Brief regering : Eerste voortgangsrapportage follow-up WODC-rapporten
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 185
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2019
1. Inleiding
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van
uw Kamer op 6 maart jl. heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer een eerste voortgangsrapportage
te sturen met betrekking tot de maatregelen die ik op grond van de drie rapporten
inzake het WODC1 in mijn beleidsreactie van 15 januari jl.2 heb aangekondigd.
Bij die gelegenheid heb ik benadrukt hoezeer ik belang hecht aan een snelle en zorgvuldige
uitvoering van de maatregelen die ik nodig acht om de wetenschappelijke onafhankelijkheid
van het WODC te verstevigen, de professionaliteit van medewerkers te borgen, een veilige
werkomgeving te garanderen en te beschikken over een effectieve klachtenregeling.
Ook in de afgelopen maanden is op mijn ministerie en bij het WODC hard aan deze maatregelen
gewerkt, waarbij snelheid is gekoppeld aan de vereiste zorgvuldigheid.
De Commissie Hertogh heeft als subtitel van haar rapport gekozen voor «naar een betere
balans in de relatie tussen WODC en beleid». In mijn beleidsreactie heb ik benadrukt
dat het inherent is aan beleidsonderzoek dat contact plaatsvindt tussen beleid en
onderzoek. Vanuit helder te onderscheiden rollen en op basis van gelijkwaardigheid.
De eerste doelstelling die ik met de uitvoering van de door mij toegezegde maatregelen
nastreef, is dan ook om de relatie tussen beleid en WODC te herijken. Daarvoor is
nodig – en dit is mijn tweede doelstelling – om het WODC institutioneel-juridisch
zelfstandiger te maken.
In deze eerste voortgangsrapportage beschrijf ik in hoofdstuk 2 de samenhang tussen
«harde» en «zachte» maatregelen. Hiervoor is in het algemeen overleg van 6 maart jl.
nadrukkelijk aandacht gevraagd. In hoofdstuk 3 staat de voortgang van de belangrijkste
maatregelen centraal. Een volledig overzicht van de planning met betrekking tot de
door mij toegezegde maatregelen voeg ik bij. Hoofdstuk 4 geeft kort de aanpak weer
om deze maatregelen tot stand te brengen.
2. «Harde» en «zachte» maatregelen
De door mij toegezegde maatregelen zijn vooral «harde» maatregelen. Deze zijn randvoorwaardelijk
voor de meer «zachte» maatregelen die het professionele gedrag van medewerkers betreffen.
De Commissie Hertogh verwoordt in haar rapport de samenhang van «harde» en «zachte»
maatregelen als volgt: «Heldere normen en transparante procedures kunnen echter een
duidelijk kader bieden, waaraan medewerkers van het WODC en beleid in de praktijk
vervolgens zelf invulling moeten geven»3.
Parallel aan de totstandkoming van de harde maatregelen zijn daarom verschillende
«zachte» maatregelen voorbereid die specifiek zien op de interactie tussen «beleid»
en WODC. Bewustwording, naleving in de dagelijkse praktijk en elkaar aanspreken staan
hierin centraal. In overeenstemming met mijn toezegging tijdens het algemeen overleg
met de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer op 6 maart jl. noem
ik maatregelen, zoals die nu al plaatsvinden:
– thematische gesprekken door beleidsmedewerkers en medewerkers van het WODC over onderdelen
die ook terugkomen in het Kader voor omgang tussen medewerkers van beleid of wetgeving
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het WODC (hierna: het omgangskader;
zie ook hoofdstuk 3), bijvoorbeeld over het delen van concepten vanuit een begeleidingscommissie;
– intervisie binnen het WODC;
– rollenspel voor managers om de spanningsvelden voor beleidsmedewerkers te herkennen
en daarin te zorgen voor een veilige werkomgeving in overeenstemming met het omgangskader;
– moreel beraad binnen managementteams;
– bijeenkomsten van beleidsambtenaren (afdelingsoverleggen, directieoverleggen) over
het omgangskader.
Onlangs heeft bovendien een directeurenbijeenkomst plaatsgevonden om de positie van
het management te benadrukken voor het naleven van nieuwe normen en procedures. Ook
vindt in de komende weken een brede medewerkersbijeenkomst plaats waarin de Bestuursraad
van mijn ministerie de betekenis en het belang van de inmiddels opgestelde ministeriële
regeling en het omgangskader zullen toelichten.
Nu de «harde» maatregelen zijn afgerond of zich in de laatste fase van besluitvorming
bevinden, zal ik mij meer richten op de «zachte» maatregelen. Ik houd daarbij nadrukkelijk
de vinger aan de pols om mij ervan te verzekeren dat alles wordt gedaan om de naleving
van nieuwe regels te bestendigen. Daarbij betrek ik zeker ook het oordeel van de onafhankelijke
transitieadviseur, waarop ik in het volgende hoofdstuk kort in ga.
3. Belangrijkste maatregelen
In dit hoofdstuk sta ik stil bij de belangrijkste maatregelen om de in de inleiding
genoemde doelstellingen te verwezenlijken. Ik gebruik hiervoor dezelfde indeling als
in mijn brief van 15 januari jl. In de bijlage bij deze brief treft uw Kamer voorts
de stand van zaken en planning ten aanzien van alle door mij toegezegde maatregelen
aan. Bij het beschrijven van de stand van zaken van de verschillende maatregelen passen
enkele algemene punten van toelichting. Ik wijs op de hierboven genoemde «randvoorwaardelijkheid».
Zo start de module van de Beleidsacademie pas na vaststelling van het omgangskader.
Verder geldt dat de inwerkingtreding van de aangekondigde ministeriële regeling, waarmee
de onafhankelijke positie van het WODC wordt verstevigd, noodzakelijkerwijs is gekoppeld
aan de inwerkingtreding van een wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van
Justitie en Veiligheid, die voorziet in een positionering van het WODC als zelfstandige
«dienst» binnen het ministerie. Voorts zijn sommige maatregelen weliswaar als ontwerp
gereed, maar liggen ze nog bij de medezeggenschapsorganen ter advies voor of ter bespreking,
omdat dit voor het draagvlak binnen mijn Ministerie van belang is. Dat laatste geldt
bijvoorbeeld voor en voor het omgangskader. Daartoe wil ik de medezeggenschapsorganen
de gelegenheid bieden.
Het zodanig aanpassen van de werkprocessen bij beleidsonderzoek dat beleid op grotere
afstand van onderzoek komt te staan.
Het omgangskader ligt inmiddels, in overeenstemming met mijn toezegging, bij de Departementale
Ondernemingsraad (DOR) voor. Het omgangskader biedt handvatten voor beleidsambtenaren
om in de verschillende stadia van een beleidsonderzoek meer helderheid te bieden over
een zuivere uitvoering van hun rol. Voorkomen is beter dan genezen.
Uw Kamer heeft de regering in de op 19 maart 2019 aanvaarde gewijzigde motie van de
leden Van Nispen en Groothuizen gevraagd «er in ieder geval voor te zorgen dat invloed,
suggesties en aanpassingen vanuit ministeries op onafhankelijke onderzoeken altijd
transparant, inzichtelijk en navolgbaar zijn».4 Dit verzoek strekt verder dan het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het WODC.
Om die reden is dit verzoek interdepartementaal besproken waarbij Planbureaus en andere
Rijkskennisinstituten dan het WODC zijn bevraagd. Vooropgesteld moet worden dat het
hier gaat om invloed, suggesties en aanpassingen door «beleid» ten aanzien van onderzoek.
Bij «beleid» ligt daarom de primaire verantwoordelijkheid voor inzichtelijkheid en
navolgbaarheid van communicatie richting onderzoekers. Hiervoor gelden de bestaande
regelgeving met betrekking tot archivering en de afspraken over inzichtelijkheid binnen
de departementen. Ten aanzien van onderzoek kan en mag dat niet anders zijn dan ten
aanzien van andere taken. De Planbureaus en Rijkskennisinstituten beschikken voorts
over een kwaliteitssysteem met verschillende instrumenten die bij hen transparantie
borgen in de relatie tot «beleid». Deze variëren van gehanteerde gedragscodes tot
trainingen en vertrouwenspersonen. Het kwaliteitssysteem is er in de eerste plaats
op gericht om pogingen tot beïnvloeden bespreekbaar te maken zodat onderzoek niet
wordt gehinderd. In de tweede plaats kent het kwaliteitssysteem als sluitstuk klachtprocedures.
Met dit alles is geborgd dat «invloed, suggesties en aanpassingen vanuit ministeries
op onafhankelijke onderzoeken altijd transparant, inzichtelijk en navolgbaar zijn».
Ten overvloede wil ik erop wijzen dat de Algemene Rekenkamer en de Onderzoeksraad
voor Veiligheid een andere (wettelijke) taak en daarmee ook een andere werkwijze dan
de Planbureaus en de Rijkskennisinstituten hebben. Hun rapporten komen dan ook op
een andere wijze tot stand.
Naast deze toelichting op de wijze waarop rijksbreed de motie wordt uitgevoerd, wil
ik uw Kamer erop wijzen dat het WODC inmiddels met ondersteuning vanuit het Nationaal
Archief en het programma Samen Digitaal stappen zet voor verbetering van «een systematisering
en archivering van de contacten met het Ministerie van Justitie en Veiligheid over
de vraagstelling, opzet en uitvoering van onderzoek dat op aanvraag van het ministerie
wordt aanbesteed of uitgevoerd»5, zoals de Commissie Overgaauw heeft aanbevolen.
Het juridisch steviger borgen van de onafhankelijke positie van het WODC ten opzichte
van het ministerie in een ministeriële regeling met inachtneming van waarborgen die
vergelijkbaar zijn met de regeling in de Aanwijzingen voor de Planbureaus.
De ministeriële regeling die de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het WODC regelt,
beperkt onder andere de bemoeienis van zowel bewindspersonen als ambtenaren met onderzoeksmethoden,
gunning, inhoud, resultaat en openbaarmaking van een onderzoek. De regeling is zo
veel mogelijk in lijn met de Aanwijzingen voor de Planbureaus opgesteld. Op dit moment
ligt de wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid
bij de DOR voor. Daarin wordt de positie van het WODC gewijzigd door van het WODC
een zelfstandige dienst binnen het ministerie te maken in plaats van een directie
binnen het SG-cluster. Gelet op de onderlinge verwevenheid zijn de inwerkingtreding
van de ministeriële regeling en die van de wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie
van Justitie en Veiligheid aan elkaar gekoppeld. Ik zal de ministeriële regeling (met
de hierboven genoemde wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie
en Veiligheid en het omgangskader) overeenkomstig mijn eerdere toezegging aan uw Kamer
toezenden.
Het fysiek op afstand plaatsen van het WODC. Daartoe zal het WODC in een ander gebouw
dan het ministerie worden gehuisvest.
In goed overleg met het WODC is direct na het uitkomen van het rapport WODC-II in
samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties gestart met de procedure voor het vinden van nieuwe huisvesting
voor het WODC. De uitkomst hiervan is dat het Rijkskantoor aan de Koningskade 4 in
Den Haag een passende locatie is. Begin mei is door het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties opdracht verstrekt om de diagnosefase te starten om te
beoordelen hoe voor de kantooromgeving en werkplekken rekening kan worden gehouden
met alle eisen die het WODC heeft meegegeven vanwege de werkprocessen en (specifieke)
voorzieningen van het WODC. Het WODC is direct in de projectgroep betrokken. De rapportage
van deze diagnosefase maakt onder andere duidelijk welke aanpassingen voor het WODC
nodig zijn en wat de planning en de kosten van de verhuizing zullen worden.
Het benoemen in de beleidssector van een centrale kenniscoördinator om bewustwording
en naleving van geldende normen en protocollen bij het verrichten van beleidsonderzoek
te bevorderen.
De nieuwe relatie met het WODC vraagt om bredere veranderingen in het kennisbeleid
van mijn ministerie. Hiervoor heb ik een «kwartiermaker kennisfunctie» aangesteld.
Deze zal ook tijdelijk met de taken worden belast, die de Commissie Hertogh voor de
Centrale Kenniscoördinator heeft aanbevolen. Dit zijn:
– samen met de onderzoekcoördinatoren van de verschillende onderdelen van het ministerie
stimuleren van goed aanvragerschap door «beleid» door voorlichting te geven en de
bekendheid met vooral de ministeriële regeling en het omgangskader te vergroten;
– te zorgen voor een goed beeld van de naleving van de nieuwe werkprocessen, normen
en protocollen door middel van het laten verrichten van onderzoek en evaluaties door
derden;
– desgevraagd medewerkers en management bij «beleid» te adviseren over de omgang met
onderzoek of de relatie met het WODC;
– het inrichten van een meldpunt voor klachten over de omgang tussen onderzoek en «beleid».
De «kwartiermaker kennisfunctie» zal deze taken uitoefenen totdat in het kader van
de organisatie van de kennisfunctie in mijn ministerie een Centrale Kenniscoördi-nator
is benoemd. Ik verwacht uw Kamer hierover in de eerstvolgende voortgangs-rapportage
te kunnen berichten.
Het verzoeken aan het WODC om een chief science officer aan te stellen, ter waarborging
van de interne kwaliteitsbewaking en om gedurende het verloop van een WODC-onderzoek
een zuivere relatie met beleid te borgen.
Het WODC heeft voor de interne kwaliteitsbewaking inmiddels gekozen voor een meer
omvattend systeem in een bredere organisatorische structuur dan de functie van een
chief science officer. Op die manier is het WODC niet afhankelijk van één persoon,
is inbreng van buiten het WODC mogelijk en sluit deze systematiek beter aan bij het
LOWI. Het WODC heeft hiertoe een Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit opgesteld
die is gepubliceerd op de website en actief onder de medewerkers onder de aandacht
is gebracht. Het WODC benoemt één of twee interne vertrouwenspersonen wetenschappelijke
integriteit en stelt daarnaast een Commissie Wetenschappelijke Integriteit in met
externe leden. De interne vertrouwenspersoon fungeert als laagdrempelig aanspreekpunt
voor vragen en klachten over wetenschappelijke integriteit, probeert (indien hij daartoe
mogelijkheden ziet) te bemiddelen of de klacht anderszins in der minne op te lossen
en wijst indien nodig de klager de weg naar het indienen van een klacht bij de Commissie
Wetenschappelijke Integriteit. De werving voor de interne vertrouwenspersoon is in
mei jl. gestart. Voor de Commissie Wetenschappelijke Integriteit is door de waarnemend
directeur WODC eerst verkend of aansluiting gezocht kon worden bij Planbureaus of
andere Rijkskennisinstituten voor een gezamenlijke commissie. Omdat dit op korte termijn
niet mogelijk bleek, heeft het WODC inmiddels de werving gestart voor een eigen commissie
waarbij later eventueel alsnog samenwerking met Planbureaus of andere Rijkskennisinstituten
kan worden gevonden.
Het verstrekken van de opdracht aan de nieuwe directeur van het WODC om zorg te dragen
voor een veiliger werkomgeving en professionalisering van het management.
Voor de benoeming van een nieuwe directeur WODC zijn de procedures van de Algemene
Bestuursdienst (ABD) van toepassing. In het kader van deze procedures vinden nu gesprekken
plaats met kandidaten voor deze vacature. Ik verwacht dat de benoeming van een nieuwe
directeur op korte termijn kan plaatsvinden zodat duidelijk is wanneer de nieuwe directeur
bij het WODC begint. Vanzelfsprekend maakt de opdracht om zorg te dragen voor een
veiliger werkomgeving en professionalisering van organisatie en management onderdeel
uit van het functieprofiel van de nieuwe directeur WODC. In mijn gesprek met de voor
te dragen kandidaat voor het vervullen van de vacature zal ik aandacht vragen voor
deze opdracht.
Het borgen van onafhankelijke monitoring van het transitieproces door een onafhankelijke
adviseur.
Ik ben verheugd dat prof. dr. P. ’t Hart van de Universiteit Utrecht bereid is gevonden
om per 1 september a.s. de rol van Transitieadviseur te gaan vervullen met een taak
zoals de Commissie Hertogh heeft aanbevolen. Hij zal gedurende twee jaren enkele keren
per jaar direct aan mij rapporteren. Hierover zal ik uw Kamer in de volgende voortgangsrapportages
berichten.
4. Programma Herziene relatie «beleid» – WODC
Direct na het uitbrengen van het laatste WODC-rapport, het rapport van de Commissie
Hertogh, is een programma Herziene relatie «beleid» – WODC ingericht met een stuurgroep
waarin zowel leden van de Bestuursraad als de wnd. Directeur WODC en de programmadirecteur
«JenV Verandert» zitting hebben. Deze Stuurgroep komt elke twee weken bijeen zodat
geen tijd verloren gaat en direct op ontwikkelingen, zoals overleg met medezeggenschapsorganen,
kan worden ingespeeld. Waar dat van belang is, agendeert deze Stuurgroep onderwerpen
voor bespreking door de gehele Bestuursraad van mijn ministerie voor een breed draagvlak
voor de door mij toegezegde maatregelen.
Het programma Herziene relatie «beleid» – WODC stuurt op de in de inleiding beschreven
doelstellingen en daarmee op de totstandkoming van zowel de door mij toegezegde maatregelen,
zoals benoemd in het bijgevoegde overzicht, als andere maatregelen. De Stuurgroep
let hierbij in het bijzonder op de zorgvuldigheid waarmee deze maatregelen tot stand
komen: zowel naar de medewerkers van het WODC (denk bijvoorbeeld aan de verhuizing),
als naar de beleidsmedewerkers en de medezeggenschapsorganen.
Aanvullend op het programma zal de Transitieadviseur mij adviseren over de voortgang
van de maatregelen en het transitieproces van «beleid» en WODC. Tevens heb ik het
WODC verzocht een eerstvolgende visitatie mede te laten zien op het transitieproces.
Deze aanpak biedt mij het vertrouwen dat de doelstelling voor een herijkte relatie
tussen «beleid» en WODC op een zorgvuldige wijze wordt gerealiseerd en een passende
juridische borging van de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het WODC op korte
termijn volledig tot stand zal zijn gebracht. Over de voortgang van de aanpak en de
totstandkoming van de maatregelen zal ik u in de tweede voortgangsrapportage in december
van dit jaar wederom berichten.
Uitvoering motie Van Nispen c.s.
Op 2 juli jl. heeft Uw Kamer de motie van het lid Van Nispen c.s. aangenomen, die
ertoe strekt te doen wat er in de mogelijkheden ligt om te voorkomen dat klokkenluiders
zich niet meer durven melden en een angstcultuur op mijn ministerie in de hand wordt
gewerkt.6 Deze motie is ingediend naar aanleiding van de door mij gedane aangifte waarover
ik u bij brief van 24 juni jl. nader heb bericht.7 Ter uitvoering van de motie neem ik de volgende maatregelen.
Allereerst: de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het verbeteren van de interne
procedures voor het melden van vermoedens van misstanden. Hierover heb ik uw Kamer
meermaals bericht.8 De komende periode zal ik binnen mijn ministerie actief communiceren over de mogelijkheden
die zowel de interne- als de externe procedures bieden voor het melden van een vermoeden
van een misstand en de bescherming die het melden conform deze procedures voor de
melder meebrengt. Ten tweede vindt in september a.s. op mijn departement een week
plaats die in het teken van gedrag op de werkvloer staat. Ik zal deze week laten benutten
om extra in te gaan op de bespreekbaarheid van handelen, gedrag en de mogelijkheden
die er zijn dit bespreekbaar te maken. Ten derde zal ik mij ook persoonlijk inspannen
om het thema verder op de kaart te zetten. Dit zal ik doen door onder andere een heldere
boodschap op het intranet van mijn ministerie te plaatsen over het belang van een
veilige werkomgeving voor iedereen. Daar bovenop zal ik bovengenoemde week plenair
openen en daarbij het gesprek aangaan met ambtenaren van mijn departement over dit
onderwerp. Tot slot zal in de komende overleggen met de medezeggenschappen van mijn
departement dit thema worden geagendeerd, om daarmee te zorgen voor maximaal draagvlak
op de werkvloer voor de door mij in gang gezette maatregelen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
BIJLAGE. Overzicht toegezegde maatregelen
nr.
omschrijving maatregel
Stand van zaken en planning
1
Ministeriële regeling met inachtneming van waarborgen die vergelijkbaar zijn met de
regeling in de van Aanwijzingen voor de Planbureaus
Concept voor de ministeriële regeling betreffende wetenschappelijke onafhankelijkheid
van het WODC is afgestemd in het SG Overleg en voorgelegd aan de DOR van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid. Een standpunt wordt eind juni verwacht. Met vaststelling
en publicatie van het organisatie- en mandaatbesluit van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid kan vaststelling en publicatie van de ministeriële regeling in de Staatscourant
plaatsvinden. Planning afronding: juli 2019.
2
Nieuwe huisvesting WODC
Inmiddels is de nieuwe locatie vastgesteld: Koningskade 4 te Den Haag en heeft het
Ministerie van BZK in afstemming met het WODC de diagnosefase voor de verhuizing gestart.
Planning verhuizing: december 2019 / januari 2020.
3
Helder mandaat voor beleidsmedewerkers die een onderzoek begeleiden
Hierin wordt door het omgangskader (zie 4) voorzien.
4
omgangskader
Het omgangskader is door de Bestuursraad op 24 mei vastgesteld na uitgebreide consultatierondes
binnen het ministerie. Overeenkomstig de toezegging aan uw Kamer is het omgangskader
nu aan de DOR van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Daarna zal
het Kader breed worden verspreid en zal hieraan aandacht worden gegeven. Planning
afronding: juli 2019.
5
Module beleidsonderzoek in de Beleidsacademie
De eerste bijeenkomst van de module beleidsonderzoek vindt kort na de zomer plaats.
Hieraan wordt meegedaan door verschillende medewerkers die met (lopend) onderzoek
te maken hebben. De module wordt vast onderdeel in het doorlopende aanbod van de Beleidsacademie.
6
Met voorrang volgen van de module beleidsonderzoek door medewerkers die met (lopend)
onderzoek te maken hebben
Aan de eerste bijeenkomst van de module wordt door medewerkers die met (lopend) onderzoek
te maken deelgenomen. Deelname aan de volgende bijeenkomsten van de module wordt actief
bevorderd door het management.
7
Instelling functie «Chief Science Officer» bij het WODC
In plaats van een chief scientist officer is binnen het WODC een bredere systematiek
opgezet met een klachtenregeling wetenschappelijke integriteit, een vertrouwenspersoon
wetenschappelijke integriteit, een commissie wetenschappelijke integriteit en aansluiting
bij het LOWI (zie ook 18, 19 en 20). De klachtenregeling is gereed en gepubliceerd,
de werving voor de vertrouwenspersoon en leden van de commissie loopt. Planning afronding:
september 2019
8
Instelling functie Centrale Kenniscoördinator
Deze zal plaatsvinden in het kader van de inrichting van de ondersteunende structuur
voor de kennisfunctie. In de tussentijd worden de taken, die in mijn toezegging aan
het takenpakket van de Centrale Kenniscoördinator zijn toegevoegd, door de «kwartiermaker
kennisfunctie» uitgevoerd. Planning afronding: december 2019
9
Uitdragen en handhaven (deels nieuwe) gedragsregels door de Bestuursraad van het Ministerie
van JenV
Zowel de ministeriële regeling (zie 1) als het omgangskader (zie 4) hebben de expliciete
instemming van de Bestuursraad gekregen en worden nu in diverse bijeenkomsten door
de Bestuursraad met managers en medewerkers besproken.
10
Instellen functie onafhankelijke Transitieadviseur
Prof. dr P. ’t Hart van de Universiteit Utrecht zal per 1 september voor de duur van
twee jaren deze functie bekleden en enkele keren per jaar aan de Minister van Justitie
en Veiligheid rapporteren.
11
Opdracht aan de nieuwe directeur WODC om management te versterken, weerbaarheid van
medewerkers te vergroten, een cultuur van aanspreken te ontwikkelen, steun uit te
dragen aan medewerkers die oneigenlijke beïnvloeding (menen te) ervaren en de nieuwe
inrichting van werkprocessen bij het WODC met voorrang te implementeren
De benoeming van de nieuwe directeur WODC komt tot stand in het kader van de Algemene
Bestuursdienst. Er vinden op dit moment gesprekken met kandidaten plaats.
12
Duidelijker neerleggen van criteria bij de beslissing WODC of een onderzoek intern
wordt uitgevoerd of extern wordt aanbesteed
Dit besluit is aan de nieuwe directeur WODC.
13
Breder openbaar maken van vastgestelde startnotities door WODC
Het WODC heeft de gevolgen van brede openbaarmaking van startnotities onderzocht.
Overwegingen met betrekking tot eisen van de aanbestedingsprocedure en mogelijkheden
tot ongewenste beïnvloeding pleiten niet voor het breed openbaar maken van vastgestelde
startnotities. Het WODC onderzoekt nu op welke andere manier transparantie over te
starten en lopend onderzoek kan worden vergroot zonder risico’s voor het verloop van
het onderzoek. Planning afronding: september 2019.
14
Voorkoming van vermenging van de rollen van onderzoeker en projectleider bij WODC
Afgerond.
15
Neerleggen in de WODC-instrumenten van een publicatietermijn van maximaal zes weken
Maakt onderdeel uit van de ministeriële regeling (zie 1).
16
Eigen verzorging van communicatie door WODC
Afgerond.
17
Onderschrijving door WODC van de NGWI en actief onder de aandacht van medewerkers
brengen
Afgerond.
18
Opstelling WODC Klachtenregeling Wetenschappelijke Integriteit
Afgerond.
19
Instelling externe klachtencommissie wetenschappelijke integriteit voor het WODC
Er worden nu kandidaten voor het lidmaatschap van deze commissie geworven. Planning
afronding: september 2019
20
Aansluiting WODC bij LOWI
Afgerond.
21
Uitbreiding van de gestructureerde intervisie binnen het WODC
Voorstellen vanuit een werkgroep van medewerkers van het WODC worden nu uitgewerkt.
Rond de zomer zullen try-outs plaatsvinden.
22
Verbetering van de archivering bij het WODC
Het WODC werkt samen met het Nationaal Archief en het programma Samen Digitaal aan
een toekomstbestendige archivering.
23
Vervroeging van de periodieke visitatie van het WODC die tevens de voortgang van het
transitieproces bekijkt op voor het WODC relevante punten.
Dit besluit is aan de nieuwe directeur WODC.
24
Instelling Vaste Integriteitscommissie Ministerie van Justitie en Veiligheid
Het besluit tot instelling van de vaste Integriteitscommissie lig ter advise-ring
voor bij de DOR.
25
Instelling onafhankelijk meldpunt voor medewerkers en vertrouwenspersonen bij Vaste
Integriteitscommissie
Zie 24.
26
Standaardbevestiging door het bevoegd gezag van iedere integriteitsmelding
Afgerond.
27
Verheldering rollen van vertrouwenspersonen
Afgerond.
28
Verduidelijking melding onder geheimhouding van de identiteit van de melder
Afgerond.
29
Verbeterde uitdaging van bescherming tegen benadeling
Afgerond.
30
Voorlichtingsronde bestuursdepar-tement door Centrale Integriteits-coördinator
Afgerond.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid