Brief regering : Reactie op diverse toezeggingen naar aanleiding van het algemeen overleg PGB van 4 april 2019 (Kamerstuk 25657-318)
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 321 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2019
In het AO pgb van 4 april jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 318) heb ik u toegezegd u in de komende periode nader te informeren over verschillende onderwerpen in
relatie tot pgb: pilot toerusting pgb-houders, duiding van de daling aantal budgetten
Wmo en mogelijk onderzoek hiernaar en de resultaten van het overleg met Per Saldo
over de consequenties van het eventueel afschaffen van pgb-bemiddelingsbureaus.
Daarnaast maak ik ook van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de stand
van zaken met betrekking tot het uniform kader voor pgb-vaardigheid, de afspraken
die gemaakt zijn ten aanzien van de 5-minutenregistratie bij pgb-Zvw en over de periodieke
rapportage van de NZa.
Tot slot, ik heb u ook toegezegd uw Kamer te informeren over tarieven en budgetten
en de zorgen van Per Saldo en MantelzorgNL. Hiervoor heb ik u een aparte brief gestuurd
(Kamerstuk 25 657, nr. 320).
Pilot toerusting pgb-houders
Ik heb u in het AO Pgb van 4 april jl. (Kamerstuk 25 657, nr. 318) toegezegd om uw Kamer te informeren over de pilot van zorgkantoor Zilveren Kruis
en Per Saldo over een betere invulling van de toerusting van pgb-houders. De pilot heeft de focus op het pgb-Wlz. Inmiddels heb ik hier uitgebreid met
beide partijen over gesproken.
Zorgvragers kunnen in de huidige situatie zelf op zoek gaan naar informatie over het pgb, of krijgen deze informatie via het zorgkantoor of Per Saldo. Idealiter
informeer je de zorgvrager in een zo vroeg mogelijk stadium over, voor deze pilot,
de zorg vanuit de Wlz. Welke zorg valt hier nu onder en hoe kun je dit organiseren.
De keuze voor een leveringsvorm (zorg in een instelling of via een volledig pakket
thuis, modulair pakket thuis of pgb) volgt daar dan op. Om weloverwogen voor een leveringsvorm
te kiezen is het noodzakelijk dat de zorgvrager de benodigde informatie tot zich kan
nemen. Deze bredere voorlichting maakt onderdeel uit van actie 1 uit de Agenda Pgb:
Voorlichting en toerusting van budgethouders.
Deze pilot richt zich op maatwerkinformatie als zorgvragers of hun vertegenwoordigers
eenmaal op het spoor van het pgb zitten. Om in aanmerking te komen voor het pgb is
een kader voor pgb-vaardigheid ontwikkeld.
Dit kader bevat criteria voor het kunnen omgaan met een pgb waaraan een budgethouder
of zijn vertegenwoordiger wordt getoetst (toegepast op zijn situatie) door het zorgkantoor.
De zorgvrager kan het kader benutten om voor zichzelf te bepalen in hoeverre hij voldoet
aan de criteria. Vanaf dat moment kan er een behoefte zijn aan informatie en verschilt
die behoefte per zorgvrager. Sommigen hebben bijvoorbeeld behoefte aan informatie
over informele zorg, over de verschillende zorgovereenkomsten, anderen hebben behoefte
aan onafhankelijke cliëntondersteuning en weer anderen hebben behoefte aan een cursus.
Deze informatiebehoefte speelt nog voorafgaand aan de aanvraag en eventuele toekenning
van een pgb.
Via verschillende scenario’s wordt verkend hoe de potentiële pgb-houder beter geïnformeerd
kan worden en eventueel beter toegerust kan worden om vervelende situaties op een
later moment te voorkomen. Het gaat dus om het organiseren van welke informatie, op
welk moment, in welke vorm en door wie wordt gegeven. Deze variabelen, en de onderlinge
samenhang, moeten nader worden uitgewerkt om tot een goede pilot te komen. Dat heeft tijd
nodig. U wordt via de Voortgangsrapportage agenda pgb over de pilot geïnformeerd.
Duiding daling budgetten Wmo 2015 en mogelijk onderzoek
Verder heb ik in het AO (Kamerstuk 25 657, nr. 318) toegezegd uw Kamer te informeren over de duiding van de daling van het aantal Wmo-pgb’s
en de mogelijkheid van een eventueel onderzoek hiernaar. Onderstaand geef ik een duiding
van het wettelijk kader, de werkwijze die ik hanteer als mij signalen bereiken van
het onterecht weigeren van pgb’s door gemeenten en het eventuele onderzoek.
Het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte
Als iemand zich bij de gemeente meldt met een ondersteuningsvraag, is de gemeente
gehouden zorgvuldig onderzoek in te stellen naar die behoefte, de kenmerken van de
persoon en zijn situatie en zijn voorkeuren. De zorgvrager kan zich laten ondersteunen
door zijn naaste, zijn mantelzorger, een onafhankelijk cliëntondersteuner of zich
laten vertegenwoordigen door iemand van zijn keuze.
De Wmo 2015 benoemt verplichte elementen van het onderzoek waarmee in kaart wordt
gebracht of en in hoeverre de benodigde ondersteuning wordt of kan worden geboden
met eigen kracht, gebruikelijke hulp, met mantelzorg of hulp vanuit het sociaal netwerk
of door gebruik te maken van algemene voorzieningen. Mocht op basis van de uitkomsten
van dit onderzoek worden geconcludeerd dat deze «voorliggende voorzieningen», ontoereikend
de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie van de betrokkene te verminderen
of weg te nemen, dan is de gemeente gehouden een maatwerkvoorziening te verstrekken.
Maatwerk is hierbij het uitgangspunt.
Als een gemeente besluit tot het verstrekken van een voorziening dient deze een passende
bijdrage te leveren aan het realiseren van een situatie waarin de betreffende zorgvrager
in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie om zo lang mogelijk
in de eigen leefomgeving te blijven of te voorzien in de behoefte van beschermd wonen
of opvang. Deze voorziening kan door toedoen van de gemeente en inschakeling van een
aanbieder in natura worden geleverd. Betrokkene kan, in geval van een maatwerkvoorziening,
kenbaar maken dat hij de ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget
wenst te ontvangen. In geval dat de zorgvrager aan de, limitatief in de Wmo 2015,
daartoe gestelde voorwaarden voldoet, zal het college dit verzoek honoreren.
In 2016 is, op verzoek van uw Kamer, een onderzoek uitgevoerd waarin in kaart is gebracht
waarom de toegang tot het pgb door gemeente wordt geweigerd. Op basis van dit onderzoek
is geconcludeerd dat gemeenten in beperkte mate pgb’s weigeren en geen aanvullende
weigeringsgronden hanteren, dan die gronden die limitatief in de Wmo 2015 zijn opgenomen.
Overigens heeft de gemeente wel beleidsruimte om de voorwaarden nader in te vullen.
Het onderzoek maakte duidelijk dat gemeenten nog worstelden met de binnen het wettelijk
kader te maken afwegingen bij de aanvraag van een pgb. Ook hebben de onderzoekers
destijds geconcludeerd dat het aantal pgb’s waarschijnlijk afneemt vanwege andere
factoren. Bijvoorbeeld omdat gemeenten het aanbod in natura verder versterken (waardoor
pgb’s worden omgezet in zorg in natura)1.
Ondanks de conclusies uit dit onderzoek constateer ik op basis van de overleggen met
uw Kamer en de signalen die ik ontvang van Per Saldo dat de daling van het aantal
pgb’s bij de uitvoering van de Wmo 2015 wordt gerelateerd aan het feit dat gemeenten
de keuze voor een pgb ontmoedigen. De term ontmoedigen vind ik te algemeen. Vaak wordt
deze gebruikt als negatieve term waarbij de cliënt een vorm van ontmoediging heeft
ervaren, terwijl de consulent van mening is dat het goede gesprek is gevoerd. In de
uitvoeringspraktijk kan sprake zijn van verschillende typen ontmoediging. Ik onderscheid
drie vormen. Ten eerste kan sprake zijn van onbewuste ontmoediging. Bijvoorbeeld doordat
een consulent uitgebreide voorlichting geeft over de mogelijkheden die gemeente heeft
ingekocht met zorg in natura. Dit kan de zorgvrager ervaren als ontmoediging terwijl
de consulent zich hier niet van bewust is. Een tweede vorm van ontmoediging kan zijn
dat de consulent een advies geeft over het aanvragen van een pgb omdat de betreffende
maatschappelijke ondersteuning ook is ingekocht in natura. Of komen consulent en zorgvrager
gezamenlijk tot een beslissing over de meest passende leveringsvorm omdat de consulent
tot de inschatting komt dat de zorgvrager niet voldoende pgb-vaardig is. Er moet dan
wel een relatie zijn met de in de wet benoemde weigeringsgronden. Ook dit kan door
de zorgvrager worden ervaren als ontmoediging van het kiezen voor een pgb. Ten derde
kan sprake zijn van bewuste ontmoediging. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als druk
wordt uitgeoefend op de zorgvrager om niet te kiezen voor een pgb. Dit laatste vind
ik onwenselijk. Zoals aangegeven heeft iedere zorgvrager het recht om een pgb aan
te vragen en heeft de gemeente de mogelijkheid om deze gemotiveerd te weigeren.
Om te voorkomen dat pgb’s onterecht worden geweigerd en dat zorgvragers het gevoel of de ervaring hebben dat het aanvragen van een pgb wordt ontmoedigd
heeft mijn ambtsvoorganger de VNG en Per Saldo verzocht een ondersteuningsprogramma
in te richten. De georganiseerde bijeenkomsten zijn goed bezocht door ongeveer 400
mensen. Gemeenten (zowel beleidsmedewerkers als consulenten) zijn voorgelicht over
het pgb, hebben goede voorbeelden met elkaar gedeeld, hebben gesproken over de toepassing
van het instrument pgb en de gespreksvaardigheden zijn getraind. De ervaringen uit
dit programma zijn breed verspreid door VNG en Per Saldo.
Ik heb de ambitie om de voorlichting voor budgethouders door verstrekkers (waaronder
gemeenten) te verbeteren evenals de toegang tot het pgb met het opstellen een kader
van Taken, kennis en vaardigheden waaraan budgethouders moeten voldoen (het TKV-kader)2. Daarnaast heb ik met Per Saldo de afspraak gemaakt dat signalen over het onterecht
weigeren en/of ontmoedigen van pgb’s met de VNG worden besproken. Als deze signalen
feiten blijken te zijn, niet opgelost worden door de betreffende gemeenten, meer dan
incidenteel voorkomen en de gemeenteraad zijn verantwoordelijkheid in deze niet neemt,
zal ik mijn verantwoordelijkheid nemen door bijvoorbeeld in het kader van mijn bevoegdheden
van interbestuurlijk toezicht bij ernstige tekortkomingen in de uitvoering van de
Wmo 2015 de gemeente om uitleg en zo nodig bijsturing verzoeken.
De onderzoekers in 2016 hebben geconcludeerd dat het hoogstwaarschijnlijk moeilijk
is om de precieze oorzaak van de daling van het aantal Wmo-pgb’s te achterhalen. Dit
vanwege een zo efficiënt mogelijke uitvoering waarin gemeenten niet verplicht zijn
tot registratie, waardoor de administratieve lasten laag blijven voor gemeenten. Naar
verwachting heeft de daling niet alleen te maken met onterecht weigeren of bewuste
ontmoediging maar ook met een aantal andere oorzaken zoals het anders inrichten van
de toegang of het bredere aanbod in natura. Ik zie op dit moment dan ook geen meerwaarde
in het uitvoeren van een nieuw onderzoek. Op verzoek van uw Kamer wordt een onderzoek
naar de daling van het aantal Jeugdwet-pgb’s uitgevoerd. Mochten de resultaten hiervan
aanleiding geven tot een onderzoek over Wmo-pgb’s dan zal ik hiervoor opdracht geven.
Bemiddelingsbureaus
Mevrouw Bergkamp heeft in het AO (Kamerstuk 25 657, nr. 318) gevraagd naar wat ik ga doen om bemiddelingsbureaus te verbieden. Ik heb toen aangegeven
dat bemiddelingsbureaus goed werk kunnen verrichten, als er daadwerkelijk bemiddeld
wordt om passende zorg of ondersteuning voor een pgb-houder te vinden. Het verbieden
van een bemiddelingsbureau betekent dat een pgb-houder de mogelijkheid wordt ontnomen
om passende zorg te vinden of zich op een andere wijze te laten ondersteunen. Ik heb
toegezegd deze lijn met Per Saldo te bespreken. Overigens wil ik benadrukken dat bemiddelingsbureaus
in beginsel niet uit het pgb worden bekostigd. Dit maakt het verbieden een ingrijpende
maatregel.
Per Saldo heeft aangegeven dat zij in beginsel achter deze lijn staan; dus geen verbod
op bemiddelingsbureaus. Handhaving van een dergelijke verbod is praktisch onmogelijk
en zoals eerder aangegeven, je ontneemt de pgb-vaardige budgethouder een mogelijkheid
om zich te laten ondersteunen. Per Saldo vraagt aandacht voor het onderscheid tussen
bemiddelingsbureaus en administratiekantoren. Als er gebruik gemaakt wordt van een
administratiekantoor dan kan het nooit zo zijn dat een pgb-houder niet meer zelf akkoord
geeft op de nota’s van zorgverleners. De toets ligt bij: kan iemand het zelf beheren,
snapt hij wat hij moet kunnen en moet doen, aldus Per Saldo. Ik onderschrijf dit volledig.
Tevens zal ik met de werkgroep verder onderzoeken of en welke mogelijkheden er zijn
voor verdere regulering van bemiddelingsbureaus. Daarnaast kunnen de verstrekkers
de budgethouders die gebruik willen maken van een bemiddelingsbureau ook hierbij ondersteunen.
Uniform kader voor pgb-vaardigheid
In mijn brief van 18 december 2018 (Kamerstuk 25 657, nr. 303), ook wel Agenda pgb, heb ik aangekondigd dat ik een domeinoverstijgend uniform kader
voor pgb-vaardigheid ga ontwikkelen. Het kader voor pgb-vaardigheid helpt verstrekkers om te beoordelen of een potentiële budgethouder pgb-vaardig
is. De 10 punten uit het kader zijn ook voor potentiële budgethouders inzichtelijk.
Zodoende kunnen zij zich voorbereiden op de keuze voor een pgb.
Inmiddels kan ik melden dat dit kader in goede samenwerking met VNG, ZN en Per Saldo
tot stand is gekomen. In het kader staan de 10 belangrijkste punten opgenomen die
staan voor wat iemand moet kennen en kunnen om met een pgb om te gaan. Bij de 10 punten
hoort nog een uitgebreidere toelichting en een specifieke leidraad toetsing voor verstrekkers.
De bekendmaking en verspreiding van het kader voor pgb-vaardigheid via www.rijksoverheid.nl en de communicatiekanalen van verstrekkers staat voor augustus gepland.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 18 december 2018 (Kamerstuk 25 657, nr. 303) wil ik medio 2020 de toepassing en werking van het kader voor pgb-vaardigheid evalueren
met verstrekkers die ook daadwerkelijk in hun uitvoeringspraktijk gebruik hebben gemaakt
van het kader. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten.
Akkoord addendum bestuurlijke afspraken Zvw-pgb
Op 12 november 2018 heb ik uw Kamer de bestuurlijke afspraken Zvw-pgb tussen ZN, V&VN,
Per Saldo en het Ministerie van VWS toegestuurd over de uitvoering van het Zvw-pgb
voor de jaren 2019 tot en met 2021 (Kamerstuk 25 657, nr. 300). In die afspraken is een artikel opgenomen dat bepaalt dat partijen nog voor 2019
met elkaar om de tafel gaan om tot consensus te komen over een aantal openstaande
punten waaronder de 5-minutendeclaratie. In de afgelopen maanden hebben ZN, Per Saldo
en het Ministerie van VWS gesprekken gevoerd over deze onderwerpen en de casuïstiek
die daarop betrekking heeft.
Op basis hiervan hebben partijen inhoudelijke afspraken gemaakt over de 5-minutendeclaratie.
Deze afspraak houdt in dat met ingang van 1 januari 2020 alle budgethouders die de
geleverde zorg rechtstreeks declareren bij de eigen zorgverzekeraar niet langer zelf
de declaratie hoeven om te rekenen naar eenheden van 5 minuten.
Met deze afspraak geef ik uitvoering aan de motie van de leden Geleijnse en Kerstens
over het afschaffen van de vijf-minutendeclaratie voor het pgb (Kamerstuk 29 689, nr. 951). Omdat de overige onderwerpen meer onderzoek en tijd vergen, hebben partijen ten
aanzien van deze onderwerpen procesafspraken gemaakt. In bijgevoegd addendum bij bovengenoemde
bestuurlijke afspraken Zvw-pgb leggen partijen deze afspraken vast3.
Rapportage NZa
De NZa publiceert periodiek een rapportage over openstaande vorderingen pgb AWBZ en
Wlz. In het rapport van 19 december 2018 zijn de standen van het aantal openstaande
vorderingen AWBZ en Wlz tot en met 30 juni 2018 gepubliceerd. Het rapport is ter inzage
beschikbaar op de website van de NZa.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport