Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake een nadere toelichting op de opname- en ontslagcriteria voor iemand op een longstay-afdeling
29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van
5 juni 2019 is mij verzocht om een nadere toelichting op de opname- en ontslagcriteria
voor iemand op een longstay-afdeling. Tevens is verzocht in te gaan op actuele aanpassingen
van deze criteria en de mogelijkheden voor verruiming van de opnamecriteria.
In deze brief sta ik stil bij de volgende punten:
– Het doel en de uitgangspunten van de LFPZ (Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg,
voorheen longstay);
– De procedure en de criteria voor aanmelding en uitstroom uit de LFPZ;
– Recente ontwikkelingen in de criteria voor aanmelding en uitstroom uit de LFPZ.
Het doel en uitgangspunten van de LFPZ
Binnen de terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging bestaan sinds 1998 zogenoemde
longstay-afdelingen. Het betreft afdelingen voor tbs-gestelden die veelal gedurende
een flink aantal jaren in een of meerdere forensisch psychiatrische centra (fpc) behandeld
zijn, maar bij wie het recidiverisico onvoldoende is afgenomen om veilig terug te
kunnen keren in de maatschappij. Deze tbs-gestelden hebben langdurige beveiliging
en zorg nodig om te voorkomen dat ze een gevaar vormen voor anderen. Er wordt vaak
pas na langdurig behandeling in een reguliere tbs-kliniek overgeplaatst naar de LFPZ.
Tbs-gestelden worden dus nooit vanaf de start van hun tbs-maatregel in de LFPZ geplaatst.
Alhoewel sommige tbs-gestelden de LFPZ nooit zullen verlaten, is een levenslang verblijf
niet het doel van een LFPZ plaatsing. Elke op de LFPZ verblijvende tbs-gestelde heeft,
evenals een reguliere tbs-gestelde, een behandelplan. Hierin worden onder andere de
diagnose, het behandelverloop en de doelen ten aanzien van verschillende leefgebieden
vastgelegd. De problematiek van deze tbs-gestelden is fors. De stappen die genomen
kunnen worden zijn soms erg klein en nemen veel tijd in beslag. Hierdoor is de verblijfduur
veel langer dan gebruikelijk in de tbs. Er zijn momenteel 106 beschikbare plekken
binnen de LFPZ, waarvan er gemiddeld 100 bezet zijn.
De procedure en de criteria voor aanmelding en uitstroom uit de LFPZ
Het proces rondom langdurige forensisch psychiatrische zorg kent een aantal vaste
stappen. Deze stappen worden globaal opgesplitst in: aanvraag, indicatie, plaatsing,
verblijf en eventuele verloftoetsing, periodieke hertoetsing en-beoordeling. Indien
aan de orde kan er een aanvraag voor beëindiging en uitstroom uit de LFPZ worden gedaan.
De grondslag voor plaatsing in de LFPZ ligt besloten in artikel 11 Beginselenwet verpleging
ter beschikking gestelden (Bvt). De criteria voor het aanvragen en verlengen van een
LFPZ-indicatie zijn de volgende:
– Er bestaat een risico dat de tbs-gestelde een ernstig delict pleegt. Dit risico voor
fysieke of psychische schade van anderen is zodanig groot dat de maatschappij daartegen
moet worden beschermd. Het risico blijkt uit een recente risicotaxatie (niet ouder
dan een jaar).
– Beveiliging naast eventuele zorg is nodig om te voorkomen dat de tbs-gestelde tot
het genoemde delict komt.
– Het delict risico is niet zodanig afgenomen dan wel beheersbaar geworden dat de tbs-gestelde
zonder beveiliging en toezicht kan.
– De tbs- gestelde heeft naar de laatste stand van de wetenschap alle behandelingsmogelijkheden
ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot
een substantiële vermindering van het delict gevaar.
De kliniek waar de tbs-gestelde verblijft kan een verzoek tot een LFPZ plaatsing indienen.
Dit verzoek wordt beoordeeld door de onafhankelijke Landelijke Adviescommissie Plaatsing
langdurige forensisch psychiatrische Zorg (LAP) die bestaat uit onafhankelijke deskundigen
zoals psychologen, psychiaters en juristen. De onafhankelijkheid van de LAP houdt
in dat de commissie geen aanwijzingen van de Minister ontvangt over de te hanteren
methodiek, de oordeelsvorming en de inhoudelijke advisering. De onafhankelijkheid
wordt bovendien gewaarborgd doordat de psychiaters en psychologen onafhankelijk van
hun eigen instelling voor de LAP werkzaam zijn en de juristen afkomstig zijn uit de
rechterlijke macht. De LAP ziet de tbs-gestelde zelf ook. Het LAP brengt een advies
uit aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), die namens mij besluit tot plaatsing
in de LFPZ.
Bij toekenning van de indicatie wordt de betrokken tbs-gestelde binnen een LFPZ-voorziening
geplaatst. De LAP beoordeelt vervolgens iedere twee jaar of de plaatsing binnen de
LFPZ nog gerechtvaardigd is. Door nieuwe medische ontwikkelingen en behandelmethoden
of een wijziging in het behandelperspectief of ziekte-inzicht, kan terugplaatsing
naar een reguliere tbs-kliniek en op den duur resocialisatie mogelijk zijn.
Als de kliniek perspectief ziet om de LFPZ-indicatie op te heffen, stelt zij een uitstroomplan
op met een concreet uitstroomtraject. DJI vraagt de LAP om over het uitstroomplan
advies uit te brengen. DJI besluit vervolgens namens mij over eventuele opheffing
van de plaatsing binnen de LFPZ.
In onderstaande tabel worden de adviezen voor toekenning en opheffing van de LFPZ
status door de LAP in de afgelopen 3 jaar weergegeven.
Advies toekenning
Advies opheffing
2016
8
7
2017
6
7
2018
4
6
DJI kan contrair aan het advies van de LAP beslissen. Dit is alleen in 2016 tweemaal
gebeurd, toen DJI besloot een LFPZ plaatsing niet op te heffen en een LFPZ plaatsing
toekende die de LAP (nog) niet adviseerde. In 2016 zijn feitelijk dus 6 plaatsingen
opgeheven en 9 plaatsingen toegekend door DJI.
Recente ontwikkelingen in de criteria voor aanmelding en uitstroom uit de LFPZ
Op 1 januari 2019 is het herziene beleidskader LFPZ in werking getreden.1 In het kader van de aanpak weigerende observandi is naar aanleiding van een evaluatie
van het vorige beleidskader, adviezen van de Taskforce Behandelduur tbs en het Manifest
van Lunteren een aantal wijzigingen doorgevoerd, waaronder het zeer beperkt mogelijk
maken van onbegeleid verlof en het toelaten van ongewenst verklaarde vreemdelingen
in de LFPZ. Het mogelijk maken van onbegeleid verlof was nodig om de uitstroom veiliger
en meer gefaseerd te laten verlopen. Dit is alleen van toepassing voor tbs-gestelden
met een uitstroomplan. De verlofmachtiging wordt afgegeven voor de duur van 1 jaar
met de mogelijkheid tot eenmalige verlenging van 1 jaar. Uiteraard toetst het AVT
(Adviescollege Verloftoetsing tbs) deze verlofaanvragen alvorens wordt besloten of
deze worden toegekend, mede op basis van een actuele risicotaxatie. Ik verwacht dat
deze aanpassing in het beleidskader zal leiden tot een daling van het aantal weigerende
observandi, omdat advocaten hun cliënten positiever kunnen adviseren over de tbs-maatregel.
Met de aanpassing van het beleidskader zijn tevens de instroomcriteria verruimd; voorheen
was het niet mogelijk om ongewenst verklaarde vreemdelingen in de LFPZ te plaatsen.
Dit is nu wel mogelijk gemaakt, indien zij aan de plaatsingscriteria voldoen. Uitgangspunt
is overigens nog steeds om ongewenst verklaarde vreemdelingen zoveel mogelijk te repatriëren
naar het land van herkomst.
Gezien de recente evaluatie en bijstelling van het beleidskader zie ik vooralsnog
geen reden om deze nu verder te verruimen. Ook in een reguliere fpc is er sprake van
een zeer hoog beveiligingsniveau en is er van verlof geen sprake zolang het recidiverisico
niet voldoende is afgenomen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.