Brief regering : Exporteisen thermisch gereinigde grond
30 015 Bodembeleid
Nr. 59
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2019
In het VAO Leefomgeving van 19 maart jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 64, item 36) heb ik naar aanleiding van een vraag van het lid Von Martels (CDA) toegezegd aanvullende
informatie te geven over de gestelde eisen aan de export van thermisch gereinigde
grond (TGG). Met deze brief geef ik invulling aan deze toezegging.
Algemeen
Op 3 juli 2018 heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Dik-Faber uw Kamer geïnformeerd
over problemen met TGG in de Westdijk in Bunschoten (Aanhangsel Handelingen II 2017/18,
nr. 2669). In mijn brief van 11 december 2018 (Kamerstukken 27 625 en 30 015 nr. 456) heb ik aangegeven dat TGG door het reinigingsproces andere eigenschappen heeft dan
grond die bij normale ontgravingen vrijkomt. Ook heb ik in die brief aangegeven dat
de normen uit het Besluit bodemkwaliteit onvoldoende waarborg bieden tegen de mate
waarin verontreinigingen naar het grondwater kunnen uitspoelen. In de TGG zijn niet
genormeerde stoffen, zoals sulfaat, aangetroffen en stoffen die niet in de TGG werden
verwacht en waarvan de herkomst onduidelijk is, zoals GenX en PFOA.
Export
TGG is een afvalstof tot op het moment deze nuttig is toegepast. Op grond van de Europese
Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA1) dient voor de export van TGG voorafgaand aan de overbrenging een kennisgevingsprocedure
te worden gevolgd en dient schriftelijke toestemming van de autoriteiten van het land
van verzending (Nederland) en het land van ontvangst te worden verkregen. Een kennisgeving
wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit in het land van verzending. In Nederland
is dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
Bij overbrengingen binnen de Europese Unie geldt dat de bevoegde autoriteiten van
de betrokken lidstaten een besluit nemen op de kennisgeving. In dit besluit wordt
aangegeven of vanuit de lidstaat van verzending of lidstaat van ontvangst bezwaren
bestaan tegen de voorgenomen overbrenging van de TGG. In de EVOA zijn de gronden opgenomen
waarop de bevoegde autoriteiten bezwaar kunnen maken tegen de voorgenomen overbrenging2. Artikel 12 verwijst daarbij naar afvalbeheerplannen. Voor Nederland houdt dit in
een verwijzing naar het Landelijk Afvalbeheerplan, het LAP. In het beleidskader van
LAP3 is het toetsingskader opgenomen en zijn de bezwaargronden en EVOA-procedures
voor de overbrenging van afvalstoffen vanuit en naar Nederland uitgewerkt3.
Voor het nemen van een besluit op een schriftelijke kennisgeving toetst de ILT de
schriftelijke kennisgeving in het bijzonder aan de EVOA, aan het LAP3 (inclusief de
sectorplannen; in geval van TGG is sectorplan 39 van toepassing), aan jurisprudentie
en aan andere toepasselijke wet- en regelgeving. In dat kader beoordeelt de ILT onder
andere:
– of wordt voldaan aan de voorwaarden die de EVOA stelt aan een algemene kennisgeving4; zo dienen de afvalstoffen die worden overgebracht op een algemene kennisgeving in
essentie soortgelijke fysische en chemische eigenschappen te hebben; om dat aan te
tonen, moet de kennisgever een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de over te brengen
afvalstoffen doen; in ieder geval moeten de herkomst en de samenstelling van de afvalstoffen
duidelijk zijn omschreven;
– of de juiste wijze van verwerking is opgegeven (nuttige toepassing of verwijdering);
– of de beoogde verwerking voldoende hoogwaardig is en in lijn is met de afvalhiërarchie;
bij onvoldoende hoogwaardigheid bij overbrenging vanuit Nederland als gevolg van een
verwerking op een lagere trede van de afvalhiërarchie, of bij strijdigheid met de
minimumstandaard bij overbrenging naar Nederland maakt de ILT in beginsel bezwaar
tegen de overbrenging wegens strijd met artikel 4 van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen;
– of een contract is afgesloten tussen de kennisgever van de TGG en de ontvanger van
de TGG om de afvalstoffen terug te nemen indien de overbrenging dan wel de nuttige
toepassing niet op de geplande wijze is voltooid of indien sprake is van een illegale
overbrenging.
– of voor het grensoverschrijdend transport van de TGG vooraf een borgsom of gelijkwaardige
verzekering is gestort, dit ter dekking van een overbrenging die niet kan worden voltooid
of ter dekking van een retourtransport ingeval van een illegale overbrenging.
Voorzorgsbeginsel
Het voorzorgsbeginsel5 vormt een van de hoekstenen van het milieubeleid van de Europese Unie. Het voorzorgsbeginsel
voorziet in (preventief) optreden tegen een (mogelijk) gevaar voor de gezondheid van
mensen, dieren of planten of ter bescherming van het milieu.
In het begin van mijn brief heb ik al aangegeven dat naar aanleiding van de problemen
met de toepassing van TGG in de Westdijk in Bunschoten is geconstateerd dat stoffen
zich anders gedragen dan aanvankelijk werd verwacht. Ook zijn stoffen in de TGG aangetroffen
die niet voorzien waren en die deels niet genormeerd zijn. Daarnaast zijn nieuwe stoffen
als GenX en PFOA aangetroffen in TGG. Op basis van deze constateringen vraagt de ILT
bij de kennisgever aanvullende analysegegevens op over de samenstelling en de uitloging
van de TGG waarvoor een kennisgeving voor export wordt aangevraagd. Dit is noodzakelijk
om er zeker van te zijn dat de voor export bestemde TGG geen stoffen bevat die normaliter
niet in TGG voorkomen en geen stoffen bevat die zich anders gedragen dan verwacht.
Hiermee wordt voorkomen dat TGG geëxporteerd wordt die tot milieuproblemen in het
buitenland kan leiden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat