Brief regering : Voortgang geestelijke verzorging en levensbegeleiding
29 509 Palliatieve zorg
Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2019
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de aanpak geestelijke verzorging/levensbegeleiding,
zoals toegezegd in mijn brief van 8 oktober 2018.1 In deze brief heb ik uiteengezet hoe ik de middelen uit het Regeerakkoord van in
totaal 35 miljoen euro voor de inzet van geestelijk verzorgers/levensbegeleiders in
de thuissituatie, wil besteden.2 De middelen worden gebruikt voor inzet van geestelijke verzorgers bij ouderen vanaf
50 jaar en voor volwassenen en kinderen in de palliatieve fase en hun naasten. Daarnaast
werk ik met alle partijen aan verbetering van de inzet van geestelijke verzorging
in de toekomst.
Deze aanpak geestelijke verzorging/levensbegeleiding loopt via drie sporen:
1. Betere toegang tot geestelijk verzorgers door financiering van inzet in de thuissituatie
via netwerken Palliatieve Zorg;
2. De verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging via een meerjarig ZonMw programma
rond zingeving en geestelijke verzorging;
3. Ondersteuning van de activiteiten onder 1 en 2 en het leggen van dwarsverbanden via
een landelijke ondersteuningsstructuur met relevante veldpartijen.
Sinds oktober 2018 is door veel partijen met enthousiasme gewerkt aan de verdere uitwerking
van de drie sporen. In de voorliggende brief schets ik de voortgang op de drie sporen
en ga ik apart in op bekendheid, budget en de verbinding met de andere beleidsprogramma’s.
Ik ga daarna in op de in de motie- Dik-Faber en Slootweg3 gevraagde inventarisatie van de voor- en nadelen van verschillende opties voor de
financiering van geestelijke verzorging in de thuissituatie na 2020. Ik beschouw deze
motie hiermee als afgedaan.
A. Stand van zaken
1. Aanvragen via de netwerken
Netwerken palliatieve zorg kunnen sinds dit jaar aanvullende subsidie aanvragen om
inzet van geestelijk verzorgers in de thuissituatie mogelijk te maken. Alle netwerken
palliatieve zorg hebben begin 2019 deze aanvullende subsidie aangevraagd.4 De verleningsbrieven zijn in maart 2019 verstuurd. Hierbij is de mogelijkheid geboden
om met terugwerkende kracht kosten op te voeren die voor de aanvraagdatum, maar na
1 januari 2019, zijn gemaakt. Ongeveer de helft van de netwerken heeft dit inderdaad
aangevraagd. Dat is een eerste signaal dat men voortvarend aan de slag is gegaan.
In april en mei heeft de overkoepelende organisatie voor de netwerken Fibula een uitvraag
gedaan onder de netwerken om te horen hoe de netwerken het aanpakken en wat mogelijke
knelpunten zijn. Hieruit blijkt een diverse aanpak. Sommige netwerken maken gebruik
van een bestaande infrastructuur. Andere netwerken (o.a. Rotterdam en Nieuwe Waterweg
Noord) hebben een projectleider aangesteld om een infrastructuur op te zetten. Weer
andere netwerken zijn nog in de inventariserende fase.
In 22 van de 65 regio’s bestaat er een samenwerking tussen een centrum voor levensvragen
en de netwerken. Bij deze centra voor levensvragen worden vaak vrijwilligers ingezet
en zijn er afspraken gemaakt wanneer wordt opgeschaald naar inzet van een professionele
geestelijk verzorger. Dit soort afspraken en voorbeelden wordt steeds vaker via Fibula
gedeeld met andere netwerken. Ik stimuleer dat wordt gekeken naar wat hierin de «best
practices» zijn.
Om te weten hoeveel consulten er in 2019 al worden gefinancierd, heb ik in de verleningsbrief
de netwerken gevraagd om per 1 september a.s. een herziene aanvraag voor 2019 in te
dienen met een cijfermatige prognose van de inzet. Op die manier kunnen netwerken
zelf tijdig signaleren of de middelen in 2019 inderdaad zullen worden besteed en kunnen
ze afwijkingen ten opzichte van de eerdere aanvraag op tijd aan mij melden. Ik beschouw
2019 als een overgangsjaar en verwacht dat in de tweede helft van dit jaar gaandeweg
meer consulten in de thuissituatie zullen worden gefinancierd, zodat een zo groot
mogelijk deel van de beschikbare middelen in 2019 ook daadwerkelijk wordt ingezet.
Zoals uiteengezet in de brief van 8 oktober 2018 (Kamerstuk 29 509, nr. 68), zal de inzet van de middelen niet alleen voor consulten thuis worden gebruikt,
maar ook voor inzet van geestelijk verzorgers voor multidisciplinair overleg en scholing.
Ik krijg hier goede signalen over. In steeds meer PaTz-overleggen5 draaien geestelijk verzorgers mee en dat geldt ook voor overleggen in hospices, ziekenhuizen
en sociale wijkteams. Op het gebied van scholing bestaat in meer dan de helft van
de netwerken al aanbod op het gebied van geestelijke verzorging. Daarnaast zijn diverse
interessante initiatieven gaande, zoals training van thuiszorgmedewerkers in geestelijke
verzorging.
Verder wordt ook de samenwerking met organisaties in het sociale domein en met de
gemeenten intensiever. Dat varieert van geestelijk verzorgers die meelopen in sociale
wijkteams of meedraaien in de keten ouderenzorg of gemeenten die actiever worden in
de netwerken zelf. In het algemeen signaleer ik een olievlekwerking: partijen zoeken
elkaar door de nieuwe mogelijkheden op. Ik zal Fibula vragen om samen met onder andere
Agora en Sociaal Werk Nederland ook hier in kaart te brengen wat de goede voorbeelden
zijn van deze samenwerking.
Een aandachtspunt is de beschikbaarheid van voldoende geestelijk verzorgers. Iets
meer dan de helft van de netwerken verwacht dat er voldoende aanbod is, maar er zijn
ook enkele regio’s waar weinig of zelfs geen geregistreerde geestelijk verzorgers
zijn. Ik ben in gesprek gegaan met de beroepsvereniging (VGVZ) en Agora over deze
signalen. Dit heeft geleid tot succesvolle acties om meer beschikbare bekwame en bevoegde
geestelijk verzorgers in beeld te krijgen. Zo heeft de VGVZ haar leden opgeroepen
zich te registreren bij het SKGV (Stichting Kwaliteitsregister Geestelijke Verzorgers),
indien men dat nog niet had gedaan. Registratie is namelijk niet voor alle werkvelden
verplicht. Dit heeft al geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal geregistreerde
geestelijk verzorgers (van ongeveer 100 naar 160). Men loopt hierbij in sommige gevallen
wel aan tegen een wachttijd bij het verkrijgen van een bevoegdheidsverklaring van
de eigen levensbeschouwelijke sector. Hierover is nu afgesproken dat het SKGV deze
geestelijk verzorgers wel al zal registreren, onder voorwaarde dat zij uiterlijk 31 december
2020 alsnog de verklaring aanleveren. Verder zou verkend kunnen worden of het nodig
is om gepensioneerde geestelijk verzorgers op te roepen. Overigens kent de subsidieregeling
zelf ook al de mogelijkheid om bij onvoldoende beschikbaarheid van SKGV-geregistreerde
geestelijk verzorgers onder bepaalde voorwaarden uit te wijken naar geestelijk verzorgers
met aantoonbare ervaring.
Ik verwacht dat deze acties ertoe leiden dat er voldoende geestelijk verzorgers beschikbaar
zijn in alle regio’s. Ik blijf daar alert op. Een gerelateerd aandachtspunt is of
er vanuit alle levensbeschouwelijke achtergronden voldoende aanbod zal zijn. Ik ben
hierover in overleg met alle partijen en zal ook dit punt nauwgezet volgen. Daarbij
kan gesteld worden dat het burgers (ouderen en palliatieve patiënten) in de thuissituatie
vrij staat los van deze subsidieregeling een beroep te doen op begeleiding vanuit
de eigen levensbeschouwelijke organisatie.
Een ander aandachtspunt is de vraag in hoeverre hospices van de regeling gebruik kunnen
maken. In beginsel kan dit inderdaad, voor zover hospices en bijna-thuis huizen een
vervangende thuissituatie bieden en zelf geen zorginstelling zijn in de zin van de
Wet Toelating Zorginstellingen. Het is mogelijk om conform de regeling de activiteiten
van de geestelijk verzorger te declareren voor directe begeleidingsuren, multidisciplinair
overleg en scholing van professionals of vrijwilligers. Er zijn wel randvoorwaarden.
Het integraal financieren van aanstellingen van geestelijk verzorgers voor een bepaald
aantal uren is niet mogelijk. Het is evenmin de bedoeling dat alle uren van deze regeling
naar palliatieve patiënten in hospices gaan. Ik zal alert blijven dat netwerken voldoende
middelen inzetten voor andere doelgroepen en mensen in de thuissituatie (ik kan dat
controleren via het actiegerichte onderzoek via ZonMw, informatie van Fibula en de
informatie die voor de subsidieverlening moet worden aangeleverd).
Bij de netwerken voor kinderpalliatieve zorg verloopt de aanpak voorspoedig. De procedures
voor het verstrekken van middelen en voor monitoring zijn in het voorjaar uitgewerkt.
Aan alle zeven netwerken zijn inmiddels zowel rouw- en verliesbegeleiders als geestelijke
verzorgers verbonden. Er zijn dit voorjaar al mensen geholpen met de middelen. Een
folder voor ouders wordt ontwikkeld.
2. ZonMw programma
Ik heb de in mijn brief van 8 oktober 2018 (Kamerstuk 29 509, nr. 68) aangekondigde programma-outline op 19 maart 2019 van ZonMw ontvangen. Ik heb daarop
in mei een goedkeuringsbrief naar ZonMw gestuurd met de vraag om te starten met enkele
activiteiten en om in het najaar van 2019 het definitieve programmavoorstel voor zingeving
en geestelijke verzorging in de thuissituatie op te leveren.
Met het nieuwe ZonMw programma Zingeving beoog ik de verdere ontwikkeling van geestelijke
verzorging en levensbegeleiding te stimuleren. Binnen dit programma wordt onderzoek
gedaan naar de aard, positionering en effecten van geestelijke verzorging en naar
de effecten van betrokkenheid van geestelijk verzorgers bij MDO’s, bijscholing van
professionals in zorg en welzijn en vrijwilligers. Uitkomsten van onderzoek worden
gedeeld met betrokken veldpartijen en de beroepsgroep, wat bijdraagt aan de professionalisering
van geestelijke verzorging, zowel in de eerste lijn als in het algemeen. Het programma
draagt zo bij aan de implementatie van geestelijke verzorging in de thuissituatie.
Op korte termijn wordt de financieringsmethode via de netwerken palliatieve zorg met
actieonderzoek gemonitord, waardoor netwerken worden ondersteund en inzicht wordt
verkregen in deze manier van financieren.
Er hebben in het eerste kwartaal van 2019 twee vergaderingen van de programmacommissie
plaatsgevonden. Daarin zijn vijf activiteiten besproken om te komen tot een definitief
programmavoorstel:
– Een expertmeeting over mogelijkheden voor onderzoek naar effecten van de inzet van
geestelijke verzorgers.
– Een inventarisatie van initiatieven en organisatievormen voor geestelijke verzorging
in de thuissituatie.
– Actieonderzoek naar de activiteiten van de netwerken palliatieve zorg op het gebied
van geestelijke verzorging.
– Een inventarisatie van kennislacunes en prioriteiten voor de inzet van geestelijke
verzorgers in de thuissituatie.
– Een verkenning ten behoeve van een scenariostudie financiering geestelijke verzorging
in de thuissituatie.
Het actieonderzoek waarbij de activiteiten van de netwerken palliatieve zorg worden
gemonitord, wordt zo snel mogelijk ingezet.
3. Landelijke ondersteuningsstructuur
Er wordt met alle partijen hard gewerkt aan de verdere verbetering van geestelijke
verzorging. De in mijn brief van 8 oktober jl. aangekondigde overkoepelende ondersteuningsstructuur
heeft vorm gekregen in een stuurgroep geestelijke verzorging die inmiddels vijf keer
bijeen is geweest. Er zijn twee factsheets gepubliceerd met aanvullende informatie
voor netwerken en geestelijke verzorgers. Onder de stuurgroep vallen deelprojectgroepen
voor onderzoek, onderwijs, communicatie en criteria/voorwaarden. De stuurgroep kijkt
samen met de deelprojectgroepen naar de voortgang en beziet waar nog extra inzet nodig
is.
In het voorjaar zijn al twee goed bezochte ondersteunende bijeenkomsten voor geestelijk
verzorgers georganiseerd met inbreng en deelname van alle stuurgroepleden. Op 11 maart
2019 heeft de VGVZ een praktijkgerichte bijeenkomst voor geestelijke verzorgers georganiseerd
met veel praktische tips voor de aanpak. Op 14 mei 2019 organiseerde Agora de Werkconferentie
«Geestelijke verzorging thuis, inspiratie uit goede voorbeelden». Op 20 juni 2019
organiseert Fibula een ondersteunende bijeenkomst voor netwerken, waarbij mede wordt
gekeken naar vormgeving van de deelname aan het actiegerichte onderzoek dat in het
kader van het ZonMw programma wordt opgezet.
Met de partijen in de stuurgroep zijn werkbezoeken afgelegd (onder meer naar Nijmegen,
Utrecht en Rotterdam). Het doel was om inzicht te krijgen in de werking van de bestaande
lokale initiatieven en met elkaar te spreken over het inpassen van de nieuwe mogelijkheid
voor financiering. In juli zal ook een bezoek worden gebracht aan het instituut voor
positieve gezondheid. Ik ga tenslotte na de zomer met een aantal gemeenten in gesprek
over de rol van gemeenten op het gebied van zingeving en geestelijke verzorging.
Bekendheid
Eén van bovengenoemde deelprojectgroepen richt zich specifiek op communicatie en bekendheid
van geestelijke verzorging bij professionals in zorg en welzijn en bij de doelgroep.
De beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers (VGVZ) heeft van mij een opdracht
ontvangen om te komen tot een strategisch communicatieplan. Aan het einde van deze
zomer verwacht ik dit plan. Ik zal daarna met partijen bezien hoe de uitvoering hiervan
mogelijk kan worden gemaakt.
Budget
In mijn brief van 8 oktober 2018 (Kamerstuk 29 509, nr. 68) en het VSO van 9 januari 2019 (Kamerstuk 29 509, nr. 70) heb ik uiteengezet hoe ik de 35 miljoen euro uit het regeerakkoord wil inzetten.
De niet gebruikte 10 miljoen euro uit 2018 is inmiddels toegevoegd aan het budget
dat nu van 2019 tot en met 2022 loopt. Met de structurele doorloop in 2022 (5 miljoen
euro) bedraagt het totale budget voor deze periode derhalve 40 miljoen euro.
De herziene planning voorziet in 7,5 miljoen inzet per jaar via de netwerken in 2019
en 2020 (inclusief 2 miljoen voor de opbouw van de infrastructuur en 0,42 miljoen
voor de kinderpalliatieve netwerken) en 7 miljoen per jaar in 2021 en 2022 (zonder
de opbouwkosten, dus de facto een kleine stijging om rekening te houden met toenemende
vraag). In totaal betekent dat ongeveer 29 miljoen via de netwerken voor de inzet
van geestelijke verzorgers.6
De overige 11 miljoen voor de verdere verbetering van geestelijke verzorging wordt
verdeeld over het ZonMw programma (meerjarig 8,5 miljoen euro) en de overige kosten
voor de ondersteunende infrastructuur, bekendheid en mogelijke activiteiten via de
gemeenten (2,5 miljoen).
Verbinding met beleidsprogramma’s
De initiatieven op het gebied van geestelijke verzorging worden uitgevoerd in verbinding
met de programma’s Eén tegen eenzaamheid en Langer thuis, omdat deze programma’s zich
met name op (thuiswonende) ouderen richten. Binnen het programma Eén tegen eenzaamheid
is zingeving als belangrijk thema geïdentificeerd. In november 2019 wordt er vanuit
het programma een landelijke bijeenkomst over zingeving georganiseerd. In de organisatie
van deze bijeenkomst wordt de verbinding gezocht met inzichten en activiteiten vanuit
de aanpak geestelijke verzorging/levensbegeleiding. Ook binnen het programma Langer
thuis wordt het belang van de mogelijkheid om geestelijke verzorgers in te zetten
in de thuissituatie onderschreven.
Bij het congres Thuis in het Verpleeghuis (1 juli 2019) is expliciet aandacht voor
meer tijd en aandacht voor de bewoners, palliatieve zorg en het gesprek over het levenseinde.
B. Voor- en nadelen financieringsroutes na 2020
Ik wil bereikbaarheid van geestelijke verzorging in de thuissituatie structureel mogelijk
maken. Een van de vragen hierbij is hoe geestelijke verzorging het beste structureel
gefinancierd kan worden. Een eerste stap daartoe is om de voor- en nadelen van de
verschillende mogelijkheden voor financiering na 2020 in kaart te brengen, zoals ook
gevraagd in de motie-Dik-Faber en Slootweg7. In de bijlage bij deze brief is dit verkennende overzicht opgenomen, inclusief de
huidige financiering via de netwerken palliatieve zorg8.
Het uitgangspunt voor alle financieringsopties is dat waar mogelijk wordt aangesloten
bij lopende ontwikkelingen in de zorg (bijv. rond preventie, positieve gezondheid
en transmurale bekostiging). In de discussies over financiering zal ik ook de eerste
resultaten meenemen van financiering via de netwerken palliatieve zorg.
Om te bepalen welke financieringsopties geschikt zijn voor geestelijke verzorging,
is het van belang om beter te weten om welke soorten zorg en ondersteuning het gaat
bij geestelijke verzorging. Op dit moment weet ik nog niet precies bij welke doelgroepen
en voor welke vragen geestelijke verzorging de beste oplossing is. Het is daarom goed
mogelijk dat een combinatie van financieringsmogelijkheden de beste keuze is. Aan
de andere kant wil ik ook geen nieuwe verkokering en versplintering creëren.
Het overzicht is besproken in de stuurgroep geestelijke verzorging. De stuurgroep
stelt voor om het overzicht het komende half jaar verder uit te werken. Zo zal er
in het najaar een landelijke expertmeeting worden belegd om door te praten over de
verschillende financieringsmogelijkheden. Ik ondersteun dit.
Er is dus aanvullende informatie en meer discussie nodig voordat we tot een oordeel
kunnen komen welke vorm van financieren het meest aangewezen is. Ik wil u hierover
begin 2020 nader informeren.
Vervolg
Samen met de betrokken partijen blijf ik hard werken aan de opgave uit het regeerakkoord
op het gebied van levensbegeleiders/geestelijke verzorging. In de komende periode
ga ik door met de uitvoering van de drie beschreven sporen. Daarnaast ga ik verder
met het verkennen van de verschillende mogelijkheden voor structurele financiering
van geestelijke verzorging in de thuissituatie.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport