Brief regering : Reactie op verzoek commissie inzake duidelijkheid over duur renteaftrek en berekening hypotheekbedragen
2019D23386
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft mij op 18 maart 2019 verzocht te reageren
op een vraag van de heer J.J. K. te V. over de duur van de renteaftrek en de berekening
van hypotheekbedragen. Ik informeer u als volgt.
Samenvatting vraag van de heer K.
De heer K. verwijst in zijn mail van 26 februari 2019 naar een column van zijn hand
van 4 januari 2019. In deze column beschrijft de heer K. dat onduidelijk zou zijn
of door een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen het renteaftrekverleden
van de ene echtgenoot voor 50% overgaat op de andere echtgenoot. Het antwoord op deze
vraag is van belang om het recht op renteaftrek van de echtgenoten te bepalen. In
zijn mail vraagt de heer K. welke stappen hij moet ondernemen om hier duidelijkheid
over te krijgen.
Procedurele reactie op de vraag van de heer K.
De heer K. stelt in een column in het algemeen een inhoudelijke vraag aan de orde
over de uitleg van een fiscale regeling. Het is niet gebruikelijk voor de Belastingdienst
of het Ministerie van Financiën om naar aanleiding van een column op internet of in
andere media inhoudelijk te reageren op vragen die daarin aan de orde komen. Vragen
over de toepassing van wettelijke regelingen in het algemeen kunnen via het loket
Informatie rijksoverheid worden voorgelegd. Vragen over de individuele situatie van
een belastingplichtige kunnen worden voorgelegd via de BelastingTelefoon. Mij is niet
bekend dat de heer K. zijn vraag aan de Belastingdienst of het Ministerie van Financiën
heeft voorgelegd.
Inhoudelijke reactie op de vraag van de heer K.
De vraag van de heer K. is of het renteaftrekverleden van de ene echtgenoot door een
huwelijk in algehele gemeenschap van goederen voor 50% overgaat op de andere echtgenoot
vanwege de civielrechtelijke boedelmenging.
Door een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen valt het voorhuwelijkse vermogen
van de echtgenoten in de gemeenschap (civielrechtelijke boedelmenging). Het renteaftrekverleden
is geen civielrechtelijk begrip maar een fiscaal begrip. Als de fiscale wetgever wil
dat een boedelmenging krachtens huwelijk ook fiscale gevolgen heeft voor het renteaftrekverleden,
dan moet dat expliciet geregeld worden in de wet. Voor de annuïtaire eigenwoningschuld
die bestaat op het moment van het huwelijk is dat wettelijk geregeld (in artikel 3.119c,
negende lid, Wet IB 2001). Het lopende aflossingsschema gaat door een huwelijk in
algehele gemeenschap van goederen over op de huwelijkse partner voor het deel van
de schuld (de helft) dat door boedelmenging overgaat op die partner. Ook het recht
op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden en de lopende dertigjaarstermijn
gaan in die situatie over op de huwelijkse partner voor het deel van de schuld dat
door boedelmenging overgaat op die partner (artikel 10bis.1, zevende lid, eerste volzin,
Wet IB 2001). Dit betekent dat alleen het aflossingsschema van een lopende eigenwoningschuld,
het recht op overgangsrecht van een aanwezige bestaande eigenwoningschuld en de daarbij
behorende dertigjaarstermijn overgaan op de huwelijkse partner bij een huwelijk in
algehele gemeenschap van goederen. De wetgever heeft daarnaast uitdrukkelijk bepaald
dat de mogelijkheid tot herleven van het recht op overgangsrecht binnen de oversluittermijn
ook overgaat op de huwelijkse partner als sprake is van boedelmenging krachtens huwelijk
(artikel 10bis.1, zevende lid, tweede volzin, Wet IB 2001).
In andere situaties gaat het renteaftrekverleden op grond van de wettelijke regeling
niet voor de helft over naar de andere echtgenoot bij een huwelijk in algehele gemeenschap
van goederen.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Indieners
-
Indiener
M. Snel, staatssecretaris van Financiën