Brief regering : Verzamelbrief versterking handhavingsketen eerlijk, gezond en veilig werk
25 883 Arbeidsomstandigheden
Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2019
Het Kabinet hecht groot belang aan handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende
arbeidsmarkt en heeft dit verankerd in het Regeerakkoord. Onder meer zijn extra middelen
toegekend aan de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Dit is aanleiding geweest
om te inventariseren welke aanvullende beleidsmaatregelen de naleving rond eerlijk,
gezond en veilig werk kunnen bevorderen en de handhavingsketen kunnen versterken.
Met deze verzamelbrief informeren wij uw Kamer over een aantal nieuwe initiatieven
om de naleving van de arbeidswetten en de handhavingsketen van eerlijk, gezond en
veilig werk te bevorderen. Daarnaast informeren wij uw Kamer over de stand van zaken
op een aantal maatregelen rond de handhaving van eerlijk, gezond en veilig werk die
al enige tijd geleden in gang gezet zijn. Ook wordt in deze brief uitvoering gegeven
aan de toezegging in de brief «Toezegging inzake pilot cultuur- en gedragsinterventie
pesten» dat uw Kamer medio 2019 opnieuw geïnformeerd wordt over de pilot1.
Hieronder komen achtereenvolgens aan de orde:
1. een aantal nieuwe initiatieven die de handhavingsketen op het terrein van eerlijk
werk versterken;
2. de implementatie van de herziene Detacheringsrichtlijn en de invoering van de meldingsplicht
in het kader van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese
Unie (WagwEU);
3. maatregelen en activiteiten op het terrein van gezond en veilig werken;
4. de oprichting van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) en grensoverschrijdende handhaving.
De activiteiten en maatregelen in deze brief sluiten aan bij uitgangspunten en hoofdlijnen
uit onze brief van 9 april 2018 over de SZW handhavingskoers 2018–2021.
1. Verkenningen versterking handhavingsketen eerlijk werk
De wetgeving rond arbeidsvoorwaarden regelt het wettelijke minimum beschermingsniveau
voor werknemers. De handhaving daarvan is deels civielrechtelijk en deels in het bestuurs-
en strafrecht geregeld. Bovenop het wettelijke beschermingsniveau kunnen sociale partners
extra afspraken maken over arbeidsvoorwaarden in al dan niet verbindend verklaarde
cao’s. Bij het bevorderen van de naleving en de handhaving van arbeidswetten en de
afspraken in cao’s spelen burgers, bedrijven en diverse publieke en private toezichthouders
een rol. Samen met deze stakeholders wordt gewerkt aan het realiseren van verbeteringen.
Op diverse andere momenten is en wordt uw Kamer al geïnformeerd over verschillende
belangrijke maatregelen die de naleving en handhaving van arbeidsvoorwaarden verbeteren
en de aanpak van schijnconstructies bestrijden. Zo zijn op 13 november 2018 in het
kader van het programma «Samen tegen mensenhandel» verschillende maatregelen aangekondigd
die de aanpak van arbeidsuitbuiting verbeteren. Ook zal uw Kamer voor het einde van
de zomer de evaluatie van de Wet aanpak schijnconstructies (Was) ontvangen, in navolging
van de derde Was-monitor van 21 december 20182, waarin uw Kamer is geïnformeerd over de ervaringen van het voorafgaande jaar met
de Was. In een brief van 13 mei 20193 is uw Kamer geïnformeerd over verschillende maatregelen voor de aanpak van de problemen
rond contracting en verbetering van de naleving van de Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs (Waadi). Ook is in deze brief aangekondigd dat het uitzendregime
wordt geëvalueerd, waarbij ook het oneigenlijk gebruik van uitzendwerk onderzocht
wordt. Over de aanpak van de misstanden bij werk- en woonomstandigheden van arbeidsmigranten
uit de EU ontvangt u een dezer dagen een brief. Daarbij zal ook aandacht zijn voor
informatievoorziening aan arbeidsmigranten. Ook wordt uw Kamer een dezer dagen geïnformeerd
over de uitwerking van de maatregelen naar aanleiding van het Regeerakkoord over werken
als zelfstandige, over het risicogericht toezicht door de Inspectie SZW op de naleving
van de publiekrechtelijke arbeidswetgeving in het kader van schijnzelfstandigheid
en over de toezichts- en handhavingsstrategie van de Belastingdienst op de juiste
kwalificatie van de arbeidsrelatie in relatie tot de loonheffingen. Over de voortgang
van het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021 zal uw Kamer in het tweede kwartaal
geïnformeerd worden.
Hieronder informeren wij uw Kamer over een aantal aanvullende verkenningen naar beleidsmaatregelen
die de handhavingsketen rond arbeidsvoorwaarden kunnen versterken en die nog niet
in andere Kamerstukken zijn vermeld, en wordt u geïnformeerd over de voortgang van
de verkenning rond de bestuursrechtelijke handhaving van arbeidsuitbuiting.
Cao-naleving en -handhaving
In de bovengenoemde brief van 13 mei 2019 staat een aantal maatregelen genoemd die
zien op het verbeteren van de naleving en handhaving van cao’s en het tegengaan van
oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Onder meer is daarin aangegeven dat
het gesprek met sociale partners wordt aangegaan over het bevorderen van de naleving
en handhaving van cao’s. In het kader van het programma Eerlijk, Gezond en Veilig
Werk organiseren wij op 24 juni a.s. een bijeenkomst voor cao-partijen uit verschillende
sectoren. Hier kunnen best practices worden uitgewisseld om cao-naleving te bevorderen.
Daarnaast zal de bekendheid worden vergroot van de mogelijkheden om vermoedens van
overtreding van de Waadi te melden bij de Inspectie SZW. Tevens worden mogelijke wettelijke
maatregelen verkend om niet-naleving van de Waadi tegen te gaan en constructies die
bedoeld zijn om niet onder een cao te vallen.
Naast de bovenstaande maatregelen wordt gekeken naar informatie-uitwisseling tussen
publieke en private toezichthouders. Sociale partners zijn zelf verantwoordelijk voor
de naleving en handhaving van cao’s. Zij bevorderen de naleving op diverse manieren,
bijvoorbeeld door hierover specifieke afspraken te maken, door het geven van voorlichting
of door actief toezicht te houden middels een controleorgaan. De Inspectie SZW kan
in bepaalde gevallen verzocht worden hierin een ondersteunende rol te vervullen. Informatie-uitwisseling
tussen publieke en private toezichthouders vormt daarbij een belangrijk aspect en
draagt bij aan het versterken van de handhavingsketen. Zo is in artikel 10 van de
Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve
arbeidsovereenkomsten (Wet Avv) geregeld dat partijen de Inspectie SZW kunnen verzoeken
een onderzoek in te stellen als een vermoeden bestaat dat een of meer algemeen verbindend
verklaarde cao-bepalingen niet worden nageleefd. Daarnaast kan de Inspectie SZW verzocht
worden onderzoek te doen naar de naleving van de Waadi, als het vermoeden bestaat
dat de ter beschikking gestelde arbeidskracht niet de beloning ontvangt zoals die
geldt bij de inlener conform artikel 8 Waadi. In beide gevallen kunnen de verzoekers
met de uitkomsten van het onderzoek zelf vervolgstappen ondernemen om naleving af
te dwingen. Ook kan de Inspectie SZW op grond van de Wet aanpak schijnconstructies
(Was) vermoedens van niet naleving van cao’s melden aan cao-partijen en hun handhavingsinstanties,
zodat zij daarop actie kunnen ondernemen. Met het oog op het versterken van de naleving
en handhaving van cao’s willen wij verkennen in hoeverre de mogelijkheden voor publiek-private
informatie-uitwisseling verder verbeterd kunnen worden.
Verkenning effectievere handhaving Wml in wegtransport
De bevordering van eerlijk werk in het internationaal wegvervoer en de handhaving
daarvan kent zijn eigen dynamiek, met name vanwege het mobiele karakter van de werkzaamheden
in deze sector. Chauffeurs uit (vooral) Oost-Europese lidstaten of derde landen verrichten
regelmatig wegvervoer in West-Europa, waaronder ook in Nederland. De vraag is dan
of, en in welke gevallen, zij een minimumbeloning op grond van de Nederlandse Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) of een cao moeten ontvangen. Deze vragen
leven zowel in Nederland als in Europees verband, met name in relatie tot toepassing
van de Detacheringsrichtlijn op het wegtransport. Dit is een van de grote aandachtspunten
tijdens de onderhandelingen in het kader van het eerste mobiliteitspakket. Dat er
onduidelijkheid bestaat, blijkt ook uit het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure
is gestart tegen onder andere Duitsland met betrekking tot de toepassing van het wettelijk
minimumloon op al het wegtransport binnen de eigen landsgrenzen, waaronder transitovervoer4. Verder heeft de Hoge Raad recent prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van
de Europese Unie gesteld over de toepassing van de Detacheringsrichtlijn in het internationale
wegvervoer5.
In samenwerking met de Inspectie SZW, worden de mogelijkheden onderzocht om bestaande
onduidelijkheden weg te nemen of te verhelderen, zodat de naleving bevorderd wordt
en de effectiviteit van de handhaving verbeterd kan worden. Dit onderzoek richt zich
op knelpunten die in de praktijk van de Inspectie worden ervaren en specifiek op de
volgende vier onderdelen:
1. De mogelijkheden om te verduidelijken of en wanneer detacheringsregels van toepassing
zijn op internationale wegvervoerders. Hierbij wordt rekening gehouden met de lopende
onderhandelingen in het kader van het eerste mobiliteitspakket, waarin de toepassing
van de detacheringsregels op het internationaal wegvervoer, en de handhaving ervan,
een belangrijk onderdeel is.
2. De mogelijkheid om specifieke regels op te nemen voor het internationaal transport
ter verduidelijking of aanpassing van de reikwijdte van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
(Wml) aan het bestaande Europeesrechtelijke kader.
3. De mogelijkheid om informatie op te vragen ten aanzien van daadwerkelijk gewerkte
uren in Nederland of het buitenland.
4. De mogelijkheden om constructies aan te pakken waarbij gebruik gemaakt wordt van een
laag minimumloon, aangevuld met daggeldvergoedingen.
De komende periode wordt dit verder uitgewerkt. Afhankelijk van die uitwerking leidt
dit tot voorstellen om de handhaving van de Wml in het wegtransport te verbeteren.
De betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties zullen hierbij worden geraadpleegd.
De oplossing voor bepaalde problemen kan overigens alleen in Europees verband gevonden
worden, vanwege het grensoverschrijdende karakter van de werkzaamheden en de Europese
regels die op de sector van toepassing zijn. Naast de inventarisatie van deze knelpunten,
wordt door Eurofound een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop in verschillende
lidstaten wordt omgegaan met de toepassing van het minimumloon op het internationaal
wegvervoer.
Notoire overtreders en malafide bestuurders
Het kabinet gaat uit van eigen verantwoordelijkheid en vertrouwen, maar wanneer dat
vertrouwen niet gerechtvaardigd is, vraagt dit een andere wijze van optreden. Wanneer
het gaat om ernstig of herhaaldelijk handelen tegen de arbeidswetgeving, vergt dat
effectief optreden door de Inspectie SZW en andere toezichthouders, zodat bedrijven
of personen die zich hieraan schuldig maken, al dan niet met opzet, daar niet mee
wegkomen. Hieronder worden ook personen en bedrijven begrepen bij wie overtredingen
(nog) niet vastgesteld zijn, omdat zij door bijvoorbeeld doorstarten of het gebruik
van stromannen zich juist weten te onttrekken aan sancties. Wij verkennen of nieuwe
maatregelen en werkwijzen kunnen leiden tot een effectievere aanpak van notoire overtreders
en malafide ondernemers. De ervaringen van de Inspectie SZW worden daarbij betrokken.
Deze maatregelen kunnen ook effect hebben op de verbetering van de aanpak van malafide
bestuurders in de uitzendbranche.
Malafide bestuurders in de uitzendbranche
De uitzendbranche heeft aangegeven malafide bestuurders beter te willen aanpakken.
De Stichting Normering Arbeid (SNA) en de Stichting Naleving Cao in de uitzendbranche
(SNCU), hebben dit te kennen gegeven aan het Ministerie van SZW. Mede naar aanleiding
daarvan wordt met SNA, SNCU en andere partijen in de uitzendbranche, de Belastingdienst,
de Kamer van Koophandel, Inspectie SZW en het Ministerie van Financiën verkend of
doorstarters in de uitzendbranche beter aangepakt kunnen worden. Daartoe wordt eerst
in kaart gebracht welke informatie de partijen hebben en wat er nodig is om (meer
of eerder) informatie te delen. Medio 2019 wordt een barrièremodel opgesteld met de
betrokken partijen, waarbij onder meer in kaart wordt gebracht welke facilitators
malafide bestuurders in staat stellen hun kwalijke praktijken te blijven voortzetten
en welke instrumenten er zijn om daartegen barrières op te werpen. Vervolgens worden
afspraken gemaakt over de instrumenten die het beste kunnen worden opgepakt en door
wie en wordt verkend welke acties nog meer kunnen worden genomen. Dit traject resulteert
in een plan van aanpak eind 2019 waarvan de uitwerking gemonitord zal worden.
Verbetering van de aanpak van arbeidsuitbuiting, ernstige benadeling en de ondersteuning
van slachtoffers
In het kader van het programma «Samen tegen mensenhandel» wordt verkend hoe de aanpak
van arbeidsuitbuiting, ernstige benadeling en ondersteuning van slachtoffers verbeterd
kan worden. Arbeidsuitbuiting is een vorm van mensenhandel. Het gaat dan om ernstige
situaties op de werkvloer, waarbij sprake kan zijn van dwang, geweld, misleiding,
lange werkdagen en onderbetaling. In het programma «Samen tegen mensenhandel»6 dat samen met de Ministeries van Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en Buitenlandse Zaken is opgezet, worden verschillende acties omschreven
om de aanpak van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Een van de acties die uit dit programma
voortvloeit is een verkenning naar het verbeteren van onder meer de bestuursrechtelijke
aanpak van arbeidsuitbuiting, ernstige benadeling en ondersteuning van slachtoffers.
In februari en maart van dit jaar zijn er twee sessies geweest waarbij verschillende
stakeholders7 inbreng hebben geleverd. Tijdens deze sessies zijn de ambities van alle partijen
besproken en zijn er procesafspraken gemaakt over welke partners welke stappen zetten
om de aanpak te verbeteren en de slachtoffers betere ondersteuning te kunnen bieden.
Uit de verkenning blijkt dat de grootste problemen van het moment liggen op het grijze
gebied tussen strafrecht en bestuursrecht, waarbij werknemers ernstig benadeeld worden,
maar niet (aantoonbaar) sprake is van mensenhandel. In een werkgroep zullen verschillende
feitencomplexen worden bekeken om nader te onderzoeken waar het precies misgaat, waar
er mogelijkheden onbenut blijven, en waar behoefte is aan nieuwe wet- en regelgeving.
Wij verwachten uw Kamer voor het einde van 2019 te kunnen informeren over het vervolg
van de bovenstaande verkenningen.
2. Herziening Detacheringsrichtlijn en invoering meldingsplicht WagwEU
Ook de invoering van de meldingsplicht in het kader van de WagwEU en de implementatie
van de herziene Detacheringsrichtlijn leiden tot versterking van de handhavingsketen.
In de WagwEU is voorzien in een meldingsplicht voor buitenlandse dienstverrichters
uit andere EU-lidstaten, waarin zij onder meer aangeven welke dienst zij komen verrichten,
gedurende welke periode en welke gedetacheerde werknemers daarbij betrokken zijn.
Een overzicht van de dienstverrichters en gedetacheerde werknemers uit andere lidstaten
die in Nederland actief zijn, draagt sterk bij aan een verbetering van de informatiepositie
van Inspectie SZW, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Belastingdienst en daarmee
aan de handhaving van de belangrijkste Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Dit maakt het
mogelijk om effectievere en op het risico afgestemde controles uit te voeren. Hiermee
wordt de naleving van goede arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden door buitenlandse
dienstverrichters bevorderd en kunnen gedetacheerde werknemers die tijdelijk in Nederland
arbeid verrichten beter worden beschermd. Dit bevordert een gelijk speelveld en bestrijdt
oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Doordat de ontvanger van de dienst
de melding moet controleren, wordt de betrouwbaarheid daarvan vergroot.
De werkzaamheden voor deze meldingsplicht zijn in volle gang, in samenwerking met
de Inspectie SZW, de SVB, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Belastingdienst.
Er wordt onder meer een voorlichtingssite opgezet voor buitenlandse dienstverrichters
en Nederlandse dienstontvangers zodat zij kunnen zien wat van hen in dit kader wordt
verwacht. Ook wordt een voorlichtingscampagne ontwikkeld. Daarnaast wordt het digitale
meldsysteem ontwikkeld.
Verder dient op 30 juli 2020 de herziene detacheringsrichtlijn geïmplementeerd te
zijn. Het doel van de herzieningsrichtlijn is een nieuwe en betere balans te vinden
tussen enerzijds het bevorderen van het vrij verrichten van diensten in de Europese
Unie en anderzijds de bescherming van de rechten van gedetacheerde werknemers, waaronder
met name de bescherming van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van deze werknemers.
Deze bescherming dient te leiden tot minder verschil in arbeidsvoorwaarden, wat een
gelijk speelveld tussen ondernemingen bevordert en verdringing van het lokale arbeidsaanbod
tegengaat. Zo wordt de harde kern van arbeidsvoorwaarden waar gedetacheerde werknemers
recht op hebben uitgebreid en hebben zij recht op aanvullende arbeidsvoorwaarden en
-omstandigheden na 12 dan wel 18 maanden. De richtlijn schrijft ook voor dat uitzendbureaus
verantwoordelijk blijven voor de juiste betaling van de gedetacheerde werknemer, ook
als de dienstontvanger de gedetacheerde werknemer doorzendt naar een volgende dienstontvanger.
Tevens worden de rechten van gedetacheerde uitzendkrachten en nationale uitzendkrachten
gelijkgetrokken. Daarnaast kunnen vergoedingen, waarvan de werkgever niet heeft gespecificeerd
welke onderdelen ervan zijn uitgekeerd als vergoeding voor daadwerkelijk in verband
met de detachering gemaakte kosten, niet tot het minimumloon worden gerekend. Dit
bevordert de naleving en handhaving van het wettelijk minimumloon en van de harde
kern van arbeidsvoorwaarden.
3. Gezond en veilig werk
Goede arbeidsomstandigheden zijn noodzakelijk om gezond en veilig te kunnen werken.
De verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij de werkgevers en werknemers, de
overheid faciliteert, ondersteunt en handhaaft waar nodig. Op het terrein van gezond
en veilig werken zijn de afgelopen periode al een aantal activiteiten ondernomen om
de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving te bevorderen.
Gevaarlijke stoffen en de Risico-inventarisatie en Evaluatie (RI&E).
Gevaarlijke stoffen kunnen sluipmoordenaars zijn. Circa 1 op de 6 werknemers heeft
op het werk te maken met gevaarlijke stoffen en ieder jaar overlijden ongeveer 3.000
mensen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen in hun arbeidsverleden.
De aanpak van blootstelling aan gevaarlijke stoffen is dan ook een speerpunt van het
beleid. Dit richt zich op het versterken van de rol van werkgevers, opdrachtgevers,
werknemers en zzp’ers door middel van preventie en kennisdeling, strengere handhaving
en vergemakkelijking van de schadeafhandeling door werkgevers.
Op 5 maart dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inzet op het gebied van werken
met Chroom-68. De aanbevelingen van de onafhankelijke commissie Tilburg Chroom-6 zijn overgenomen.
Aan de invulling en uitwerking van de maatregelen die voortvloeien uit deze aanbevelingen
wordt nu gewerkt. Daarnaast hebt u op 18 juni j.l. de voortgangsbrief gevaarlijke
stoffen ontvangen. In deze brief heb ik u geïnformeerd over de ontwikkelingen en aangekondigde
maatregelen binnen het beleid van gevaarlijke stoffen. In de ministerraad van 14 juni
jl. heeft het kabinet de instellingsregeling van een commissie «Vergemakkelijking
Schadeafhandeling Beroepsziekten» geaccordeerd. De commissie heeft als opdracht gekregen
aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie van het proces van schadeafhandeling
bij beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De heer Ton Heerts
is bereid gevonden het voorzitterschap van de Commissie op zich te nemen.
Verder wordt gewerkt aan verbeteringen in het functioneren van de arbobeleidscyclus.
Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar het midden- en klein bedrijf en bedrijven
die werken met gevaarlijke stoffen. De RI&E maakt onderdeel uit van de arbobeleidscyclus
en is een van de kernverplichtingen van de Arbowet. Extra inzet op verbetering van
de naleving van deze kernverplichtingen is noodzakelijk. Onlangs bent u geïnformeerd
over de inzet op het verbeteren van de naleving van de RI&E.9 Enerzijds via het aanscherpen van het toezicht en de handhaving, met als voornemen
om de boete te verhogen voor het niet beschikken over een RI&E. Anderzijds met communicatie
en ondersteuning van bedrijven. Onder meer via het Steunpunt RI&E en door werkgevers-
en werknemersorganisaties te ondersteunen bij het stimuleren van hun achterban. Het
advies van de Strategische Commissie betere regelgeving bedrijven inzake uitvoering
van de RI&E is ondersteunend aan deze twee stappen en het ingezette beleid. Tot slot
vindt onderzoek plaats naar de knelpunten bij de totstandkoming van de RI&E, inclusief
de rol van betrokken deskundigen. Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek
worden zo nodig maatregelen getroffen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit
van de RI&E.
Programma Eerlijk, Gezond en Veilig Werk
Naast stevige handhaving is ook de inzet op preventie een belangrijk onderdeel van
de handhavingsketen. Vanuit de middelen voor het Inspectie Control Framework (ICF)
is in 2018 het programma Eerlijk, Gezond en Veilig Werk gestart met als doel bij te
dragen aan een betere naleving van de regels via preventie. Het programma doet dit
door sectoren, brancheorganisaties en bedrijven te stimuleren om vooral zelf initiatief
te nemen en zich actief in te zetten voor eerlijk, gezond en veilig werk. Onderdeel
van het programma is het vergroten van de kennis en bewustwording ten aanzien van
eerlijk, gezond en veilig werk binnen sectoren en bij werkenden. Hierbij kan gedacht
worden aan doelgroepen als bijvoorbeeld jongeren, arbeidsmigranten en flexwerkers.
Voor het stimuleren en ondersteunen van brancheorganisaties, werkgevers- en werknemersverenigingen
bij preventie is vanuit het programma dit jaar € 600.000 euro aan subsidie beschikbaar
gesteld. De subsidieregeling is gepubliceerd in de Staatscourant. Naast financiële
ondersteuning biedt het programma ondersteuning door kennis te delen en ervaringen
uit te wisselen tussen partijen. Hiervoor worden bijvoorbeeld bijeenkomsten georganiseerd.
Zo wordt, zoals hierboven al aangegeven, op 24 juni een bijeenkomst georganiseerd
om cao-naleving te bevorderen. Na de zomer wordt in een bijeenkomst aandacht besteed
aan interventies rond het thema werkdruk. Goede voorbeelden uit de praktijk worden
daarnaast ontsloten via het Arboportaal. Het programma verbindt en stimuleert actief
samenwerking tussen de verschillende partijen.
Actieteam Goed en Gezond Werken
Het Actieteam Goed en Gezond Werken is in 2016 toegezegd door de toenmalig Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)10 om een extra impuls te geven aan de aanpak van de oorzaken van psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Het Actieteam Goed en Gezond Werken heeft twintig
bedrijven begeleid die PSA willen aanpakken maar niet goed weten op welke wijze zij
dit het beste kunnen doen. Deze bedrijven zijn in de periode januari tot en met september
2018 ondersteund bij het bepalen van interventies om gedrag en cultuur te veranderen
en ongewenste omgangsvormen te voorkomen. Het gaat hierbij om een experimentele aanpak,
waarbij de zgn. actieonderzoekmethode is toegepast.
Inmiddels heeft er een onafhankelijke evaluatie plaatsgevonden, met als centrale vraag
of een actieteam een goed beleidsinstrument is en zo ja, onder welke voorwaarden dan
en in welke (beleids)context. Uit de evaluatie11 komen een aantal belangrijke punten naar voren:
• De actieteamaanpak is een waardevolle methode voor de aanpak van thema’s als werkstress
en ongewenst gedrag en voor het realiseren van een positief werkklimaat. Alle betrokkenen
vonden unaniem het werken met een actieteam goed en zinvol.
• Met de actieteammethode slagen organisaties er in medewerkers daadwerkelijk in beweging
te krijgen en actief te betrekken. Vooral vanwege het multidisciplinaire, actiegerichte
karakter en de mogelijkheid voor maatwerk, waardoor verschillende partijen gezamenlijk
en van onderaf praktisch aan de slag gaan.
• Niet bij alle twintig organisaties is het werken met een actieteam zonder problemen
verlopen. Het werken aan een actieteam kan alleen werkelijke opbrengsten en resultaten
opleveren als voldaan wordt aan een aantal bekende organisatorische randvoorwaarden:
commitment van het management, goede voorbereiding, inbedding in de organisatie (follow
up en borging), voldoende tijd en capaciteit en adequate doorlooptijd en planning.
• Volgens de onderzochte bedrijven is de actieaanpak ook geschikt voor toepassing in
andere organisaties en bij andere thema’s dan werkstress en ongewenst gedrag waar
brede betrokkenheid of brede inspraak van medewerkers wenselijk is.
Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers om zelf maatregelen te
nemen op het gebied van duurzame inzetbaarheid in al haar facetten, en te zorgen dat
er daadwerkelijk in de bedrijven een cultuurverandering zal plaatsvinden. Uit de hiervoor
genoemde evaluatie blijkt dat de actieteamaanpak een goede methode kan zijn voor de
aanpak van werkstress en ongewenst gedrag en het realiseren van een positief werkklimaat.
Via (sociale) media is deze aanpak breed onder de aanpak gebracht en zal dat de komende
tijd nogmaals gebeuren.
Pilot cultuur- en gedragsinterventie pesten op het werk
Zoals in de Kamerbrief Integrale aanpak pesten12 is aangekondigd, wordt in deze pilot bezien of organisaties door de Inspectie SZW
in de toekomst kunnen worden aangezet om achterliggende oorzaken van pesten op het
werk – een slecht werkklimaat en een negatieve cultuur – aan te pakken middels een
bewezen effectieve interventie. Door bij tien organisaties uit diverse sectoren als
de zorg, openbaar vervoer, openbaar bestuur en de ondersteunende/zakelijke dienstverlening
een gedrags- en cultuurinterventie te toetsen en door te ontwikkelen, wordt duidelijk
of de interventie effectief is en kan worden toegevoegd aan de interventiemix van
Inspectie SZW.
Na een verkennende en voorbereidende fase is de eerste organisatie in de pilot cultuur-
en gedragsinterventie op het gebied van pesten op het werk in april 2019 van start
gegaan. De nadruk ligt nog op de werving van de overige negen organisaties. Met acht
organisaties vinden gesprekken plaats waarvan vijf organisaties zich in de afrondende
fase voor deelname aan de pilot bevinden. Voorwaarde voor de Inspectie SZW om organisaties
aan te zetten het werkklimaat en de cultuur te verbeteren, is dat de beoogde interventie
aansluit bij de stand van de wetenschap. Gedurende de looptijd van de pilot zal ten
aanzien van de communicatie over de pilot terughoudendheid worden betracht, aangezien
de communicatie in zichzelf al de resultaten kan beïnvloeden.
Burn-out
Ongewenst gedrag op de werkvloer kan leiden tot stress, ziekte en uitval. Zoals eerder
aan uw Kamer gemeld laat de Arbobalans 2018 zien dat een groot aantal mensen burn-outklachten
ervaart als gevolg van hoge taakeisen, een gebrek aan autonomie, ongewenst gedrag
op de werkvloer of een combinatie van deze factoren. Zoals reeds toegezegd ontvangt
uw Kamer naar verwachting eind 2019 de (tussen)resultaten van een onderzoek naar achterliggende
oorzaken van burn-out verschijnselen. Dit betreft een onderzoek naar de oorzaken van
burn-out in relatie tot werk-privé omstandigheden onder verschillende risicogroepen
en risicosectoren, zoals onderwijs en zorg.
4. Grensoverschrijdend handhaven
De afgelopen jaren zijn er flinke stappen gezet in de Europese Unie om grensoverschrijdende
handhaving te versterken. Zo zijn de Handhavingsrichtlijn (2014), het Europees Platform
tegen Zwartwerk (2016), de herziening van de Detacheringsrichtlijn (2018) en de Europese
Arbeidsautoriteit tot stand gekomen (2019). Dit zijn positieve stappen in het bestrijden
van de negatieve effecten van de interne markt.
Europese Arbeidsautoriteit (ELA)
Op 16 april is een akkoord bereikt over de oprichting van de Europese Arbeidsautoriteit
(ELA). Het kabinet is voorstander van de oprichting van de ELA. Van het scheppen van
een zelfstandige Europese structuur, die zich systematisch gaat bezighouden met coördineren
van de samenwerking binnen Europa bij de handhaving van grensoverschrijdende regelingen,
gaat naar het oordeel van het kabinet een krachtig signaal uit. De verwachting is
dat de oprichting van de ELA ertoe zal leiden dat lidstaten meer en efficiënter met
elkaar samenwerken om te komen tot effectievere grensoverschrijdende handhaving. Ook
zal de ELA gaan bijdragen aan eenduidige en consistente informatievoorziening richting
werknemers en werkgevers. Daarnaast kan de ELA gaan bemiddelen bij geschilpunten over
de interpretatie van EU-regelgeving op het terrein van grensoverschrijdende arbeid
en sociale zekerheid.
De ELA maakt de samenwerking tussen inspecties en andere handhavende instellingen
(zoals de Belastingdienst, SVB, UWV) tussen de lidstaten gemakkelijker door te zorgen
voor een goede coördinatie op zowel strategisch als operationeel niveau. De verwachting
is dat de komst van de ELA het werk van inspecteurs eenvoudiger maakt wanneer zij
bij een inspectie te maken krijgen met bedrijven of werknemers die in een andere lidstaat
gevestigd zijn of uit een andere lidstaat komen. Ook kan via de ELA meer informatie
met andere lidstaten uitgewisseld worden. Deze informatie uit andere lidstaten helpt
om frauduleuze praktijken van bedrijven en benadeling van werknemers in Nederland
op het spoor te komen en aan te pakken.
De verwachting is dat de ELA haar activiteiten in de tweede helft van 2019 zal kunnen
aanvangen en vanaf dat moment geleidelijk haar activiteiten zal opbouwen. Nederland
is betrokken bij de voorbereidingen van de oprichting en zal een actieve rol spelen
om de Nederlandse prioriteiten daarin te waarborgen. Zo zal Nederland zich gaan inzetten
voor een soepele overgang van bestaande activiteiten naar het nieuwe agentschap (waaronder
de overgang van het Platform tegen Zwartwerk naar de ELA), een sterke rol voor de
nieuw aan te stellen nationale verbindingsofficieren (die bij de ELA komen te werken
waardoor ze nauw contact met elkaar hebben) en voor het betrekken van nationale experts
om te waarborgen dat het nationaal perspectief wordt meegenomen in de verschillende
discussies.
De Inspectie SZW verwacht dat met de komst van de ELA de samenwerking met inspecties
in andere lidstaten verder kan worden versterkt en uitgebreid. Het gaat om grensoverschrijdende
problematiek rondom arbeid, maar eveneens om het voldoen aan Europese regelgeving
op het terrein van arbeidsomstandigheden. De Raad van Europa en Europol verwachten
dat arbeidsuitbuiting nog in omvang zal toenemen vanwege vluchtelingenstromen, flexibilisering
en globalisering. Verschillende inspectieprogramma’s begeven zich dan ook steeds meer
op internationaal terrein.13 Het programma Arbeidsuitbuiting van de Inspectie heeft bijvoorbeeld als doel om deze
groepen effectiever te beschermen door het verhogen van de meldingsbereidheid en het
intensiveren van de nationale en internationale aanpak.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.