Brief regering : Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 mei 2019 te Brussel
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1602
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2019
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 mei 2019
te Brussel.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad, 16 en 17 mei 2019
Eurogroep 16 mei
Macro-economische situatie en beleidsuitdagingen
De Eurogroep heeft een discussie gehouden over de macro-economische ontwikkelingen
en de beleidsuitdagingen die daarbij horen, mede op basis van de Lenteraming van de
Europese Commissie (Commissie) van 7 mei jl.1 De afgelopen jaren is, met de oprichting van het ESM, de bankenunie en het aanscherpen
van de begrotingsregels, een aantal belangrijke voorwaarden voor economische en financiële
stabiliteit en duurzame economische groei op Europees niveau geschapen. Tijdens de
Eurotop van 14 december vorig jaar zijn belangrijke stappen gezet om de Economische
en Monetaire Unie (EMU) verder te versterken.2 Deze stappen worden momenteel uitgewerkt.
De Commissie gaf aan dat de economische groei in de Eurozone dit jaar zal aanhouden,
maar waarschijnlijk minder zal zijn dan eerder verwacht. Deze bijstelling is volgens
de Commissie te wijten aan handelsonzekerheid en nadelige binnenlandse factoren. De
Commissie ziet een aantal risico’s, zoals een escalatie van het handelsconflict, een
no-deal Brexit en een scherper dan verwachte vertraging van de economische groei in
China. Verder gaf de Commissie aan dat landen met hoge schulden meer prudent beleid
moeten voeren. Landen met begrotingsruimte zouden volgens de Commissie hun geplande
stimuli moeten uitvoeren en eventueel verhogen in het geval van een sterkere groeivertraging.
Tot slot gaf de Commissie aan dat het ontbreken van een centrale begrotingscapaciteit
in de eurozone het moeilijk maakt om schokken op te vangen en is volgens hen meer
werk nodig om deze capaciteit te ontwikkelen.
Verschillende lidstaten benoemden dat het voor het bestendigen van duurzame economische
groei op lange termijn van belang is dat lidstaten structurele hervormingen doorvoeren
en productiviteitsgroei bevorderen. Enkele lidstaten gaven aan dat volgens hen meer
investeringen en overheidsuitgaven nodig zijn om de economische groei te bevorderen.
Nederland heeft aangegeven dat de belangrijkste uitdaging van de eurozone betrekking
heeft op het versterken van nationale economieën. Daarbij is de implementatie van
structurele hervormingen en bevordering van productiviteitsgroei van belang. Productiviteitsgroei
vormt de basis van concurrentievermogen en welvaart en is het afgelopen decennium
in een aantal eurolanden achtergebleven bij andere ontwikkelde economieën. Daarnaast
heeft Nederland aangegeven dat juist in Nederland de afgelopen jaren de overheid extra
geld heeft geïnvesteerd in de economie.
Overige punten
Op basis van de berichten over mogelijke beleidsvoornemens in Griekenland hebben de
Commissie en het ESM aangegeven dat Griekenland zich aan de afspraken in het kader
van de post-programma fase dient te houden. Een volgend enhanced surveillence rapport over Griekenland wordt begin juni verwacht. Verder hebben de nieuwe Ministers
van Financiën van Estland en Slowakije hun nationale beleidsprioriteiten in de Eurogroep
toegelicht.
Eurogroep (in inclusieve samenstelling3) 16 mei
Verdieping EMU – eurozone-instrument voor convergentie en concurrentievermogen
Tijdens de Eurogroep hebben lidstaten opnieuw van gedachten gewisseld over een begrotingsinstrument
voor convergentie en concurrentievermogen (BICC). Uw Kamer is in de afgelopen maanden
diverse keren geïnformeerd over de voortgang en de Nederlandse positie ten aanzien
van dit instrument, meest recent nog in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en
Ecofinraad4 en in de brief over het gezamenlijk statement van de Hanze-coalitie over het BICC5. Tijdens de Eurogroep spraken lidstaten over zowel de financiering als de algemene
kenmerken van het instrument.
Ten aanzien van de financiering hebben meerdere lidstaten tijdens de eurogroep duidelijk
gemaakt via een intergouvernementele overeenkomst (Intergovernmental Agreement, IGA) additionele bijdragen van eurolanden aan het instrument mogelijk te willen
maken, buiten de reguliere afdrachten aan het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Nederland
heeft aangegeven dat het inzet op financiering van het instrument binnen de EU-begroting
en onder het MFK-plafond. Ook verschillende andere lidstaten gaven aan geen voorstander
te zijn van additionele financiering buiten het MFK en gaven daarbij aan zodoende
geen noodzaak te zien voor een IGA.
Ten aanzien van de kenmerken is met name gesproken over de werking van het instrument
en de criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor middelen
uit het BICC. Er is brede overeenstemming onder lidstaten dat het instrument zich
moet richten op het stimuleren van hervormingen en investeringen. Nederland heeft
aangegeven met name toegevoegde waarde te zien in het stimuleren van hervormingen
die worden geïdentificeerd in het kader van het Europees Semester. Andere lidstaten
zien die toegevoegde waarde ook, maar benadrukken de bijdrage van investeringen aan
het convergentie- en concurrentievermogen. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat
alleen lidstaten die zich houden aan de regels die zijn vastgelegd in het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) toegang zouden moeten krijgen tot de middelen uit het instrument.
Een aantal lidstaten wil echter geen link leggen met het SGP.
Tijdens het AO van 14 mei jl. heeft uw Kamer gevraagd om meer informatie over de governance van het instrument, de criteria die zullen gelden en het besluitvormingsproces. Onderstaand
vindt u hierover aanvullende informatie.
Ten aanzien van de governance van het instrument is er overeenstemming dat de economische aansturing van het instrument
mogelijk is op basis van het Europees Semester, waarin de lidstaten via de Raad een
belangrijke stem hebben. De rapportages en aanbevelingen die jaarlijks in het kader
van het Europees Semester worden gedaan, kunnen helpen bij het identificeren van hervormingen
en investeringen die bijdragen aan convergentie en concurrentiekracht. Ook Nederland
steunt een sterke link tussen het instrument en het Europees Semester. De uitdagingen
en aanbevelingen die worden geïdentificeerd in het Semester leveren doorgaans een
waardevolle bijdrage aan de beleidsvorming. Een openstaand discussiepunt is de vraag
of voor de economische aansturing kan worden volstaan met het huidig raamwerk van
het Europees Semester (eurozone- en landen-specifieke aanbevelingen) of dat een separate
verordening wenselijk is die de economische aansturing van het BICC meer in detail
vastlegt. Over deze mogelijke nieuwe verordening (op basis van artikel 136 TFEU),
en eventuele uitvoeringshandelingen die eruit voortvloeien, zouden dan alleen eurolanden
kunnen stemmen. Sommige lidstaten zijn van mening dat ook hiermee de eurozonecomponent
van het BICC nog onvoldoende zou worden verankerd. Zij pleiten voor een IGA waarin
afspraken over de inzet van het instrument voor de eurolanden kunnen worden vastgelegd.
Er is brede steun onder lidstaten voor een – door de Europese Commissie geschetste
– werkwijze waarbij lidstaten hun hervormings- en investeringsplannen indienen bij
de Europese Commissie, die deze beoordeelt op basis van vooraf bepaalde criteria en
zo tot een initiële toekenning van middelen komt. Een uitkering van middelen zou dan
plaatsvinden zodra de hervormingen en investeringen naar behoren zijn geïmplementeerd.
Gezien de sterke link met het Europees Semester vindt Nederland het passend dat ook
de (Ecofin)Raad bij dit proces een rol krijgt.
Daarnaast bestaat er onder lidstaten brede steun voor het hanteren van een verplichting
voor lidstaten om de middelen uit het BICC aan te vullen met een nationale bijdrage
(co-financiering), net zoals dit bij de structuurfondsen onder het MFK gebeurt. Ook
Nederland steunt deze vereiste, omdat nationale cofinanciering de betrokkenheid van
lidstaten vergroot.
Het doel is om tijdens de Eurotop van 21 juni overeenstemming te bereiken over de
kenmerken van het instrument. Deze Eurotop zal worden voorbereid door de Eurogroep
van 13 juni. De afspraken over het BICC zullen worden gemaakt in samenhang met de
overige werkstromen ter versterking van de EMU, alsmede in de context van het MFK.
De afspraken in juni vormen daarmee een belangrijke, maar niet de laatste stap in
de onderhandelingen over het BICC. Naar verwachting zullen de overeengekomen kenmerken
de basis vormen voor een Commissievoorstel voor een verordening, waarin de werking
van het BICC juridisch zal worden vastgelegd. Dit is gebruikelijk voor begrotingsinstrumenten
onder de EU-begroting. De Commissie is van plan haar voorstel voor een Reform Delivery Tool (RDT) van 31 mei 2018, onderdeel van het voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma6, hiervoor als uitgangspunt te nemen. Over dit voorstel is uw Kamer separaat geinformeerd7.
Over de conceptverordening waarmee de BICC wordt opgericht zullen lidstaten verder
onderhandelen in Raadsverband. Omdat het een Europese verordening betreft hebben ook
EU-lidstaten buiten de eurozone een stem bij de totstandkoming, ook in het geval dat
het instrument zich alleen op eurolanden zou richten. Overigens ziet Nederland graag
dat het instrument toegankelijk is voor alle EU-lidstaten, waarbij gewerkt kan worden
met een loket voor eurolanden en niet-eurolanden. Dit sluit aan bij het karakter van
een begrotingsinstrument dat uit het MFK gefinancierd wordt, terwijl door het hanteren
van loketten wordt voorzien in een eurozonecomponent. Het Europees Parlement zal,
gegeven de verwachte rechtsbasis van de conceptverordening (artikel 175 VWEU), recht
van medebeslissing hebben en derhalve ook een positie formuleren. Over de omvang van
het instrument zal vermoedelijk worden besloten in het kader van de MFK-onderhandelingen,
met de gebruikelijke rolverdeling tussen lidstaten en het Europees Parlement.
Ecofin-ontbijt
Tijdens het Ecofin-ontbijt kregen de Ministers een terugkoppeling uit de Eurogroep
en een update over de economische situatie in de EU. Daarbij werd ook gerefereerd
aan de Lenteraming van de Commissie van 7 mei jl. Ook zijn door het voorzitterschap
mogelijke landenstrategieën van de EIB op de agenda gezet. Tot op heden kent de EIB
geen landenstrategieën en volgens een grote meerderheid van de lidstaten is het nu
ook niet wenselijk om daarover een discussie te voeren. Verder is tijdens het ontbijt
al stilgestaan bij de accijnsgerelateerde onderwerpen die later in de Ecofinraad op
de agenda stonden (zie verslag hieronder). Tot slot heeft de Commissie nog een oproep
gedaan om op Europees gebied verdere stappen te zetten om BTW-fraude te voorkomen.
Ecofinraad
Zwarte lijst van niet coöperatieve jurisdicties (A-punt)
Tijdens deze Ecofinraad zijn er aanpassingen vastgesteld ten aanzien van de lijst
van niet coöperatieve jurisdicties op het gebied van belastingen (hierna zwarte lijst) en over de lijst van gecommitteerde jurisdicties op het gebied van belastingen (hierna
grijze lijst).8
Zo is besloten dat Aruba van de zwarte lijst kan worden afgehaald omdat Aruba aan
alle gestelde fiscale criteria voldoet. Verder zijn Barbados en Bermuda van de zwarte
lijst verplaatst naar de grijze lijst.9 Beide jurisdicties dienen uiterlijk eind 2019 te voldoen aan hun op hoog politiek
niveau gedane toezeggingen. Bermuda staat overigens (onveranderd) op de nationale
Nederlandse lijst van laagbelastende landen.
Accijnsgerelateerde onderwerpen
In de Ecofinraad lagen twee compromisvoorstellen voor, te weten de Alcoholaccijnsrichtlijn
en de Horizontale accijnsrichtlijn met de bijbehorende verordening administratieve
samenwerking.
In het compromisvoorstel van de Alcoholaccijnsrichtlijn wordt het meetmoment van het
aantal graden Plato dat wordt gebruikt om het accijnstarief te bepalen verduidelijkt.
Daarnaast wordt een certificeringssysteem geïntroduceerd voor kleine producenten van
verschillende alcoholische dranken. Het tweede compromisvoorstel ging om een aanpassing
van de Horizontale accijnsrichtlijn naar aanleiding van het Douanewetboek van de Unie
dat per 1 mei 2016 in werking is getreden, waardoor oude verwijzingen naar het vervallen
Communautair Douanewetboek worden aangepast. Daarnaast wordt in het compromisvoorstel
mogelijk gemaakt dat veraccijnsde goederen onder het Excise Movement and Control System (EMCS) gebracht worden, daar waar het nu nog alleen met papieren documenten mogelijk
is. De verordening administratieve samenwerking over de inhoud van het elektronische
register dient ook te worden aangepast, om mogelijk te maken dat vergunningen door
de uitbreiding van EMCS in het register kunnen worden opgenomen.
Ten aanzien van het compromisvoorstel over de Alcoholaccijnsrichtlijn is, net als
tijdens de Ecofinraad van 7 maart jl., geen akkoord bereikt. Een verschil van mening
bestond met name over de hoeveelheid alcohol die thuis accijnsvrij gestookt mag worden.
Het compromisvoorstel over de Horizontale accijnsrichtlijn werd gesteund door bijna
alle landen, waaronder Nederland, maar werd door één land geblokkeerd. Beide compromisvoorstellen
zullen opnieuw worden besproken in de Raadswerkgroepen.
Belastingheffing digitale economie
Tijdens de Ecofinraad is gesproken over mogelijkheden tot coördinatie van een EU-standpunt
ten aanzien van de discussies over de digitale economie in de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Het Roemeense voorzitterschap en de Commissie
gaven aan graag te zien dat EU-lidstaten gezamenlijk optrekken bij de discussies over
de digitale economie die in OESO-verband worden gevoerd. De OESO streeft naar consensus
hierover uiterlijk in 2020.
Veel lidstaten gaven aan belastingheffing van de digitale economie een relevant onderwerp
te vinden en zien de meerwaarde van besprekingen op Europees niveau. Ook Nederland
heeft aangegeven het nuttig te vinden om in EU-verband te horen van andere lidstaten
hoe zij tegen deze OESO-discussie aankijken. Waar lidstaten gedeelde standpunten hebben
kan het van toegevoegde waarde zijn samen op te trekken in internationaal verband.
Zo was er ook steun om discussies op Europees niveau voort te zetten. Tijdens deze
Ecofinraad is echter niet tot een EU-standpunt gekomen ten aanzien van belastingheffing
van de digitale economie. Sommige lidstaten hebben nog geen definitief standpunt ingenomen
en verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangeven het belangrijk te
vinden om zelfstandig deel te kunnen blijven nemen aan discussies in OESO-verband.
Terugkoppeling G20 en IMF
Op 12–13 april jl. vond in Washington D.C. de voorjaarsvergadering van het Internationaal
Monetair Fonds (IMF) plaats. Daarnaast vond 11–12 april jl. onder Japans voorzitterschap
in Washington de G20-vergadering voor Ministers van Financiën en centralebankpresidenten
plaats. In de Ecofinraad hebben de Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB) en het
Roemeens voorzitterschap een terugblik gegeven van deze vergaderingen.
De inzet van de EU in de G20-vergadering is vooraf vastgesteld middels een Terms of Reference. De vergadering onder het voorzitterschap van Japan ging met name over de stand van
zaken op de verschillende werkstromen: mondiale economische samenwerking, mondiale
onevenwichtigheden, demografische ontwikkelingen en vergrijzing, de kwaliteit van
infrastructuur, internationale belastingen, schuldhoudbaarheid en de internationale
financiële architectuur. De volgende vergadering van Ministers van Financiën en centralebankpresidenten
zal 8–9 juni plaatsvinden in Fukuoka.
De inzet van de EU in het International Monetary and Financial Committee (IMFC) van het IMF is eveneens vooraf vastgesteld middels het IMFC-statement van
de EU. De conclusies van het IMFC stonden in het teken van de economische situatie
en de belangrijkste beleidsuitdagingen voor de korte en middellange termijn. De IMFC-leden
hebben in hun openbaar communiqué het belang van multilateralisme en mondiale samenwerking
benadrukt. Het IMFC onderschrijft de noodzaak van het opbouwen van buffers en het
doorvoeren van structurele hervormingen om duurzame, inclusieve groei te bevorderen.
Coalitie Ministers van Financiën voor klimaatactie
Tijdens de Ecofinraad heeft Finland, als initiator, een korte terugkoppeling gegeven
van de eerste bijeenkomst van de coalitie van Ministers van Financiën voor klimaatactie,
die plaatsvond en marge van de voorjaarsvergadering van het IMF en de Wereldbank 12–13 april
2019.10 Ministers van Financiën kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de discussie
over het klimaat, omdat zij beschikken over verschillende instrumenten en internationale
coördinatie op dit onderwerp gewenst is.
Naast Nederland hebben 25 andere landen zich aangesloten bij de coalitie, die is gevormd
onder de hoede van de Wereldbank. Het gaat zowel om ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden.11 De coalitie heeft na de lancering 6 principes opgesteld.12 Deze principes zijn niet bindend. De coalitie dient een platform te bieden voor het
delen van informatie en ervaringen, en kan functioneren als een forum waarin wordt
gesproken over best-practices en standaarden op het gebied van klimaatactie. De komende periode zal verder gesproken
worden over de uitwerking van de principes en een meerjarig actieplan van de coalitie,
dat gepresenteerd zal worden op de COP25 (klimaatconferentie in december 2019 in Santiago).
Nederland hecht grote waarde aan het halen van de klimaatdoelen van het Parijsakkoord,
zoals beschreven in het regeerakkoord. Nederland neemt daarom deel aan deze coalitie
om meer internationale bewustwording te creëren van de doelen vanuit het Parijsakkoord
en bij te dragen aan het verhogen van de ambities.
Europees Semester: Diepteonderzoeken en implementatie van aanbevelingen
Op 27 februari 2019 publiceerde de Commissie de jaarlijkse landenrapporten13 met daarin de diepteonderzoeken in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure
(MEOP) en een overzicht van de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen van
vorig jaar.14 Op basis van de diepteonderzoeken heeft de Commissie besloten om drie lidstaten in
de MEOP-categorie «buitensporige onevenwichtigheden» te plaatsen (Cyprus, Griekenland
en Italië), en tien lidstaten in de categorie «onevenwichtigheden» (Bulgarije, Frankrijk,
Duitsland, Ierland, Kroatië, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje en Zweden).
Tijdens de Ecofinraad van 12 maart 2019 heeft de Commissie een presentatie gegeven
over de landenrapporten, en is gesproken over de implementatie van landenspecifieke
aanbevelingen.15 Op deze Ecofinraad zijn conclusies aangenomen over de diepteonderzoeken en de implementatie
van landenspecifieke aanbevelingen.16
Prioriteiten volgende institutionele cyclus
Deze Ecofinraad stonden wederom de prioriteiten voor volgende institutionele cyclus
van de EU geagendeerd, als vervolg op de discussie die heeft plaatsgevonden tijdens
de informele Ecofinraad op 5 en 6 april jl. Het voorzitterschap gaf een korte introductie
waarbij het belang van goede coördinatie tussen de Eurogroep en de Ecofinraad werd
benadrukt. Er volgde verder geen discussie.
Ecofin-lunch
Hervormingsondersteuningsprogramma
Tijdens de Ecofinraad is op basis van een stuk van het voorzitterschap17 kort stilgestaan bij het voorstel voor een Hervormingsondersteuningsprogramma (Reform Support Programme; RSP), dat de Commissie op 31 mei 2018 presenteerde. Dit voorstel bevat drie instrumenten:
(1) een financieel ondersteuningsinstrument of Reform Delivery Tool (RDT), (2) een instrument voor technische assistentie zijnde een voortzetting van
het huidige Structural Reform Support Programme (SRSP) en (3) een convergentiefaciliteit. De RDT en het instrument voor technische
assistentie staan in dit voorstel open voor alle lidstaten, terwijl de convergentiefaciliteit
is bedoeld voor niet-eurolanden die willen toetreden tot de eurozone.
Het Commissievoorstel is enkele keren besproken in Raadsverband maar daarna stil komen
te liggen, in afwachting van meer duidelijkheid over het beoogde begrotingsinstrument
voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) voor de eurozone. De Commissie stelt
zich op het standpunt dat haar voorstel voor het RSP, en meer in het bijzonder de
RDT, al dan niet in aangepaste vorm, een goede basis vormt voor het vormgeven van
het BICC. In de Ecofinraad heeft de Commissie aangegeven eerst de uitkomsten van de
discussie over de BICC af te willen wachten alvorens verdere stappen te nemen ten
aanzien van het RSP. De Commissie gaf daarbij aan dat mogelijk wel al los verder gesproken
kan worden over het instrument voor technische assistentie. Er vond verder geen discussie
plaats.
Arbeidsmobiliteit
Tijdens de Informele Ecofinraad van 5 en 6 april jl. is gesproken over arbeidsmobiliteit
en in het bijzonder de gevolgen van arbeidsmobiliteit voor de overheidsfinanciën.
Deze Ecofinraad is arbeidsmobiliteit door het voorzitterschap wederom op de agenda
gezet.
Verschillende lidstaten gaven aan dat arbeidsmobiliteit positieve elementen bevat.
Zo kan arbeidsmobiliteit bij het ontvangende land bijdragen aan economische groei
en het opvangen van schokken. Ook kan arbeidsmobiliteit de innovatieve slagkracht
en concurrentiepositie versterken van het ontvangende land. Enkele lidstaten met relatief
hoge arbeidsuitstroom gaven aan de genoemde voordelen wel te zien, maar zich ook zorgen
te maken over verlies van hoogopgeleide werknemers («brain drain») en de effecten daarvan op de potentiële groei op lange termijn voor deze lidstaten.
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.