van de commissie om jaarlijks 2 procent uit het portfoliobudget op bestaande
instituten te bezuinigen en dit bedrag te reserveren voor vernieuwing neem ik niet
over. Het rapport geeft geen aanleiding om op bestaande instituten te bezuinigen.
Besluiten over vernieuwingen in het portfolio dienen te worden genomen op basis van
inhoudelijke argumenten. NWO en KNAW werken naar aanleiding van de evaluatie aan plannen
voor een meer strategische sturing van de instituten. Daarbij hanteren de beide organisaties
een aantal uitgangspunten die ik onderschrijf:
• Inhoud voorop. Keuzes voor vernieuwing dienen voort te komen uit de inhoudelijke, wetenschappelijke
en/of maatschappelijke vraag;
• Meerwaarde. De meerwaarde van instituten voor het Nederlandse onderzoeksbestel kan worden vergroot
door hun nationale rol te versterken;
• Dynamiek. Meer dynamiek in het portfolio brengen door een goede wisselwerking tussen (veelal
internationaal) gedreven ontwikkelingen in wetenschap en maatschappij en de instituten.
Het portfolio laten meebewegen met bredere bewegingen in het kennislandschap;
• Draagvlak. Externe stakeholders betrekken bij strategische keuzes over en binnen het portfolio.
In de plannen van NWO en KNAW wordt een permanente commissie van onafhankelijke wetenschappers
ingesteld, net als in het voorstel van de evaluatiecommissie. Deze commissie organiseert
periodiek een strategische conferentie. Hiermee wordt beoogt dynamiek te realiseren,
de meerwaarde van het huidige portfolio te bepalen en witte vlekken te identificeren.
De insteek is thematisch en gericht op intern en extern draagvlak. Thema’s die zich
bijvoorbeeld lenen voor een dergelijke conferentie zijn cyber security, big data of kunstmatige intelligentie. Mogelijke Kennispartners die hierbij betrokken worden
zijn de universiteiten, universitair medische centra, publieke kennisorganisaties
(TO2, planbureaus), bedrijfsleven en industrie en maatschappelijke partners zoals
musea en ngo’s. Op basis van de uitkomsten van de conferentie brengt de strategische
commissie een inhoudelijk advies uit aan de besturen van NWO en KNAW.
Het gaat hierbij nadrukkelijk om de contouren voor de nabije toekomst. Op termijn
zal ook worden bezien hoe het portfolio van de onderzoeksinstituten kan worden verbonden
met andere langjarige (en/of thematische) investerings- en onderzoeksprogramma’s zoals
de Zwaartekrachtprogramma’s, de sectorplannen, de Roadmap voor grootschalige wetenschappelijke
infrastructuur en internationale lidmaatschappen.
Ik ondersteun deze aanpak van NWO en KNAW voor een meer strategische, onafhankelijke
en transparante aansturing. NWO en KNAW zullen dit proces van strategische conferenties
en advisering één keer in de zes jaar door een onafhankelijke commissie laten evalueren.
Doel hiervan is om te onderzoeken of het proces leidt tot een voldoende responsief
en dynamisch institutenstelsel en of het zorgt voor voldoende meerwaarde voor het
Nederlandse kennislandschap. Dit is een procesevaluatie en niet een evaluatie van
de afzonderlijke instituten of de inhoud van de missies en/of witte vlekken.
Portfoliobeheer van de instituten
De commissie geeft de aanbeveling om een gezamenlijk bureau in te richten dat moet
toezien op de kwaliteit van de jaarplannen en de prestaties van de instituten. Ik
onderschrijf het belang van een goede aansturing van de instituten. Naar aanleiding
van de evaluatie hebben gesprekken plaatsgevonden tussen besturen en instituten over
de wijze waarop de meerwaarde van de instituten verder kan worden vergroot. NWO en
KNAW richten een jaarlijkse cyclus in voor advisering, samenwerking en (aanpassing
van) missies van instituten. Ook werken NWO en KNAW aan een gezamenlijk beleidskader
en spelregels voor de instituten. Ik onderschrijf deze intensiveringen in het portfoliobeheer
omdat ik belang hecht aan samenwerking, zowel tussen instituten als tussen wetenschapsdisciplines.
Ook vind ik het belangrijk dat instituten «van elkaar leren». Op deze manier wordt
mijns inziens voldaan aan de doelstelling van genoemde aanbeveling.
Rol instituten bij valorisatie en rankings
Bij de evaluatie is expliciet verzocht aandacht te geven aan de bijdrage van de instituten
aan de valorisatie van onderzoeksresultaten. Door de commissie is hierop slechts in
algemene zin ingegaan, ook omdat de reguliere evaluaties8 van de instituten waarover de commissie heeft kunnen beschikken, veel informatie
geven over valorisatie door de instituten, vaak in de vorm van narratieven. Ik verwacht
dat deze narratieven in de toekomst door een volgende commissie benut worden als input.
In antwoord op de vraag van het lid Van Meenen tijdens het AO van 20 april 20169 over het mogelijke effect van onderbrengen van instituten bij universiteiten op de
rankings verwijst de commissie naar een analyse van het CWTS hierover10. Ook in de nulmeting is hiernaar verwezen11. Hieruit blijkt dat het mogelijke effect van het plaatsen van instituten bij universiteiten
op de rankings klein is. De commissie vindt de analyse van het CWTS overtuigend. De commissie wijst
erop dat juist de van de universiteiten onafhankelijke positionering en de daarmee
samenhangende brede toegankelijkheid van nationale onderzoeksinstituten bijdragen
aan de versterking van onderzoeksvelden in Nederland als geheel.
Vervolg
NWO en KNAW gaan nu aan de slag om hun plannen verder uit te werken. Concreet gaat
het hierbij om:
• De instelling van een permanente commissie van onafhankelijke wetenschappers;
• Het periodiek organiseren van een strategische, thematische conferentie waarbij relevante
stakeholders (zoals universiteiten, universitaire medische centra, publieke kennisorganisaties
en planbureaus) worden betrokken;
• NWO en KNAW verzoeken een advies aan de genoemde commissie op basis van de uitkomsten
van de conferentie;
• Het eens in de zes jaar extern laten evalueren van de uitkomsten van het proces van
strategische conferenties om te bezien of het daadwerkelijk tot een grotere dynamiek
in het portfolio leidt.
Ik heb vertrouwen in de plannen van NWO en KNAW om vanuit de inhoud te komen tot een
grotere dynamiek in het portfolio van instituten, aansluitend bij internationale ontwikkelingen
in wetenschap en samenleving. NWO en KNAW zullen de plannen na de zomer verder uitwerken
en bespreken met verschillende stakeholders. Op basis hiervan zal ik de Kamer vervolgens
nader informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap